Na globalisering ‘glokalisering’?
In Vò, een dorp van drieduizend zielen vlak bij Padua, viel de eerste coronadode van Italië. En het was ook de eerste plek van het land die zichzelf weer ‘schoon’ verklaarde. Wat er gebeurde in Vò tussen 21 februari en 23 maart? Lokaal initiatief.
Er werd meteen een sanitair cordon om het dorp gelegd. Iedereen werd getest. Hevig zieken werden naar ziekenhuizen verderop gebracht. Mensen met milde symptomen werden thuis geïsoleerd en telefonisch en digitaal gecheckt. Alle anderen in Vò moesten zich ook geregeld melden, en binnenblijven tot het virus was uitgeraasd.
Dit zal een van de lessen worden van de coronacrisis. Dat we in de toekomst behalve globalisering ook dit soort vormen van ‘lokalisering’ nodig hebben.
Angst voor ‘invasies’
Een van de problemen die het coronavirus aan het licht brengt, is dat publieke diensten in grote delen van Europa door jarenlange bezuinigingen en ‘marktwerking’ te veel zijn uitgekleed. Veel lokale ziekenhuizen en zorgposten zijn gesloten. Er zijn te weinig artsen en verplegend personeel. Hetzelfde geldt voor apparatuur en voorraden. Alles is zo vaardig en kundig getrimd dat het hele systeem bij de eerste de beste crisis overbelast raakt. Alle flexibiliteit is eruit.
Wat het nog erger maakt, is dat de zucht naar efficiëntie en besparingen in veel landen heeft geleid tot centralisering van de besluitvorming. Ook tijdens de vluchtelingencrisis van 20152016 was dat een struikelblok. Als je vluchtelingenfamilies in kleine groepjes op diverse plekken in het land onderbrengt, is het makkelijker lege huizen voor ze te vinden of een plekje voor hun kinderen op school. Maar in landen als Oostenrijk en Nederland werden deze plaatsingsbesluiten in de hoofdstad genomen, aan de hand van stringente, centrale richtlijnen. Dorpen en steden meldden dat ze opvang voor dertig mensen konden bieden. Maar Den Haag en Wenen weigerden dat. Ze hadden maar een paar ambtenaren om dat te regelen. Die waren alleen geïnteresseerd in grootschalige plaatsingen – zodat ze van honderden vluchtelingen tegelijk af waren. Geen wonder dat er in die twee landen enorme ophopingen kwamen in gymzalen, oude kazernes en tentenkampen, dat alles veel te lang duurde en dat omwonenden bang waren voor ‘invasies’.
Te veel bezuinigd
De coronacrisis en de vluchtelingencrisis laten zien dat de overheid onvoldoende in staat is om calamiteiten het hoofd te bieden. Te veel bezuinigd, te veel gecentraliseerd. Dat maakt burgers angstig. Ze vragen zich af: gaan we dit redden? In paniek smeken ze de regering om in te grijpen en strenge maatregelen te nemen. Dit perverse patroon zagen we de afgelopen weken overal in Europa – pervers, omdat de staat surft op de tekorten die hij zelf heeft gecreëerd.
Allerlei Europese landen sloten snel de grenzen of blokkeerden de uitvoer van medische apparatuur. Hongarije stelde de democratie buiten werking: premier Viktor Orban regeert nu per decreet (DS 25 maart). In Nederland werd zowaar iemand van de oppositie tot minister van Gezondheid benoemd. Ook België bleek ineens een regering te kunnen formeren. In Italië stopten politieke partijen met kibbelen, en staat vrijwel iedereen als één man achter premier Giuseppe Conte – dezelfde man die velen een paar weken geleden nog als een zwakkeling beschouwden.
Dit neemt extreme nationalisten de wind uit de zeilen. Grenzen toe en koppen dicht – dat was vroeger hún motto. Nu maken regeringen van ‘nationale eenheid’ er goede sier mee. Je vraagt je af of alle vrijheden die ons nu worden ontnomen, straks wel worden teruggegeven.
Maar de natiestaat die nu zo’n glorieuze rentree lijkt te maken, kan het niet alleen af. Deze pandemie is mondiaal. Er is geen nationale oplossing. Vandaar dat Europese ministers constant overleggen over een gemeenschappelijke aanpak, en dat wetenschappers wereldwijd proberen vaccins te maken. Italië was het eerste land dat vluchten uit China blokkeerde, maar werd wel het hardst getroffen door het coronavirus. Als grenzen dichtgaan, worden productieketens gebroken en vallen bedrijven nog erger stil dan nu.
Schakelbord
Anders dan sommigen hopen, kan een shutdown of deglobalisering daarom niet het antwoord zijn op de crisis. Wat we wel moeten doen, schreef Daniel Dettling van het Zukunftsinstitut in Berlijn vorige week in de Neue Zürcher Zeitung, is proberen een goede vorm van ‘glokalisering’ te vinden. Waarin je de globalisering houdt, in getemperde vorm, en tegelijkertijd meer ruimte biedt voor lokaal initiatief. Glokalisering, schrijft Dettling, betekent niet alleen dat je bedrijven en dienstverlening loskoppelt van geografische ruimte – waarbij je per Whatsapp naar de dokter gaat, of via Zoom vergadert. In crisistijd worden vitale overheidsdiensten zo minder kwetsbaar. Maar het betekent ook dat je gezondheidssystemen flexibeler moet maken en dat de overheid meer moet decentraliseren. Landen, en de EU, moeten meer investeren in lokale voorzieningen. In wifi, onderwijs én gezondheidszorg op het platteland, en niet alleen, zoals nu, in grote steden. Landen moeten ook rampscenario’s maken waarbij regio’s, desnoods aan twee kanten van een landsgrens, zelf kunnen handelen bij een crisis en niet hoeven te wachten tot het hele land eindelijk zover is. Zo kunnen infectiehaarden voortaan meteen, lokaal, worden aangepakt. Zoals in Vò.
Burgers moeten daarbij een rol van betekenis krijgen. Corona toont: hevige crises brengen mensen bij elkaar. Ze doen boodschappen voor elkaar, naaien mondkapjes, zamelen geld in voor een ziekenhuis.
Wat de staat moet doen, na deze crisis: beter delegeren, zowel naar het Europese als naar het lokale niveau. Als een schakelbord. Dat betekent dat hij zichzelf soms klein moet maken. Dat is niet eenvoudig. Maar als het lukt, hebben we daar op termijn meer aan dan aan het nationale spierballenvertoon dat we nu soms zien.
In paniek smeken burgers regeringen om strenge maatregelen te nemen – een pervers patroon, omdat staten surfen op de tekorten die ze zelf hebben gecreëerd
CAROLINE DE GRUYTER
standplaats Oslo. In 'Boeiende tijden' reflecteert zij over de actualiteit van de voorbije week. Illustratie R.L. Oppenheimer