Wie durft nu nog te pleiten voor een minimale staat?
Als we collectief in de problemen zitten, raken we er alleen collectief uit. Dat waren we even vergeten, maar nu is de overheid helemaal terug. Een performant zorgsysteem blijkt onontbeerlijk. In deze coronatijden zitten free marketeers even in het defensief. Maar blijft dat ook zo?
Het coronavirus maakt véél slachtoffers, maar er is ook een opmerkelijke winnaar. Nadat er veertig jaar lang op de staat werd ingebeukt, zit die sinds enkele we ken weer aan het stuur. Dat zie je niet alleen aan de bestrijding van de pandemie in de strikte zin. De overheid sluit cafés, scholen en grenzen. Ze legt op hoever we ons van ons kot mogen verwijderen en met wie precies. Je ziet het ook aan de snelheid waarmee andere dogma’s overboord gaan. In Duits land besliste het parlement bijna unaniem om, voor het eerst in ja ren, afscheid te nemen van de
schwarze Null. Een begrotings evenwicht is even geen doelstel ling meer. Er wordt honderden miljarden belastinggeld uitge trokken om de economie niet vol ledig te laten kapseizen. Bedrijven kunnen voorlopig niet meer fail liet gaan.
Ook elders worden er oude vor men en gedachten bij het huisvuil gezet. In GrootBrittannië besliste de conservatieve regering van Boris Johnson, partijgenoot van Margaret Thatcher, dat ze de lo nen van privéwerknemers voor 80 procent gaat overnemen, op voor waarde dat bedrijven nu niet tot ontslag overgaan. Johnson neemt ook de spoorwegen voor zes maanden over. In Spanje werden alle privéziekenhuizen in een mum van tijd genationaliseerd. In Italië is Alitalia, de nationale vliegtuigmaatschappij, weer in handen van de overheid. En in ons eigen land zitten er al meer dan een miljoen mensen, ongeveer een vierde van de totale arbeidsmarkt, in een systeem van tijdelijke werk loosheid.
Vorige week voorspelde de Bul gaarse denker Ivan Krastev al dat de coronacrisis de staat opnieuw naar het voorplan zou katapulte ren, ‘in a big way’. Frank Vanden broucke, professor en voormalig SP.Aminister, is iets voorzichti ger, maar hij ziet de trend ook. ‘Als onze economieën blootgesteld worden aan een schok, hebben ze nood aan stabilisatoren’, zegt Van denbroucke. ‘En aangezien we nu voor de tweede keer in twaalf jaar tijd een heel zware schok te ver werken krijgen, kunnen die stabi lisatoren, zoals een goede werk loosheidsuitkering of een univer sele gezondheidszorg, maar beter stevig zijn. Dat lukt alleen als ze door de overheid georganiseerd worden. Ik hoop dat dat besef nu echt doorbreekt.’
Het valt op dat zelfs overtuigde verdedigers van een vrije markt en een slanke staat nu niet mor ren. Tien dagen geleden hield Marc Coucke, de man die een paar jaar geleden geen belastingen be taalde op de verkoop van zijn be drijf en dat volstrekt normaal vond, in De afspraak een warm pleidooi voor stevige overheidsinterventies. En ook Johan Van Overtveldt zegt dat het niet het moment is om krenterig uit de hoek te komen. ‘Dat klinkt mis schien wat raar uit mijn mond, maar we moeten nu niet bezig zijn met oplopende tekorten’, zegt de voormalige NVAminister van Fi nanciën, enkele jaren geleden ook de auteur van het boek Red de
vrije markt. ‘Je ziet dat niet alleen de vraag, maar ook het aanbod afneemt. Deze situatie is vergelijk baar met de Grote Depressie, in de jaren 30. Toen wachtte de over heid te lang om de geldkraan open te draaien. Nu zie je dat we onze les hebben geleerd. Het gaat snel ler. En gelukkig maar: dit is echt een Keynesmoment. Enkel de overheid is nu bij machte om haar voet te zetten.’
Ongelooflijke luxe
Ook twaalf jaar geleden, toen de financiële crisis uitbrak, moest de staat tussenbeide komen. Door een nogal blind geloof in de wijs heid van de onzichtbare hand, en een daaruit voortvloeiend gebrek aan regelgeving, ging de banken sector overkop. De staat besliste tal van financiële instellingen voor de ondergang te behoeden. Het leidde nauwelijks tot structurele veranderingen. Toen de schulden van de overheden – ten gevolge van de bankenreddingen – de pan begonnen uit te rijzen, namen de markten hen in het vizier. Het leidde tot een soberheidsbeleid waarbij vooral de publieke dienstverlening klappen kreeg. De leidende axioma’s veranderden niet: overheden moesten slanker worden, grootverdieners bleven buiten schot, de rekening kwam bij de werkmens. En de vermogensbuffers van de banken bleven te klein.
Het is allesbehalve uitgesloten dat het verhaal ook deze keer zo afloopt. Als de acute gezondheidsrisico’s zijn geweken en de begrotingstekorten opgelopen, zullen er opnieuw austeriteitsdebatten losbarsten. Maar er zijn toch ook een paar belangrijke verschillen met de vorige grote crisis. Zo wordt nu volop duidelijk hoe belangrijk een performant zorgsysteem wel is. Het blijft voorlopig ook bibberen in België, maar het is wel indrukwekkend om te zien hoe men zich hier schrap zet. In een mum van tijd werden er in on ze ziekenhuizen honderden extra
intensive carebedden gecreëerd. Het verplegend personeel werkt zich de naad uit het lijf. Een stel capabele virologen zet de lijnen uit.
‘Mij zal je nooit horen zeggen dat er niet hervormd moet worden in onze gezondheidszorg’, zegt Frank Vandenbroucke. ‘Maar het is wel een ongelooflijke luxe dat we ons over een aantal zaken niet hoeven te bekommeren. Iedereen is, in tegenstelling tot in de VS, ge dekt door het systeem. Je weet ook dat je goed behandeld zal worden, door gemotiveerd personeel. Een enorme troef.’
De vergelijking met de berich ten uit Amerika, waar men de af gelopen decennia een heel andere richting insloeg, doet inderdaad pijn aan de ogen. Meer dan 25 mil joen Amerikanen zijn niet verze kerd. Daardoor stellen ze een me dische consultatie zo lang moge lijk uit, wat in deze coronatijden ieders gezondheid op het spel zet. Het aantal ziekenhuisbedden per hoofd van de bevolking is laag. In New York moeten er nu, bij wat wellicht het begin van de crisis is, al ademhalingstoestellen gedeeld worden door twee patiënten. De Amerikaanse aanpak heeft bovendien geen budgettaire voordelen. De Verenigde Staten geven, niet alleen absoluut maar ook relatief, een pak meer uit aan hun gezondheidssysteem dan wij.
Directe bedreiging
Dat is allemaal geen toeval. Toen Ronald Reagan en Margaret Thatcher veertig jaar geleden aan de macht kwamen, droomden ze van een minimale overheid. Daarbij kwam ook de zorgsector in het vizier. Van Reagan is bekend dat hij zei dat ‘de staat niet de oplossing maar wel het probleem is’. Minder bekend is dat hij, negentien jaar vóór hij president werd, al zei dat dat probleem vooral bestreden moest worden in het domein van de gezondheidszorg. In 1961 noemde Reagan de strijd voor een universele gezondheidszorg de ‘meest directe bedreiging’ voor het Amerikaanse volk. Volgens de Republikein was het de kortste weg naar ‘socialisme en etatisme’. In de plaats kregen ze een kaduuk privaat systeem.
Maar ook in Europa kreeg het marktdenken de afgelopen decennia meer voet aan de grond in de ziekteverzekering. Als er de afgelopen weken overal zo naarstig gezocht werd naar mondmaskers, handschoenen en ander beschermend materiaal, dan ook omdat de justintimefilosofie kwam overgewaaid uit het bedrijfsleven. Er werd onvoldoende zorg gedragen voor strategische reserves. De statistieken over het aantal ziekenhuisbedden gingen ook hier steil bergaf. In sommige landen leidde het soberheidsbeleid van de afgelopen jaren de laatste dagen tot pijnlijke taferelen. In Spanje bleken de private rusthuizen totaal onderbemand en onvoorbereid. Ze hebben er, per hoofd van de bevolking, minder dan een derde van de ziekenhuisbedden van Duitsland of Oostenrijk.
‘In Nederland heeft men de
‘Als je economie een zware schok krijgt, heb je stevige stabilisatoren nodig, zoals een universele gezondheidszorg. Dat lukt alleen als die door de overheid georganiseerd worden’
FRANK VANDENBROUCKE Professor en exSP.Aminister