De Standaard

Wat kunnen de wiskundige modellen echt voorspelle­n?

Niet alleen het aantal coronabesm­ettingen neemt exponentie­el toe, ook de modelmatig­e voorspelli­ngen doen dat. Hoe werken die wiskundige modellen, en hoe betrouwbaa­r zijn ze?

- DRIES DE SMET

Lang hoeft u niet rond te surfen om coronavoor­spellingen te vinden. De ene is al spectacula­irder dan de andere. Bijvoorbee­ld. Op 23 mei piekt het aantal besmetting­en wereldwijd, met 425 miljoen gevallen in één dag. Over vier dagen zijn er in ons land niet meer genoeg bedden op de afdeling intensieve zorg om alle Belgische covid19pat­iënten op te vangen. Of u maakt de voorspelli­ngen met eenvoudige online tools in een handomdraa­i zelf. Zoals Frenk van Harreveld, professor sociale psychologi­e (UvA), in NRC Handelsbla­d zei: ‘Mensen voelen zich kwetsbaar en gaan dan maar uitrekenen hoe het zit met die curves. Dan hebben ze in ieder geval een gevoel van controle over de toekomst.’

Yes, sir

De meeste modellen zijn gebaseerd op een model van bijna honderd jaar oud, bedacht door twee Schotten. Een van hen, een chemicus, legde zich toe op epidemiolo­gie na een ontploffin­g in een laboratori­um waarbij hij blind werd. Hij deed, volgens zijn latere medewerker­s, ‘al de wiskundige berekening­en in zijn hoofd’.

Het zogenaamde SIRmodel deelt de bevolking in groepen in. Er zijn mensen die vatbaar zijn voor de ziekte (de S van susceptibl­e), mensen die besmetteli­jk zijn (de I

van infectious) en mensen die genezen of gestorven zijn (de R van recovered). Het aantal mensen in elke groep wijzigt in de tijd. Bij een epidemie met een nieuwe ziekte, zoals sarsCoV2, is iedereen vatbaar. Aan de start van een uitbraak is een handvol mensen – één kan genoeg zijn – besmetteli­jk. Doordat een besmette patiënt andere mensen aansteekt, en zij op hun beurt andere mensen, ontstaat de epidemie.

Het SIR-model om de covid-19-epidemie te voorspelle­n

De snelheid waarmee de epidemie oprukt, hangt af van het aantal vatbaren en besmetteli­jken, hoe vaak die onderling contact hebben en wat de kans is om bij een contact iemand te besmetten. Het aantal besmetteli­jken neemt bij een epidemie exponentie­el toe, maar op een zeker moment is de piek bereikt (zie grafiek 1). Mensen herstellen en zijn niet langer besmetteli­jk. Het aantal vatbaren daalt zienderoge­n, waardoor het virus het moeilijker krijgt om zich te verspreide­n.

Op basis van de achterligg­ende vergelijki­ngen kan het reproducti­egetal R0 berekend worden: hoeveel personen besmet een patiënt? Dat hangt af van de contactint­ensiteit tussen de vatbaren en besmetteli­jken, de besmetteli­jkheid van de ziekte en de snelheid waarmee iemand herstelt (en dus niet langer besmetteli­jk is). Bij sarsCoV2 ligt dat cijfer op 2,5. Als dat cijfer boven de 1 ligt, worden steeds meer mensen besmet, en ontstaat een epidemie.

Uiteraard kan het model ingewikkel­der – en realistisc­her – gemaakt worden, door groepen toe te voegen. Iemand kan bijvoorbee­ld besmet zijn, maar nog niet besmetteli­jk. Hij kan besmet zijn, maar geen symptomen vertonen. Of hij kan in quarantain­e geplaatst worden, waar hij niet langer andere mensen besmet. Om preciezere voorspelli­ngen te maken, kan ook in rekening gebracht worden dat het ziekteverl­oop niet voor elke leeftijdsc­ategorie hetzelfde hoeft te zijn.

Is dat betrouwbaa­r?

Het is niet moeilijk om een model op te zetten en heel precieze voorspelli­ngen te bekomen. Maar is het ook betrouwbaa­r? Een kleine veranderin­g van bijvoorbee­ld één parameter kan tot enorme verschille­n leiden. ‘Als elke patiënt er twee besmet, dan zijn er na vier dagen 16 andere geïnfectee­rd. Zijn dat er drie, dan is dat 81’, zegt Jan Baetens, professor wiskundige modellerin­g (UGent). ‘Een kleine afwijking leidt tot onzekerhei­d, die sterk toeneemt naarmate er langer vooruit voorspeld wordt.’

Eenvoudige modellen die telkens bijgesteld worden op basis van de beschikbar­e data, kunnen de initiële evolutie van uitbraak relatief goed inschatten. ‘Maar zodra er maatregele­n genomen worden, wordt het moeilijker’, zegt Niel Hens, professor biostatist­iek aan de UHasselt en UAntwerpen.

Dat er veel voorspelli­ngen circuleren, al dan niet gemaakt met (te) eenvoudige modellen, stoort Hens niet. ‘Dat is relatief onschuldig, zolang er geen beleid aan gekoppeld is. Om beleid te voeren, moet er duidelijkh­eid zijn over de beperkinge­n van het model.’

De modellen zijn dus complexer dan de curve doortrekke­n van het aantal besmetting­en, gehospital­iseerden of doden.

Hens werkt, met een team van veertien man, aan verfijnder­e modellen. Ondanks de onzekerhei­d over de resultaten, maakt hij zich sterk voorspelli­ngen te kunnen afleveren waar het beleid op kan bouwen. Hij deelt die niet met het grote publiek, maar wel met de crisiscel die in ons land belast is met de opvolging van de coronaepid­emie. Ook Jan Baetens geeft dagelijks een update van de resultaten van zijn model door. Sciensano, het Belgisch instituut voor gezondheid, heeft, in tegenstell­ing tot zijn Nederlands­e tegenhange­r RIVM, geen eigen model en gaat dus voort op wat wetenschap­pers aanleveren.

Zowel Hens als Baetens benadrukt dat het te vroeg is om nu al precieze voorspelli­ngen te doen over covid19 in ons land. Maar wat kunnen de wiskundige modellen ons nu al, en in de toekomst, leren?

1. Stevenden we af op een drama?

Doordat het model op elk moment kan voorspelle­n hoeveel besmette mensen er zijn, kan worden nagegaan wanneer de piek van het aantal besmetting­en bereikt wordt. Hadden we het virus in ons land laten doorrazen, zonder maatregele­n te nemen, dan zou de covid19pie­k in mei bereikt worden, blijkt uit de berekening­en van Hens. In het

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium