EUROPEES GEKIBBEL IS NIET ZO ONLOGISCH
De EUlidstaten zijn er vorige week tot tweemaal toe niet in geslaagd om overeenstemming te bereiken over een financieel antwoord op de coronacrisis. Het is verleidelijk om schamper te doen over de onmacht van Europa. Zelfs bij deze enorme crisis blijven de lidstaten liever kibbelen dan over te gaan tot daden. Toch is de tweespalt begrijpelijk. De keuzes die nu gemaakt worden, kunnen bepalend zijn voor de toekomst van Europa. Dat ze, ondanks de urgentie, tot stevige discussies leiden, is niet meer dan logisch.
De Italiaanse premier Giuseppe Conte drong gisteren opnieuw aan op spoed. Hij wil dat er snel zogenaamde ‘coronaobligaties’ komen om de onvermijdelijk oplopende begrotingstekorten van de Europese lidstaten te financieren. Italië, dat in Europa het hardst getroffen is, vraagt solidariteit van de andere lidstaten, die de obligatieuitgiftes gezamenlijk zouden moeten organiseren. Door die gezamenlijkheid worden de risico’s gespreid en blijft de rente relatief laag. Die aanpak is gerechtvaardigd, vinden verscheidene lidstaten, omdat in dit geval het noodlot bepaald heeft wie zwaar getroffen is en wie niet. Iedereen zit in hetzelfde schuitje, en niemand kan met zekerheid zeggen niet in even grote problemen terecht te komen als Italië.
Toch is het niet zo eenvoudig. Over de technische details van zulke gemeenschappelijk obligaties is nog weinig bekend. Die zijn nochtans niet onbelangrijk. Schuldeisers willen er zeker van zijn dat ze hun geld terugzien, dus moet de uitgevende instelling liefst eigen fiscale bevoegdheden hebben. De Europese Unie heeft die nu niet. Ook de manier waarop het geleende geld aan de verschillende lidstaten toegewezen zou worden, dreigt een discussiepunt te worden.
Bovendien is er een alternatief. Het Europese noodfonds ESM beschikt over de mogelijkheid om meer dan 400 miljard euro in stelling te brengen voor landen die in de problemen komen. Noordelijke lidstaten prefereren deze weg. Maar die aanpak is evenmin vanzelfsprekend. Landen die een lening vragen bij het ESM, moeten aan voorwaarden voldoen, en krijgen onvermijdelijk het etiket van probleemland opgekleefd. In de desbetreffende landen leidt dat tot frustratie en mogelijk zelfs tot een aanzwellend antiEuropees sentiment.
Een Europees compromis dat beide kampen tevreden kan stellen, vergt financieeltechnische creativiteit en politieke overredingskracht. Het is nu aan de huidige Europese leiders om staatsmanschap te tonen. Mislukken is geen optie. Daarvoor is de huidige crisis te ernstig.
Het is nu aan de huidige Europese leiders om staatsmanschap te tonen