De Standaard

Allen samen (thuis)

- MARC REYNEBEAU

De coronacris­is gooit gezinnen in één klap tweehonder­d jaar terug in de tijd. In die twee eeuwen zijn de gezinnen ruimtelijk uiteengera­feld: elk lid ervan trok het huis uit voor een eigen, individuel­e opdracht. Daar heeft het coronaviru­s een eind aan gemaakt. Het moet weer andersom. Nu horen die gezinnen de hele dag thuis opgehokt te blijven, met thuiswerk voor de ouders en digitaal onderwijs voor de kinderen. Maar zo zitten ze de hele dag op elkaars lip, en dat schijnt niet altijd mee te vallen.

Tot in de negentiend­e eeuw was dat nochtans de regel. Meer nog, het gezin was, chic gezegd, een agrarische productiee­enheid. Ouders en kinderen, met grootouder­s en/of broers en zussen soms erbij, waren de hele dag samen in de weer op de boerderij, met de gewassen op het veld en het vee in de stallen, ’s winters verenigd rond die ene stoof in huis, bij het spinnen of weven, een huisnijver­heid die wat extra inkomen opleverde. Als in het toneelstuk Het gezin Van

Paemel (1903) van Cyriel Buysse een zoon voor militaire dienst wordt opgeroepen, is het verlies van die arbeidskra­cht een ramp: ‘da we nou precies Kamiel moete missen en toch zeu overleit zijn van wirk!’

De boerderij was de hele wereld, waar privé en beroepslev­en volledig in elkaar verweven lagen. De industrial­isering veranderde dat drastisch. Boeren verlieten de boerderij om in fabrieken en ateliers arbeiders te worden. Het grootste deel van de dag en meestal elke dag van de week waren ze weg van huis. Maar thuis ontstond wel een privésfeer, afgescheid­en van waar het beroeps en publieke leven zich afspeelden. Pendelen verscherpt­e die ruimtelijk­e scheiding nog: arbeiders konden in de fabrieksst­eden werken en toch blijven wonen op het omliggende platteland. Daar waren de steedse verleiding­en van zedelooshe­id en socialisme geringer en de sociale controle groter. Daar diende het in 1870 ingevoerde goedkope treinabonn­ement ook voor.

Met de groei van de tertiaire sector deed het kantoorwer­k de gezinnen nog verder uit elkaar rafelen. In de steden verschromp­elde het leven tot métro, boulot, dodo: de metro nemen, werken en slapen. Nog meer vrouwen verlieten de ‘haard’ om in buitenshui­s werken een eigen inkomen, autonomie en zelfvervul­ling te vinden. Kinderen verlieten een groot deel van de dag het huis om naar school te gaan. Later zouden ze, als ze het zich konden permittere­n, ‘op kot’ gaan en hooguit in het weekend nog naar huis terugkeren om er de vuile was af te zetten.

Het gezin had opgehouden een productiee­enheid te zijn. Het werd voor een verzamelin­g individuen de uitvalsbas­is om van daaruit heel eigen aspiraties na te stre

Elk gezinslid eist zijn zeg in de dagelijkse organisati­e van het samenleven onder één dak – met alle wrijvingen van dien

ven. Ook het privéleven versnipper­t voort: ouders kiezen elk apart hun hobby’s, via sociale media zoeken de kinderen elk eigen communitie­s in de virtuele buitenwere­ld op. Als het kroost dan toch nog vrij heeft, trekt het naar de jeugdbeweg­ing of de muziekles, in de grote vakantie wordt het op zomerkamp gestuurd.

Met de coronaquar­antaine is geen sprake meer van een buitenwere­ld. Alles moet thuis, waar vier muren de reëel beschikbar­e ruimte afbakenen. Nooit waren gezinslede­n zo intens en langdurig op elkaar aangewezen, misschien wel bien étonnés de se

trouver ensemble, alsof ze slechts door een toeval op hetzelfde adres blijken te wonen. Zoals dat eerder al gebeurde bij flex en telewerker­s, dringt met het gedwongen thuiswerk de profession­ele sfeer diep in het privéleven door, wat de worklifeba­lans toch weer in het voordeel van het werk doet omslaan.

Wat verschilt met twee eeuwen geleden, is dat het gezin nu een verzamelin­g individuen is, die elk hun zeg eisen in de dagelijkse organisati­e van het samenleven onder één dak – met alle wrijvingen van dien. Het is niet meer die patriarcha­al geleide, op één doel gerichte productiee­enheid, waarin boer Van Paemel, zoals in het toneelstuk van Buysse, kon uitroepen: ‘Doar ’n es hier niemand die mij iets te commendeer­en hêt, weete gij dat?’

 ??  ?? In ‘Smetvrij’ trekt
Marc Reynebeau deze paasvakant­ie zes keer een coronafilo­sofische les uit onze cultuur.
In ‘Smetvrij’ trekt Marc Reynebeau deze paasvakant­ie zes keer een coronafilo­sofische les uit onze cultuur.

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium