Riff riff hoera voor The Strokes
Voor ‘The new abnormal’ grijpen The Strokes terug naar hun beginjaren, zo te horen niet eens tegen hun zin. Maar ze zijn ook twintig jaar ouder en wijzer, wat de plaat niet schaadt.
Twee keer vlogen The Strokes uit de bocht. De eerste keer toen ze dachten dat ze de redders van de rock’nroll waren. Hun debuut Is this it, dat vier weken na 9/11 verscheen, wás ook de injectie vuil lawaai die de zieltogende rock in 2001 nodig had en een welkome herinnering dat New York naast smeulende torens ook de Velvet Underground en The Ramones was. Maar dat moet een band niet zelf geloven, daarvoor dienen publiek en critici.
The Strokes, vijf rijkeluiszoontjes die er stuk voor stuk als fotomodellen uitzagen, leerden hoe wispelturig minder knappe en rijke stervelingen kunnen zijn, toen die hun tweede plaat Room
on fire ontvingen met een verveeldheid die niet kon tippen aan die waarmee Julian Casablancas zingt, maar toch een aardige poging deed. Dat het gewoon meer van hetzelfde was, klopte nochtans niet. Op die plaat staat ons favoriete Strokesnummer: ‘Reptilia’. En ook voor ‘The end has no end’ en ‘12.51’ zouden mindere goden een nietessentieel ledemaat opofferen.
In hun paniek maakten The Strokes hun tweede fout: ze zochten een totaal ander geluid, terwijl bovenaan het takenpakket van een Stroke toch staat: ‘gij zult om niemands opinie een zak geven’.
First impressions of earth blijft tot vandaag de minste plaat van The Strokes. Als je The Strokes bent, draai je de galmknop niet open tot ‘zo breed als een canyon’. Daar zijn
The Killers voor.
Enter Rick Rubin
Maar goed, voor The new abnormal, hun eerste album sinds
Comedown machine uit 2013, zijn The Strokes in zee gegaan met producer Rick Rubin, de man die zowel Johnny Cash als de Red Hot Chili Peppers met zachte hand naar hun essentie terugbracht. Wij rekenden dus niet op de psychedelische – en vrij geslaagde – experimenten van Angles uit 2011, maar op een terugkeer naar Is this
it: overstuurde gitaren, overstuurde synthesizers en een geluid gecomprimeerd tot ‘zo breed als die steeg met die vuilnisbakken’. Daar zijn The Strokes namelijk voor.
Gitaren: check, vanaf de opener ‘The adults are talking’, waar Albert Hammond Jr en Nick Valensi om ter snelst doorheen jakkeren. Dat levert meteen de eerst memorabele riff van de plaat op. ‘Bad decisions’ is een doorslagje van ‘Dancing with myself ’, en Billy Idol krijgt dan ook een deel van de royalty’s, maar het klinkt ook wat goedkoper en gemakkelijker dan het origineel. Toch is dit het nummer waar een hele wei enthousiast op zal meespringen, gesteld dat The Strokes deze zomer nog naar een wei komen.
In ‘Brooklyn Bridge to chorus’ jengelen de gitaren om een mug van een synthesizer heen, en Casablancas, die in de eerste nummers uittest hoe hoog hij kan zingen – in ‘Selfless’ zit hij tegen de pijngrens – demonstreert in dit nummer ook zijn beheersing van de cool gemompelde terzijde.
Ouder en wijzer
In de intro van ‘At the door!’ klinken de synths alsof hun batterijen vervangen moeten worden, terwijl Casablancas introspectiever klinkt dan u hem ooit hebt gehoord. The Strokes zijn niet meer de strakke mannequins van toen; dat krijg je na twintig jaar feesten met fotomodellen, drugs, en die echte killer van de coole mens: kinderen. ‘Struck me like a chord, I’m an ugly boy, holding out the
night, lonely after light’, zingt hij allereenzaamst, ons er terloops aan herinnerend dat hij echt wel de kunst beheerst om songteksten te schrijven waar geen gram vet te veel aan zit.
Als Casablancas achteruitkeek, was het meestal om nostalgisch te doen over muziek uit de jaren 80, nu kruipt er soms iets persoonlijkers in zijn songs. In ‘Not the same anymore’ combineert hij verdorie allebei. Hij zingt de regel ‘I don’t
even understand’ krek zoals Cyndi Lauper in ‘She bop’, maar haar
Julian Casablancas beheerst de kunst om songteksten te schrijven waar geen gram vet te veel aan zit
song was een gejodelde ode aan masturbatie, de zijne met diepe stem gecroond verdriet over gemiste kansen. Het pakt zonder kleverig te worden.
Dat lukt niet altijd: ‘Eternal summer’ begint als malle, wufte disco, tot Casablancas de falset inruilt tot een rauwe schreeuw.
Maar zijn ‘I need a friendly face’ klinkt als zelfbeklag. En er is een verschil tussen ennui, het handelsmerk van The Strokes en lusteloosheid: de luisteraar moet wel geloven dat de verveling elk moment als een vuile zweer kan openbarsten tot iets energiekers, zelfs gevaarlijkers. Overigens hopen we dat de baseballploeg uit ‘Ode to the Mets’ lichtvoetiger is dan de slepende slotsong van de plaat.
Maar anders geen klachten, edelachtbare. Want hey: dit is wél een plaat van The Strokes. Schaven tot ze vijf sterren krijgen, zullen ze nooit doen. Bijna achteloos vier sterren uit hun neus pulken, daarentegen ...
‘The new abnormal’ van The Strokes is nu uit. ¨¨¨¨è