DE VADER DIE ZE HAD WILLEN WURGEN
Natascha Wodin schreef een huiveringwekkend autobiografisch tweeluik. In deel twee, Ergens in dit duister, focust ze op haar vader, de man die haar ontglipt is.
De Duitse schrijfster van OekraïensRussische afkomst Natascha Wodin vertelde in haar vorige boek, Ze kwam uit Marioepol (2019), heel indringend over haar moeder. In Ergens in dit duister is haar vader aan de beurt. Op die manier heeft ze een huiveringwekkend autobiografisch tweeluik geschreven, poëtisch en rauw tegelijk, maar vooral moedig.
Op heldere, bijna onderkoelde toon neemt Wodin de lezer mee naar de plek waar ze als kind leefde, ‘in het Frankische middelgebergte’ in Beieren, bij Neurenberg, op de oever van de Regnitz. In die rivier is haar moeder in 1956 uit het leven gestapt. Natascha was toen tien. Haar moeder kennen we als een ziekelijke figuur, een vrouw van aristocratische afkomst die door de geschiedenis als afval is achtergelaten. De schim van de drenkeling achtervolgt de dochter. Natascha wordt niet gespaard, door haar ouders, noch door het lot. Schrijvend baant ze zich een weg, weet ze zich op te werken uit de goorste ellende. In Ergens in dit duister zet ze haar vader neer, een zanger in een Russisch kozakkenkoor die zijn stem verliest.
Gaandeweg komt ze erachter dat hij meer dan één leven heeft geleid. Onderweg naar zijn begrafenis stelt ze zich duizendeneen vragen, waarvan er ternauwernood enkele beantwoord worden. Het ‘duister’ in de titel slaat op de vaagheid van haar afkomst. Het boek begint als een zoektocht naar helderheid, maar evolueert langzaam naar een schrijnende bekentenis, vol woede, pijn én liefde. Bij het lijk van haar vader vraagt Natascha zich af waarom ze hem eigenlijk niet zelf al veel eerder met een kussen heeft gewurgd. ‘Een dergelijke daad van verlossing had alleen volbracht kunnen worden uit liefde, gesterkt door een erbarmen dat ik niet voor mijn vader kon opbrengen.’ Het hele boek kan worden samengevat in deze zin. De rest is hiervan de verantwoording, en aan het eind kan de lezer alleen maar instemmend knikken.
Untermenschen
Natascha’s ouders kwamen tijdens de Tweede Wereldoorlog naar Beieren als dwangarbeiders uit het oosten. De ellende van de oorlog, de frustratie van de vlucht en de haat voor Stalin droegen ze met zich mee. Hoe ze naar Duitsland zijn gekomen – vrijwillig of gedwongen, wellicht gedwongen – blijft een raadsel, maar het is vooral het gevoel van minderwaardigheid dat hen en ook hun kinderen beklemt, Natascha en haar vier jaar jongere zusje. Na de Duitse nederlaag blijven ze wonen in ‘de huizen’, een arme buitenwijk waar alleen OostEuropeanen wonen, die ondanks alles beschouwd worden als de belichaming van al wat verdorven is: communistisch, vijandig, minderwaardig, armlastig, smerig, kortom: untermenschen. Natascha wordt na de dood van haar moeder naar een vreselijke kostschool gestuurd, waar ze als orthodox kind een buitenstaander is en als slet wordt behandeld door de katholieke nonnen.
De bijnaam ‘Russische slet’ blijft haar achtervolgen. Het enige lichtpunt is een kort verblijf bij een Belgisch pleeggezin, waaraan ze bijna idyllische herinneringen heeft.
Later komt ze onder de hoede van haar drinkende, gewelddadige vader. Een groot deel van het boek gaat over de pogingen om daaraan te ontsnappen. Ze brengt haar dagen en nachten steeds vaker op straat door, komt in contact met andere foute straatkinderen, wordt bedrogen, misleid, vervolgd en zelfs verkracht, met verschrikkelijke gevolgen.
Muur
Als volwassen vrouw wil ze de afkomst van haar ouders kennen. Ze trekt naar Moskou en komt te weten dat haar vader ook daar een gezin had: hij was er getrouwd met een Jodin, met wie hij twee kinderen had, maar van hen ontbreekt elk spoor.
De schrijfster botst op muren. Net zoals haar vader, die nooit over zijn verleden sprak, zijn haar andere voorouders hardnekkig gesloten. Haar behoefte om te weten wie haar ouders echt waren blijft één grote blinde vlek. De duisternis is compleet.
Natascha Wodins relaas is een pijnlijk herkenbaar vluchtelingenverhaal, zoals er duizend zijn, maar tegelijkertijd zo schrijnend particulier dat het echt ontroert. Nergens vervalt ze in pathetiek, hoewel haar bestaan gedrenkt is in ellende. Het schrijven heeft haar duidelijk gered van de beklemming en de smart. Als lezer blijf je onthutst achter. Wie de ontworteling van vluchtelingen wil begrijpen, leze dit boek.
Natascha Wodins relaas is een pijnlijk herkenbaar vluchtelingenverhaal, zoals er duizend zijn