UIT ELKAAR
Na het sublieme Doodgewoon slaan dichter Bette Westera en illustrator Sylvia Weve opnieuw de handen in elkaar om een gevoelig thema aan te pakken: echtscheiding en onconventionele families. Een heel gamma aan aspecten en gevoelens komt aan bod. De gedichten zijn soms grappig, soms troostend, vaak rauw. Met eenvoudige woorden worden complexe gevoelens en diepe wonden opgeroepen, zoals in het gedicht waarin een jongen zijn vader met zijn juf heeft zien zoenen: ‘Mijn vader weet ervan, hij zag me staan. / Hij zei dat ik het beter niet kon zeggen. / Dat hij het zelf aan mama uit zou leggen. / Dat heeft hij volgens mij nog niet gedaan.’ Met Doodgewoon heeft het duo Westera en Weve de lat hoog gelegd. In vergelijking is Uit elkaar wat meer voorspelbaar, al kan je in het openingsgedicht vermoeden dat de opeenstapeling van clichés en flauwe rijmen – ‘Zou ik het durven? Zal ik het doen? Ik ga naar je toe / en ik geef je een zoen!’ – net bedoeld zijn om de illusie van een zeemzoete liefde in de verf te zetten. De manier waarop de tekst en de beelden op elkaar inspelen blijft wel bijzonder. De illustratiestijlen zijn even gevarieerd als de gevoelens waarop gefocust wordt. Bij een adoptieverhaal over pinguïns spat de uitgelatenheid van de vaders van het blad. Over het gedicht van het kind dat zich schuldig voelt en schichtig uit zijn ogen kijkt, staat dan weer een groot kruis en een duidelijke boodschap: ONZIN.
Typisch voor de Woutertje Pieterse Prijs is dat de jury veel belang hecht aan de totaalervaring van het boek, inclusief illustraties en vormgeving. Weinig boeken kunnen zich op dat vlak meten met Uit elkaar, want daar passen alle elementen net perfect bij elkaar.