AMERICANA VOLGENS STEPHEN SHORE EN JOEL STERNFELD
Twee iconen van de fotografie legden in de jaren 70 en 80 Amerika vast. Zelfde land, heel verschillende beelden. Joel Sternfeld en Stephen Shore in de voetsporen van Walker Evans’
American photographs.
Toen Joel Sternfeld in 1978 een Guggenheim Fellowship ontving, ging er een nieuwe wereld voor hem open. Voordien portretteerde hij de straten van New York, maar plots kon hij rondreizen. Hij trok eropuit met een 8x10 camera en een Volkswagen camper en acht jaar lang schoot hij beelden voor wat uiteindelijk
American prospects zou worden. Dat legendarische boek publiceerde hij voor het eerst in 1987, maar bij Steidl verscheen er onlangs een nieuwe uitgave met zestien niet eerder getoonde foto’s.
Walker Evans, de iconische fotograaf van de Great Depression, was een grote inspiratiebron voor Sternfeld. ‘Mijn waarheid begon met Walker Evans’, zei hij in The New York Times. ‘Het leek alsof Evans een Amerika toonde waarin de fysieke wereld aan het instorten was, maar de menselijke geest intact bleef. Toen ik in de late jaren 70 naar Amerika keek, leek het omgekeerde te gebeuren. Een gloednieuwe fysieke wereld verrees, met snelwegen, fastfoodketens, motels en industrieparken – maar de menselijke geest kreeg het zwaar te verduren.’
Wet ’n Wild
Sternfeld fotografeert fabrieken, spoorwegen, maar ook de aardappeloogst en opvallend veel nette straten in suburbia waar de grasperkjes perfect gemillimeterd zijn. Maar vaak hangen er dreigende wolken of een bevreemdende sfeer. Gepensioneerden op fietstocht met driewielers, een openluchtzwembad dat Wet ’n Wild heet – allebei in Florida, where else? Iemand slaapt in de openstaande koffer van zijn wagen, blote voeten komen van onder een vaalblauw dekentje uit terwijl de avondzon een bakstenen muur warm doet oplichten.
Verder nog: een verwoeste wijk na een tornado in Nebraska. Overal puin, van één huis bleef enkel de koelkast overeind, volgestouwd met voedsel. Of mensen die met hun hele hebben en houden onderweg zijn in een Ford op de interstate 79 in West Virginia. Ze poseren bij hun wagen op een parking. Het heeft iets treurigs: behalve een tafeltje en een zetel zien we ook een doos cornflakes vastgebonden op de laadruimte van de truck.
Over de brandweerman die een pompoen gaat kopen terwijl op de achtergrond een huis in lichterlaaie staat – misschien wel Sternfelds bekendste beeld – zei de fotograaf: ‘Het belichaamde exact wat ik wilde zeggen. Daar heb je het: Nero die viool speelt terwijl Rome brandt.’
De foto’s in American prospects. Revised edition zijn prachtig, maar tegelijk triest. Ze suggereren vaak drama’s die op til zijn, of net achter de rug. Zo wordt het boek een reeks elliptische verhalen die samen een beeld van Amerika geven.
Spreektaal
Een decennium eerder was Stephen Shore op een gelijkaardige missie: net als Joel Sternfeld verliet hij zijn thuisstad New York om de rest van de VS te verkennen en vast te leggen. ‘Ik voelde me een buitenlander in eigen land’, zei hij daarover in het kunsttijdschrift Oogst. ‘Begin jaren zeventig begonnen de eerste
commercial strips op te komen, wegen met massa’s winkels en fastfoodrestaurants. De autocultuur was me volledig vreemd, als New Yorker héb je geen auto.’
Dus fotografeerde hij parkings, tankstations, kruispunten, Amerikaanse wegen en auto’s. Ook huizen en tuinen, de kunst die aan de muren hangt, tv’s, het meubilair in zijn motelkamer, maar evengoed zijn ontbijt. ‘Ik wilde een directe ervaring van de wereld, informele beelden die vrij waren van visuele conventies, dus begon ik erop te letten hoe ik naar dingen keek. Zelfs wanneer ik geen camera bij me had, nam ik mentale screenshots van wat ik zag – of ik nu in een lift stond, in gesprek was met iemand, of iets aan het eten was. Ik wilde de ervaring van het kijken vastleggen: als ik een camera in mijn hoofd had, wat zou ik door de zoeker zien?’
Zo wilde hij met zijn foto’s een beeldend equivalent maken van de manier waarop mensen praten. Spreektaal, in tegenstelling tot formele geschreven taal. Anders dan de fotografie van Sternfeld zijn Shores beelden dus opvallend onspectaculair. Hij toont het gewone dagelijkse leven. ‘Ik ben altijd geïnteresseerd geweest in alledaagse ervaring’, zei hij in The Guardian.
‘Ik wilde zien hoe het is als je je aandacht richt op de gewone momenten je leven, eerder dan de dramatische.’
Identiteit
Het resultaat verscheen in twee invloedrijke fotoboeken, American surfaces en Uncommon places. Die foto’s maakte Shore, net als Sternfeld, met een grote 8x10 camera op statief. Maar op zijn trips had hij ook een 35 mm Leica bij zich, die hem toeliet om vrijer en instinctiever te fotograferen. Van de kleurenfoto’s die hij daarmee schoot, drukte hij er bijna geen enkele af op het moment zelf, maar daar is nu verandering in gekomen: in het boek Transparencies. Small camera
works 19711979 zijn de nooit eerder getoonde foto’s te zien die hij met zijn kleine camera maakte. De stijl is minder formeel, de toon intiemer en spontaner.
Joel Sternfeld en Stephen Shore geven een verschillend beeld van Amerika. In Transparencies kijken we een boek lang door Shores ogen naar de VS, bewust onspectaculair, terwijl de beelden in American pros
pects bijna historische tableaus lijken. Bij Shore het kleine, bij Sternfeld het dramatische. Maar allebei weten ze de cultuur en identiteit te vatten op een manier die op het netvlies blijft plakken.