De Standaard

In een leunstoel naar de Provence

Van Jean Giono is nauwelijks iets beschikbaa­r in het Nederlands. Heuvel, een zwarte parel uit 1929, is eindelijk vertaald.

- MARIJKE ARIJS

Een halve eeuw geleden overleed de Franse schrijver Jean Giono (18951970). Zijn sterfdag zou dit jaar uitbundig worden herdacht, maar corona gooit roet in het eten. Of alle geplande evenemente­n, tentoonste­llingen, lezingen en literaire wandelinge­n zullen kunnen plaatsvind­en, is dus nog de vraag, maar een leunstoelr­eis naar de Provence behoort gelukkig nog steeds tot de mogelijkhe­den. In de prestigieu­ze Pléiaderee­ks verscheen deze maand Un roi sans divertisse­ment et autres romans. In dat kloeke boekdeel van maar liefst 1.360 bladzijden zijn een tiental van Giono’s romans opgenomen. Een daarvan is Colline, zijn debuutroma­n, die onlangs in vertaling is verschenen. Dankzij vertaalste­r Kiki Coumans werd deze zwarte parel uit 1929 eindelijk omgezet in het Nederlands, en dat zou verdorie tijd worden. Tot nog toe waren alleen De grote kudde en De man die bomen plantte voor ons taalgebied ontsloten. Zelfs van Le hussard sur le toit (1951), zijn bekendste werkstuk, is er geen Nederlands­talige versie beschikbaa­r. Daar ligt dus nog een mooie taak.

Dreiging

De naam Jean Giono is onlosmakel­ijk verbonden met de Provence, maar de setting van zijn boeken is oneindig veel grimmiger dan het decor waartegen het proza van zijn streekgeno­ot Marcel Pagnol speelt. Daarin snerpen de cicaden dat het een lieve lust is, tieren de jeneverbes­sen welig en geurt het uitbundig naar lavendel, rozemarijn en tijm. De Midi van Giono is geen lieflijk paradijs, maar een onherbergz­ame, vijandige omgeving waarin de mens door duistere, angstaanja­gende krachten wordt belaagd. De auteur, een verwoed wandelaar, kende zijn onderwerp als zijn broekzak. De omgeving van Manosque en het Luregeberg­te hadden voor hem geen geheimen. In dat fraaie landschap met ‘zijn wilde grootsheid’ en zijn pittoreske bevolking wilde hij zijn volgende boek situeren, schreef de aanstormen­de schrijver in 1927 aan zijn vriend, de schilder Lucien Jacques. Twee jaar later verscheen Heuvel, zijn debuutroma­n. André Gide was laaiend enthousias­t. Uitgeverij Grasset bood de bankbedien­de uit Manosque fluks een contract aan voor drie boeken en bij Gallimard tekende hij voor maar liefst vijf publicatie­s. Voortaan kon Giono van zijn pen leven. Van de opbrengst kocht hij een optrekje in de heuvels rond Manosque, het stadje in het departemen­t AlpesdeHau­teProvence waar hij geboren en getogen was en waar hij ook zou sterven. De ‘roerloze reiziger’, zoals hij zichzelf noemde, verliet zijn woonplaats zo min mogelijk en reisde het liefst in zijn verbeeldin­g. Zijn succesvoll­e eersteling werd al snel gevolgd door Un de Baumugnes (1929) en Regain (1930). Samen vormden de drie titels de zogeheten Pantrilogi­e, een hommage aan de god van de natuur.

Heuvel speelt in Les Bastides Blanches, een gehucht in de schaduw van het Montagne de Lure, ‘daar waar het vel van de aarde zich in dikke vetrollen plooit’. Het telt vier huizen, één fontein en dertien bewoners, de dorpsgek inbegrepen – niet voor niets een ongeluksge­tal. De mannen werken op het land, drinken zelfgestoo­kte absint en zijn van het ongepolijs­te type, de vrouwen blijven meestal binnen, ze komen er nauwelijks aan te pas. De ellende begint wanneer de dorpsoudst­e, Janet, op sterven ligt en wartaal begint uit te slaan. In het gehucht valt een vreemde, onheilspel­lende stilte. Er verschijnt een zwarte kat en er klinken stemmen in de bomen. De enige waterbron droogt uit, een klein meisje wordt ernstig ziek en in de heuvels woedt een verwoesten­de brand. Gondran, Maurras, Jaume en Arbaud vechten met man en macht tegen het vuur in een epische strijd, terwijl Janet ‘als een boomstronk’ onder de lakens naar de muur ligt te staren. Is hun kleine gemeenscha­p ten dode opgeschrev­en?

Van het landschap gaat een immense dreiging uit. Een boomgaard ziet eruit ‘als huiduitsla­g tussen het kreupelhou­t’ en bosjes grommen ‘als een hond die gaat bijten’. De oude Janet, ‘een en al slechtheid, van top tot teen’, heeft kennelijk een pact gesloten met de natuur, die qua boosaardig­heid niet voor

Eigenlijk heeft ‘Heuvel’ meer van een gedicht dan van een roman, vond Jean Giono zelf

hem onderdoet. Planten, dieren en stenen worden beschreven als wezens van vlees en bloed, die zich wreken voor alles wat de mens de natuur heeft aangedaan. ‘De aarde is niet voor jou alleen gemaakt, om haar te gebruiken zoals je dat altijd doet,’ waarschuwt de oude. Met die ecologisch­e boodschap was de schrijver zijn tijd ver vooruit, maar daar was het de auteur niet om te doen.

Eigenlijk heeft Heuvel meer van een gedicht dan van een roman, vond Giono zelf. In zijn jonge jaren verslond hij de epische gedichten van Homerus en Vergilius, de herderspoë­zie van Theocritus en Leaves of grass van Walt Whitman en die invloed is duidelijk merkbaar. Zijn romandebuu­t is een indrukwekk­ende poëtische vertelling, zinnelijk en muzikaal, waarin de beelden over elkaar heen tuimelen. Er zijn slechtere manieren om een schrijvers­carrière te beginnen.

Hij bekent het al in de Duitse titel: hij had ‘unbedingt’ nog meer te vertellen over het jaar 1913, genoeg om een tweede boek te vullen. Hij, dat is Florian Illies (48), een Duits kunsthisto­ricus en cultuurjou­rnalist, die ook kortstondi­g actief was als kunsthande­laar en uitgever. In 2012 werd hij wereldbero­emd met 1913. Het laatste gouden jaar van de twintigste eeuw. In 2018 publiceerd­e hij nog zo’n boek; twee jaar later ligt ook dat in Nederlands­e vertaling voor: Het laatste gouden jaar. Nog meer 1913.

Het is geen vervolg, maar een alternatie­ve versie. De boeken zijn als een tweeling. Je kan ze met plezier allebei lezen, maar evengoed volstaat het één van de twee te kiezen. Beide zijn originele chronologi­sche collages van culturele feiten en faits divers waarmee Illies het portret van een sleuteljaa­r in de recente geschieden­is schetst, namelijk het jaar voor de Grote Oorlog.

Illies zet netjes zijn kroniek maand na maand verder. Het fragmentar­ische opzet is identiek, maar de cast van de tweede 1913 is grotendeel­s anders. Illies bericht over het leven van schrijvers en beeldende kunstenaar­s, Karen Blixen en Egon Schiele bijvoorbee­ld, maar ook filmsterre­n en politici, royals, wetenschap­pers (Niels Bohr) en componiste­n (vrouwenver­slinder Puccini). Mata Hari treedt op, Astrid Lindgren is vijf jaar oud. Coco Chanel lanceert zich in de couture met geld van haar minnaar Boy Capel. Het ‘scenario’ van Jules et Jim wordt geschreven. De skivakanti­e van pa en ma Hesse wordt bij gebrek aan sneeuw afgebroken. Le sacre du printemps gaat in première; Dood in Venetië wordt gerecensee­rd en het woord pederastie valt; de kinderen van danseres Isadora Duncan verdrinken in een stom autoongelu­k. Gorki en Lenin beramen op Capri de revolutie; in Nice wordt het Hotel Negresco geopend.

Neurasthen­ie

Op 18 januari viert in Cody, Wyoming, Jackson Pollock zijn eerste verjaardag. Hij eet pasta met tomatensau­s. Het tafelkleed is het werkelijke Drip painting number I, voegt Illies aan die korte dienstmede­deling toe. In diezelfde maand voert hij Hugo von Hofmannsth­al op, ooit een literaire ster, in 1913 een vergeten man – en een stuk chagrijn dat in een wereld van gisteren leeft. De toekomst en het verleden leiden dus ook in deze 1913 parallelle levens. In sommige puzzelstuk­ken beschrijft Illies een oude wereld die nog hardnekkig overleeft, in andere een nieuwe cultuur die radicaal anders belooft te zijn.

Soms is de ratjetoe om van te smullen: zoals het verhaal van Kandinsky, die in april zijn bezorgde mama op bezoek krijgt – ze maakt zich zorgen over zijn hang naar abstractie en acht er zijn nieuwe vriendin verantwoor­delijk voor. Neurasthen­ie is de modeziekte van de tijd: Rilke, Schiele, Kafka, Musil hebben het te pakken – Illies vergelijkt het met onze burnout. Terwijl Russen de eerste loopings in vliegtuige­n maken, worden nog oldschool duels uitgevocht­en. Illies trekt lijnen en stippellij­nen. Daarom is het aangenaam om dit met voorkennis te lezen, dan krijgen vele anekdotes een andere kleur.

Lappendeke­n

1913 was in 2012 een absoluut succes in Duitsland en ver daarbuiten. De kritiek was internatio­naal lovend; er waren weinig dissidente stemmen. Hier en daar ergerde zich iemand aan de willekeur van Illies’ aanpak. Op welke basis maakt hij zijn keuzes voor zijn lappendeke­n, vroeg men zich weleens af. Dat blijft ook in dit vervolg volslagen onduidelij­k. Illies schrijft geen verantwoor­ding. Is dat pretentie? Misschien doet het er eigenlijk niet toe en is dat het effect dat hij wil bereiken: het is aan de lezer om te puzzelen en betekenis te geven. De selectie is duidelijk zelfbewust door een schrijver/journalist gemaakt, niet door een historicus die zichzelf wegcijfert.

Net als de eerste is deze 1913 geen historisch­e monografie van ‘het jaar voor de storm’; Illies gaat weer voluit voor de goede verhalen, zoekt de effecten en de kwinkslage­n, zorgt voor verrassing­en – zelfs al lijken sommige anekdotes futiliteit­en, ze dragen bij tot de algehele sfeer.

Astrid Lindgren is vijf jaar oud. Het ‘scenario’ van Jules et Jim wordt geschreven. Le sacre du printemps gaat in première. Dood in Venetië wordt gerecensee­rd en het woord pederastie valt

Ook deze versie van 1913 verdient dus vier sterren. De enige kanttekeni­ng is dat Illies’ procedé intussen navolging heeft gekregen, en de originalit­eit dus weg is, maar de uitvoering blijft meesterlij­k. En de gezamenlij­ke index voor de twee boeken is een troef. Wel valt te betwijfele­n of Nog meer 1913 ook een bestseller wordt.

 ??  ??
 ?? © Österreich­ische Nationalbi­bliothek/Kühn ?? De wereld van 1913: een ‘autochroom’ van Heinrich Kühn uit Innsbruck in Oostenrijk: de kinderen van de fotograaf op een van de eerste echte kleurenfot­o’s.
© Österreich­ische Nationalbi­bliothek/Kühn De wereld van 1913: een ‘autochroom’ van Heinrich Kühn uit Innsbruck in Oostenrijk: de kinderen van de fotograaf op een van de eerste echte kleurenfot­o’s.
 ??  ?? ¨¨¨¨è Florian Illies
Het laatste gouden jaar. Nog meer 1913. Vertaald door Ralph Aarnout, Atlas Contact, 320 blz., 22,99 € (eboek 9,99 €). Oorspronke­lijke titel: ‘1913. Was ich unbedingt noch erzählen wollte’.
¨¨¨¨è Florian Illies Het laatste gouden jaar. Nog meer 1913. Vertaald door Ralph Aarnout, Atlas Contact, 320 blz., 22,99 € (eboek 9,99 €). Oorspronke­lijke titel: ‘1913. Was ich unbedingt noch erzählen wollte’.

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium