Er is weer file in Wuhan, voor wie gezond is
Na 76 dagen schijndood vangen de inwoners van China’s meest getroffen stad een klein glimpje op van de buitenwereld. Welke lessen kunnen we leren uit Wuhan?
BRUSSEL I ‘Buitenlandse media maken van de heropening een publiciteitsstunt’, zegt David Wilmots, een Belgische horecauitbater uit Wuhan die zijn huis eind januari verliet. ‘Maar hele wijken met honderdduizenden mensen mogen nog niet buiten omdat iemand in hun buurt positief testte en de code op hun telefoon dat aangeeft. Ziekenhuizen zijn druk in de weer, scholen waarschijnlijk tot september gesloten. China zelf blijft voorzichtig.’
Het is tekenend voor ons verlangen naar goed nieuws dat foto’s uit het ‘heropende’ Wuhan deze week overal opdoken. Maar eigenlijk geldt in Wuhan, een metropool met 11 miljoen mensen, een communistische variant op de Belgische lockdown (DS 6 april). Nietessentiële reizen zijn nog steeds afgeraden: reizigers in het station en de luchthaven van Wuhan waren vaak bezoekers uit andere delen van China die er gestrand waren.
Op 23 januari ging de stad niet in wat wij nu kennen als lockdown, maar in een bruuske coma. ‘Het vroeg lef, maar Peking zei tegen vijf miljoen mensen dat ze niet naar hun familie konden reizen voor Chinees Nieuwjaar’, zegt Wilmots. Niemand had toestemming om nog met de auto te rijden, er was geen openbaar vervoer, en iedereen zat plots gevangen tussen vier muren – zonder veel economische compensatie.
Daarop begon de ziekte aan haar opmars. Minstens 81.000 Chinezen raakten besmet. Wie in Wuhan gehospitaliseerd werd, bleef gemiddeld twaalf dagen aan dat ziekenhuisbed gekluisterd. ‘Wij minimaliseerden het virus in het begin ook, maar al na twee weken zagen we in dat het bloedserieus was’, zegt Wilmots.
Omdat journalisten vertrokken of verplicht in quarantaine zijn en inwoners niet vaak willen praten, blijft ons beeld van Wuhan vaag. De overheid probeert winkels en vooral fabrieken mondjesmaat op te starten. Er is druk van bovenaf om een positief beeld te geven, wat de terughoudendheid bij bewoners versterkt. ‘Zijn die winkels zoals vroeger de hele tijd open of maar twee uurtjes?’, merkt een Chinawatcher op. ‘Cafés, disco’s, karaoke, schoonheidssalons … alles is nog toe’, zegt ook Wilmots.
Nu er toch iets meer vrijheid is, blijken de emoties gemengd, nog eerder bitter dan zoet. Sinologe Manya Koetse verzamelde op sociale media reacties als ‘blij om toch wat file te zien’, naast het misnoegde ‘fondueketen Haidilao slaat de prijzen op, maar mijn inkomen is wel zwaar gedaald’. De overheid is nog steeds snel om online onvrede te censureren.
Ook al heeft elk land een eigen crisisaanpak en zijn de Chinese data soms moeilijk te interpreteren, toch zijn er ook voor ons lessen te trekken uit Wuhan.
1. Het lockdownleven is, net als het virus, taai
Maar liefst 76 dagen zat Wuhan onder een stolp. Het nieuwjaarsverlof werd verlengd: vergelijk het met het kerstavondgevoel dat tien weken aansleept.
Ook nu geldt de relatieve vrijheid alleen voor zij die gezond zijn. Mensen beseffen dat ze elk moment, afhankelijk van een temperatuurscan, hun bewegingsvrijheid kunnen verliezen. Wijkcomités waken over verplaatsin
‘Ziekenhuizen zijn druk in de weer, scholen waarschijnlijk tot september dicht. Peking zelf blijft voorzichtig’
DAVID WILMOTS
Belgische horeca-uitbater in Wuhan
gen en de schijn van normaliteit is er maar dankzij doorgedreven smetvrees en blijvende social distancing (DS 19 maart).
Er zijn nog nieuwe besmettingen. China waarschuwt voor een tweede golf. Op Wilmots komt de Europese hoop op het lossen van maatregelen dan ook over als ‘rampzalig’. ‘Dan kun je evengoed niets gedaan hebben.’
De les die de Italiaanse virologe Gloria Taliani trekt uit Wuhan, is dat ‘onze levens zullen veranderen tot er meer immuniteit is’.
2. De psychologische tol
Het advies ‘huil eens in een hoekje, daarna voel je je waarschijnlijk beter’, verwacht je niet van een communistische bureaucraat. Maar zelfs in China, waar psychologische problemen gezichtsverlies betekenen, spreekt men over ‘emotionele littekens die decennia kunnen aanslepen’.
Dat mensen hun naasten zijn verloren in isolement, heeft er behoorlijk ingehakt. Ook daarom is er geen sprake van een feestelijke terugkeer naar normaal of van een consumptiegolf.
Die psychologische onrust is geen individueel probleem: de angst leidt tot minder sociale cohesie, meer wantrouwen en xenofobie. Is de ander immers niet vooral een besmettingsbron? Nu China vooral importinfecties registreert, worden buitenlanders volgens Wilmots ‘aangekeken zoals Chinezen voorheen bij ons’. Bars in Peking weigeren nog westerlingen te bedienen.
3. Test voor sociaal contract
In een noodstop moet de overheid haar capaciteiten tonen. ‘Je mocht je huis niet uit, dus regelde de overheid voedselpakketten aan de deur’, zegt Wilmots. Arbeiders uit andere provincies moesten oogsten voor Wuhan. Peking waakte over de prijzen in de supermarkten en vloog 40.000 (para)medici uit de rest van het land in om achttien noodziekenhuizen te bemannen. De communistische partij valt zaken te verwijten, maar ze neemt het virus ernstig. Overheden die minder capaciteit en budget veil hebben, staan voor de grote legitimiteitstest: hoe ziet het sociaal contract met de burger er uit, na covid19? Zullen bevolkingen even snel nieuwe regels aanvaarden als de Chinezen? En als staten hun taken niet kunnen waarmaken en niet kunnen terugvallen op censuur, hoe kanaliseert de onvrede zich dan?
Zelfs in China, waar psychologische problemen gezichtsverlies betekenen, spreekt men over ‘emotionele littekens die decennia kunnen aanslepen’