Relicten van vroeger
Het nieuwe gevleugelde woord in het dagelijkse virusbulletin van zes uur is ‘plateau’. Er is geen sprake meer van een exponentiële toename van het aantal besmettingen en dodelijke slachtoffers. Er zijn nu elke dag gemiddeld tweeduizend nieuwe gevallen en rond de zeshonderd doden. De curve is afgevlakt. De grafiek heeft volgens de experts een plateau bereikt. Dat is goed nieuws, in die zin dat het beter nieuws is dan het rampzalige nieuws waaraan we gewend waren geraakt. Maar het plateau ligt nog veel te hoog om te kunnen dromen van een terugkeer naar het echte, oude leven.
Buiten zie ik soms relicten van vroeger, zoals een archeoloog aan de hand van potscherven een glimp opvangt van een lang geleden ten onder gegane beschaving. Er zijn gebroken beloften, zoals afbladderende affiches voor tentoonstellingen die nooit zijn geopend en voorstellingen die nooit zijn gespeeld. Over Via San Lorenzo is een banner gespannen voor een bloemencorso bij Villa Pallavicini. Bij café Capitan Baliano staat nog een bord dat gewag maakt van een speciale aanbieding voor een ontbijt met jus van Siciliaanse sinaasappels.
In de tweede kring van de hel ziet Dante de zielen van de wellustigen, die heen en weer worden gesmeten door een eeuwige storm, zoals wij laveren tussen hoop en vrees in de orkaan van nieuwsberichten over het virus. Francesca da Rimini is een van hen. ‘Nessun maggior dolore che ricordarsi del tempo felice nella miseria’, zegt zij tegen de dichter. Geen groter verdriet dan zich geluk te heugen in misère.
De zielen in Dantes hel weten dat hun weldadige leven van verfijnde spijzen op satijnen kussentjes voorgoed voorbij is. Ik hoop nog dat alles op een dag weer wordt zoals vroeger. Maar mijn vrees is dat we gedoemd zijn te blijven vrezen op dit plateau.