‘De dokter zei dat ik met één been boven stond’
BRUSSEL I ‘Ik had al enkele dagen koorts en dacht aan een buikgriepje. Ik belde de dokter, die het over een blaasontsteking had. Hij schreef pilletjes voor en even ging het beter. Toen ik weer achteruitging, ging ik toch bij hem langs. Ik kon amper op mijn benen staan en bijna niet meer ademen. De dokter zei: “Inpakken en meteen naar de spoedafdeling gaan, niet meer langs uw huis.” Zo ben ik hier terechtgekomen.’
Wiske Vervloessem is 82 jaar en de eerste patiënt in het Imeldaziekenhuis in Bonheiden die de afdeling intensieve zorg mocht verlaten. Ze heeft er zes slopende dagen opzitten met een beademingsbuis in haar luchtpijp. ‘Ik ben heel bang geweest’, vertelt ze aan de telefoon vanuit haar ziekenhuiskamer. Net voor ze in de nacht van zaterdag op zondag 29 maart plots zwaar achteruit was gegaan, had ze haar man gevraagd om een kaars voor haar te branden. ‘Ik zei hem: “Sterven, daar is niets moeilijk aan. Je doet je ogen dicht en bent weg.” Ik dacht echt dat ik hem niet meer zou terugzien.’
Een vreemde ziekte
Over de periode aan de beademing herinnert Vervloessem zich niet veel meer. ‘Ik was het grootste deel van de tijd onder verdoving.’ Buiten het ziekenhuis gaf de rest van de familie de hoop stilaan op, met pijn in het hart. Tot vorige week vrijdag haar toestand plots verbeterde, ze af en toe voorzichtig wakker werd en uiteindelijk zelfs de beademing mocht verlaten. ‘De dokter zei dat ik “met één been boven stond”. Ik ben door het oog van de naald gekropen.’
Ze vindt covid19 een ‘vreemde ziekte’, vertelt ze. ‘Dat mensen het hebben en verspreiden zonder het zelf te weten, is moeilijk te begrijpen. Ik en mijn man gaan elke dag onze koffie drinken, maar we zitten dan altijd alleen in een hoekje. We hebben echt niet zoveel sociaal contact, en we waren voorzichtig. Ik heb dus geen idee hoe dit is kunnen gebeuren.’
In de eerste week na de intubatie kon Vervloessem niet spreken, en ook nu nog heeft ze blaasjes op haar gehemelte van de tube die zes dagen in haar luchtpijp zat. Bellen lukt intussen weer, maar de fysieke eenzaamheid in de ziekenhuiskamer valt zwaar. ‘Ik ben hier binnengekomen zonder afscheid te kunnen nemen van mijn kinderen en zes kleinkinderen’, zegt ze. ‘En nu zit ik hier helemaal alleen. Ik heb geen energie om een boek te lezen, dus zit hier maar te piekeren. Dan duurt een dag verschrikkelijk lang.’
Lichaam overhoop
Als ze twee dagen niet meer aan de zuurstof hangt, mag ze weer naar huis, zeiden de dokters. Als alles goed gaat, is dat begin volgende week. ‘Ze zeggen wel dat het nog even zal duren voor ik mij weer helemaal de oude voel’, zegt Vervloessem. ‘Mijn hele lichaam ligt overhoop. Maar ik zal blij zijn als ik hier weg mag. Dan doe ik weer wat ik wil – zoals samen slapen met mijn man. Ze zeggen dat ik dat nog niet mag, maar dat vind ik zever. Genezen is genezen. Niet naast mijn man mogen zitten of slapen, dat is ook geen leven. Dus ik zal hem toch eens goed vastpakken.’
‘Ze zeggen dat ik nog niet mag samen slapen met mijn man, maar dat vind ik zever. Genezen is genezen’