Pandemie bekommert ook monarchie
Het was al over bedtijd toen het pijnlijke maar onvermijdelijke onderwerp aangesneden werd. ‘Ik had die akelige vraag liever nooit moeten stellen, maar we mogen de kop niet in het zand steken’, sprak zij. ‘Nee, nee’, gaf hij ongaarne toe. ‘Gezien de lotgevallen van de Britse premier en de geestelijke gezondheid van de Amerikaanse president, moeten ook wij de realiteit onder ogen durven te zien.’
Hij knikte somber: ‘De verzekerde opvolging. Wie zal er ons vervangen als wij ernstig ziek worden?’
Ook in ’s lands bekendste woonzorgcentrum, het koninklijk paleis in Laken, was het angstvallig afwachten welk onheil corona nog over ons zou laten nederdalen. De vorst en zijn gemalin hadden zich, net zoals de rest van de bevolking, helemaal geplooid naar de noodtoestand. Zelfs nu, in de privacy van hun eigen vertrekken, volgden ze nauwgezet alle richtlijnen en bevelen van de crisismanagers op.
Social distancing? Filip at aan het ene uiteinde van de tafel, Mathilde aan het andere, een meter of acht verderop. Hij had zijn avondmaal aan de voordeur laten brengen (Chinees, met Deliveroo). Zij had via de dienstingang haar koninginnenhapje met aardappelpuree (Takeaway.com) in ontvangst genomen. Omdat het paleispersoneel technisch werkloos thuis zat, bedienden Filip en Mathilde zichzelf. Het was even wennen aan het plastic bestek. De wijn, die uit een doos kwam, was misschien ook niet top. Maar verder geen klachten.
Ook na de maaltijd, toen ze zich elk in hun eigen slaapkamer teruggetrokken hadden, handhaafden Filip en Mathilde nog alle voorzorgsmaatregelen: mondmasker, plastic scherm voor het gezicht, handschoenen en een beschermend pak. Alleen zijn rubberen laarzen, die schopte de koning wel nog even uit voor hij tussen de lakens glip te. Vanaf toen verliepen al hun conver saties via Skype.
‘Wat heb jij vandaag niet gedaan, schat?’
‘Ik ben vandaag eens niet gaan zitten suffen op een bankje in het park. Daarna heb ik geen audiëntie gehouden voor de informateurs die voorlopig toch geen nieuwe regering kunnen vormen. En o, ja. Ik ben ook niet langs kasteel Belvédère gelopen.’
‘Stonden je ouders weer niet te zwaaien vanachter het raam, dolblij dat ze hun zoon nog eens niet zagen?’
‘Zoiets. Maar hoe was uw dag eigen lijk, schat?’
De koningin trok haar schouders op. ‘Ik heb niet in monokini liggen zonnebaden op het balkon. Maar ik had gelukkig de handen niet vol met de preteaching van de kinderen.’
‘De kinderen! Dat doet me eraan denken: ik mag niet vergeten geen paaseieren te verstoppen in de koninklijke serre die gesloten is.’
‘Erbarme dich, mein Gott’, zuchtte zij, ook al in het vooruitzicht van de uitvoering van de Mattheuspassie die ze dit weekend niet zouden bijwonen.
Toen geeuwde de koningin. Het staatshoofd volgde haar voorbeeld.
Wie al eens een medisch handboek ter hand neemt, kon schroomvallig opmerken dat het gedrag van onze majesteiten gelijkenissen vertoonde met de symptomen van een aandoening die lethargie heet: een toestand van dufheid en mentale inertie die gepaard gaat met een slome en inactieve houding. Dat was geen schande, vele mensen leden er dezer dagen in min of meerdere mate onder. (Zelfs sommige veronderstelde decision makers ontsnapten er niet aan. Maar over Wouter Beke straks meer.)
In het geval van het vorstelijk paar was die diagnose evenwel veel te streng. Er was immers veel dat ons koningskoppel nog wél deed. Er zíjn, om te beginnen. Slapeloze nachten lang worstelden ze met allerlei moeilijke vragen. Hoe kon het dat er eerst een tekort was aan desinfecterende gel, dan aan mondmaskers, vervolgens aan testkits en nu weer aan wattenstaafjes en zuurstof? Hoe kwam het dat men federaal de ziekenhuizen stilaan onder controle leek te krijgen, maar de toestand in de Vlaamse woonzorgcentra alleen maar erger werd?
‘Wat we zelf doen, doen we beter, zeggen ze toch in Vlaanderen?’, grimas te Filip.
‘Vooral trager!’, gromde Mathilde. Ook stelde het koningspaar zich de vraag die het liefst helemáál niet werd vroeg koning Filip zich angstig af. gesteld, maar die in deze tijden niet uit de weg gegaan mocht worden, hoe ver ontrustend het antwoord ook mocht luiden.
‘Als ík opeens ziek word, wie wordt hier dan staatshoofd?’, vroeg Filip zich angstig af.
Mathilde slikte: ‘In theorie gaat ons Betje dan op de troon zitten.’
‘Oef. Familie toch, dat is een geruststelling.’
‘En als Sophie Wilmès in panne valt, zijn er in de federale regering nog vice premiers genoeg om te depanneren: Koen Geens eerst, dan Alexander De Croo en als het nodig is zelfs David Clarinval.’
‘Wie is dat nu weer?’
‘Geen idee. Maar waar ik mij dus wél zorgen om maak, is de Vlaamse regering’, fronste de koningin.
Filip begreep haar niet. ‘Hoezo? Als het nodig is, kan ministerpresident Jan Jambon zich toch laten vervangen door Hilde Crevits of Bart Somers? In
uiterste nood zelfs door die Corneel van Oosterweel.’
‘Ben Weyts? Laten we hopen dat het nooit zover komt. Want als het noodlot dan nóg een keer toeslaat, wie gaat er dan de boel overnemen?’’
‘Brrr. Niet zeggen!’
Alsof in onderlinge afspraak, viel er lang geen woord. Filip en Mathilde durfden elkaar (of Skype) haast niet aan te kijken. Uiteindelijk was het de koningin die iets vanachter haar mondmasker prevelde.
‘Als alles, maar dan ook werkelijk álles tegenzit, blijft er eigenlijk alleen nog de Vlaamse minister van Bezorgdheid over om het roer in handen te nemen.’
De vorst trok bleek weg: ‘Wouter Beke? De man die deze week volgens de SP.A honderden coronaoverlijdens onder de mat heeft geveegd?’
‘Zo was het niet helemáál, schat’, suste Mathilde nog, omdat zij niet graag op de man speelde.
‘De mat, het tapijt, het karpet, het vloerkleed, om het even. Gezond was het niet.’
Anderhalve minuut. Zolang duurde het eer Mathilde de moed hervond om weer te spreken. ‘Wist je dat ook sommige dieren in een staat van lethargie kunnen vervallen? De slijkvis bijvoorbeeld: bij extreme droogte, in een uiterste poging om te overleven, wentelt die zich door de modder in zijn eigen slijm.’
Best een interessant weetje, vond Filip dat. Maar hij had geen idee wat het met Wouter Beke te maken had.
‘Wat we zelf doen, doen we beter, zeggen ze toch in Vlaanderen?’, grimaste Filip. ‘Vooral trager!’, gromde Mathilde