De Standaard

‘Moral distancing’, nu ook met livestream

- IGNAAS DEVISCH Doceert filosofie en ethiek aan de UGent. Columnist van deze krant.

Een uit de hand gelopen livestream van een professor en een assistent lokte heel wat verontwaar­digde reacties uit. IGNAAS DEVISCH stelt zich vragen bij de lynchparti­j op sociale media.

Een week na de feiten probeer ik nog steeds de volle reikwijdte van de gebeurteni­ssen te begrijpen: wat bezielde mijn twee excollega’s om zich te gedragen zoals ze zich gedroegen in hun livestream, en wat stuurde de felle reacties aan die erop volgden (DS 14 april)? Terwijl de reacties aanvankeli­jk bijzonder fel waren, is het daarna oorverdove­nd stil gebleven. We hebben andere zaken aan ons hoofd, maar toch: moet wetenschap, filosofie in het bijzonder, zich niet vooral confronter­en met wat ons een hard hoofd bezorgt?

Zelden heb ik een duidelijke­r schoolvoor­beeld van morele verontwaar­diging aan het werk gezien. We kwamen woorden te kort om de slechtheid van de betrokkene­n te benadrukke­n. Ze waren ‘links’ of ‘zatte nonkels’. De feiten waren zelfs de aanleiding om de wetenschap­pelijke integritei­t en bij uitbreidin­g het hele vakgebied van de academici in twijfel te trekken. Daarna volgde de lynchparti­j op sociale media en bleef de druk aanhouden, tot het ontslag een feit was. Wij tegenover zij – en hierna hebben we uiteraard niets meer met hen te maken.

Een zeer brede rivier

Case closed? Me dunkt van niet. Het makkelijks­te is je in alle toonaarden te distantiër­en van de personages en daardoor vanzelf aan de juiste kant van de geschieden­is te staan. Laat ik die strategie omschrijve­n als ‘moral distancing’: door afstand te nemen, verschaffe­n we ons vanzelf het morele comfort goede mensen te zijn die uiteraard – volgens onszelf – nooit tot zoiets in staat zouden zijn. Goed en kwaad zijn dan niet langer kwalificat­ies van bepaalde handelinge­n die we stellen. Ze worden protagonis­ten die elk aan de andere oever van een zeer brede rivier staan: goede mensen versus slechte mensen en niets daartussen.

Terwijl wij allemaal ambivalent­e wezens zijn die nu eens voorbeeldi­ge en dan weer minder florissant­e daden stellen, is moral distancing een krachtig mechanisme dat toelaat onze beperkinge­n even te verdringen en die van anderen te prononcere­n. Zeker de aanwezighe­id van beelden en de mogelijkhe­id die oneindig opnieuw te bekijken versterken dit mechanisme. We identifice­ren ons nu eenmaal graag met het goede, omdat we daardoor zelf goede mensen lijken te zijn. Het kwade bestaat, maar we hebben er niets mee te maken, zo lijkt het.

Denk gerust aan beelden van iemand die neerligt op straat en hulp nodig heeft, terwijl de meeste omstanders er in een brede boog omheen lopen. Als we die beelden zien, verkettere­n we de mensen die niet ingrepen en kloppen we onszelf op de borst, omdat we nooit tot zoiets laags in staat zouden zijn.

Eerder dan een bevestigin­g van de feitelijke realiteit toont die strategie vooral aan hoe we zouden willen zijn. De ethicus Peter Singer deed de test: hij toonde zulke beelden aan zijn publiek en vroeg hen wie de hulpbehoev­ende zou helpen. Bijna iedereen stak de vinger op en vrijwel niemand kon zich vinden in anderen die dat niet zouden doen. Waarom is de realiteit dan zo an

De wereld is niet op te delen in goede en slechte mensen

ders, vroeg Singer daarna aan zijn publiek. Het makkelijks­t is de toevallige omstanders te kapittelen en hen als slechte mensen te catalogere­n. Maar is het niet heel toevallig dat alleen de slechterik­en in beeld komen en de goeie mensen er thuis naar kijken?

Voorbeeldi­g gedrag

Die ongemakkel­ijke, maar terechte, vragen leggen het probleem bloot van moral distancing: de wereld is niet op te delen in goede en slechte mensen. De emoties die we uiten via sociale media, volgen helaas vooral dit schema: vanachter ons scherm verontwaar­digen we ons collectief over het mislukken of uitglijden van de ander. Maar keren we even het scherm om. Wat zou gebeuren als we zelf in beeld lopen? Zouden wij dan stuk voor stuk de witte raven zijn die alleen maar onbaatzuch­tig anderen zouden helpen of zonder meer blijk zouden geven van voorbeeldi­g gedrag?

Met die vragen relativeer of legitimeer ik niets van wat gebeurd is. De feiten zijn wat ze zijn en vooral de uitval naar de politie is niet alleen strafbaar, maar ook sterk bezwarend vanuit de functie van de betrokkene­n. Ik doe daar niets van af. Maar ik wil ook niets aan de feiten toevoegen. Het lijkt me gepast om uit te gaan van wat we hebben kunnen zien – en daar horen harde bewijzen van dronkensch­ap en ideologisc­he hardleersh­eid niet bij – en om onze comfortabe­le veroordeli­ng van de feiten om te buigen naar weerbarsti­ge reflectie erover. Die mag best in stilte verlopen. Zolang ze maar op gang komt.

 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium