‘Ik besef nu dat ik in het verleden al veel coronawerken gemaakt heb’
Michaël Borremans maakt even pas op de plaats. Een expositie met nieuwe werken is door de coronacrisis verdaagd. ‘Ik ben prompt gestopt met schilderen. Vanuit het gevoel: dit moet ik integreren in mijn werk.’
Zijn spartaanse atelier aan de Gentse Dampoort is smetteloos opgeruimd. Ergens slingert nog een stofzuiger rond, op een kast ligt een boek over Velázquez.
Aan de wanden hangen twee nieuwe schilderijen. Ze zijn onafgewerkt, benadrukt Michaël Borremans (57), en dus hoef ik er mij niet over uit te spreken. Ze zijn bestemd voor Merry missiles & coloured co
nes, een nieuwe tentoonstelling bij Zeno X Gallery rond het thema ‘kegels en kruisraketten’. Een klein schilderij toont een rij gekleurde kegels in textiel, waarin je curieuze hoofddeksels en punthoeden kan zien. Op een groter doek liggen twee verkleedkostuums uitgestald op de grond: een dierenpak en een kruisraketpak. De sfeer is mysterieus en lichtjes akelig, zoals altijd bij Borremans. Hij blijft bij uitstek de schilder die een alternatieve, absurde realiteit oproept. Achter zijn technische bravoure schuilt altijd dat tegendraadse, dat wrede randje.
Op enkele forse noteringen op de kunstmarkt na, was het al een tijd stil rond Borremans, een van de populairste hedendaagse kunstenaars in ons land. Zijn mid careeroverzicht in 2014 lokte 130.000 bezoekers naar Bozar en reisde naar Dallas en Tel Aviv. Daarna volgden nog kleinere solo’s, onder meer bij de galeries van David Zwirner en Zeno X. Naar nieuw werk werd uitgekeken. Maar Borremans’ Antwerpse passage verhuist nu naar het najaar. Ze zal wellicht overlappen met een dubbeltentoonstelling in Japan, in combinatie met installaties en sculpturen van Mark Manders.
We voeren dit gesprek op afstand, ik schat drie meter, rond een grote schilderstafel op wieltjes. Bij wijze van intro schenkt Borremans koffie op de tonen van het nieuwe coronalied van Guido Belcanto.
Komt dit uitstel van uw nieuwe tentoonstelling als een vloek of als een zegen?
‘Beide. Een vloek, want ik werk graag gefocust naar een tentoonstelling toe. Ik haat deadlines, maar ik vind ze wel een noodzakelijk mikpunt. Als ze wegvallen, is het alsof je in een gat in de vloer tuimelt.’
‘Geen controle hebben over de omstandigheden, zoals nu, geeft een ongemakkelijk gevoel. Anderzijds kan ik nu langer werken en ben ik ook minder gestresseerd. Daar was nood aan: ik ervaar vaak te veel druk. Corona heeft dat verlicht.’
Was er geen schokmoment?
‘Jawel. Toen ik hoorde dat deze tentoonstelling uitgesteld zou worden, ben ik meteen gestopt met werken. Terwijl ik mij had voorgenomen een strak schema aan te houden, zodat het hele pakket nieuwe schilderijen begin mei klaar zou zijn, waardoor ik dan weer met een volgende deadline bezig kon zijn. Maar er waarde een soort “coronabesef ” rond. Ik had het gevoel: ik moet dit integreren. Dit gegeven zijn ingang laten vinden in mijn werk, er even bij stilstaan.’
‘Zoiets is geen rationeel proces, maar ik raak er meer en meer van doordrongen dat ik deze periode en het gevoel errond zal meenemen in nieuw werk. Toen ik het nieuws van de lockdown hoorde, vloeide een deel van mijn energie weg. Ik moest terug achteruit, om een aanloop te kunnen nemen en er weer tegenaan te gaan.’
‘Mij fascineert deze staat van onzekerheid die op de spits gedreven is, een wereld die on hold gezet wordt. Plus het feit dat we niet exact weten wat het virus is. Is het een mislukt experiment, zat er een strategie achter? Het zou mij verbazen als het alleen om een toevallig virus draait, maar ik geef toe: ik ben gevoelig voor complottheorieën. Daarnaast ben ik ook sterk begaan met de wereldorde, hoe ze in elkaar zit en wat er speelt achter de schermen.’
Welke kunst zal hieruit voortkomen?
‘Ik besef nu dat ik in het verleden al veel coronawerken gemaakt heb
(lacht). Tien, vijftien jaar geleden schilderde ik het liefst geïsoleerde figuren die zich ophouden in onbestemde, claustrofobische ruimtes. Dat doet mij erg aan quarantaine denken, al is dat maar een letterlijke interpretatie van de situatie nu.’
Veel kunstenaars zoeken de afzondering graag zelf op.
‘Ikzelf ook. Ik ben graag alleen, in mijn hoofd of in mijn kamer. In volle creatie kan ik mij totaal afsluiten van de wereld, ik wil die periode heel intens beleven. Maar als zo’n kluizenaarschap van buitenaf opgedrongen wordt, is dat toch een andere situatie. Het besef dat je bepaalde dingen niet kan of mag, is bedrukkend. Elk regime dat van bovenaf wordt geïnstalleerd, zet je psychologisch onder druk.’
‘Ik respecteer de veiligheidsmaatregelen zo goed en zo kwaad mogelijk. Al is dat niet evident: ik werk in drie ateliers, waartussen ik afwissel als ik creatief vastzit of andere lucht nodig heb. Maar ik kan de verplaatsing verantwoorden: elk atelier heeft zijn functie en ik beperk het heenenweer rijden tot een minimum.’
Maskers, gezichtsmaskers zo je wil, duiken wel vaak in uw schilderijen op. Misschien zal men ooit op deze gemaskerde figuren terugkijken als exemplarisch voor een steriele, angstige periode.
‘Ha, maar maskers zijn bij mij in de eerste plaats een metafoor. Het zijn ook geen medische maskers, ze hebben een andere functie.’
‘Al klopt het wellicht dat we over een aantal maanden anders naar kunst zullen kijken. De interpretatie of de perceptie van kunstwerken verandert voortdurend, net zoals we evolueren in onze kijk op de werkelijkheid. Een ingrijpende gebeurtenis, met wereldwijde impact, zal dat zeker in een stroomversnelling brengen.’
Wat geeft u houvast?
‘De focus op het werk, die mij er ook doortrekt als ik andere problemen doorworstel. Schilderen kan mij altijd afleiden en in een wereld binnenloodsen die mijn uiterste concentratie vraagt.’
‘Ik heb een moeizaam creatieproces. Het gaat maar hoogst uitzonderlijk een keer vanzelf, ik schat zo om de vijf jaar. Dan maak ik in twee uur tijd een prachtig werk. Waardoor ik nu aan iedereen die mij de vraag stelt “Hoe lang werk je aan zo’n schilderij”, met een uitgestreken gezicht kan antwoorden: twee uur. Maar uiteraard heb je daar jaren ervaring voor nodig en moeten de omstandigheden meezitten. Je moet er, zoals een sportman of een muzikant, jarenlang voor oefenen en je leven naar inrichten. Totale devotie, zeg maar.’
‘Ik heb een moeizaam creatieproces. Het gaat maar hoogst uitzonderlijk een keer vanzelf, ik schat zo om de vijf jaar’
In uw jongste galerieshows viel de grimmige lading op. Uw schilderijen zijn donkerder en brutaler geworden. Ze introduceren terreur en geweld, in combinatie met kinderlijke onschuld. Of ze snijden het onderwerp van ‘white supremacy’ aan.
‘Ik reflecteer al heel mijn leven over de menselijke aard. In
mould (2015) zocht ik een manier om dat scherper te stellen. Mijn vorige werk was wat soft; het werd niet altijd begrepen zoals ik het bedacht had. Het moest voor mij pertinenter. Met andere thema’s, maar ook met sarcasme en humor. In de figuren met hun zwarte gewaden en kappen kon je een analogie zien met AlQaeda, met de Ku Klux Klan, of met aloude katholieke rituelen: machtsgroepen die er bizarre opinies op nahouden.’
‘Maar elke interpretatie blijft open en ligt in het kamp van de toeschouwer. Een goed kunstwerk kan iets aankaarten, ook al is het niet expliciet of uitgesproken: het blijft een suggestieve constructie.’ Black
Uw werken gaan over vandaag, maar willen ook nadrukkelijk tijdloos zijn.
‘Je zal mij zelden kunnen betrappen op contemporaine elementen of tijdsgebonden hints. Ik ga ook nooit herkenbare personages inschakelen: ik gebruik de mens als beeld, als generisch gegeven. Altijd is er afstand.’
‘In dialoog gaan met de schilderstraditie en de oude meesters vind ik interessant. Als ik met een technisch probleem worstel in het atelier, kom ik het vaak tegen bij een schilder die al driehonderd jaar dood is. Die verbondenheid is een sensatie die onbetaalbaar is.’
‘Ook de herontdekking van de Vlaamse meesters was een revelatie. Bruegel in Wenen heeft mij enorm geïnspireerd: de tentoonstelling heeft mij weer aan het tekenen gekregen. Ik noem hem graag een chroniqueur en cineast onder de schilders. In de jongste film van Roy Anderson kwam ik Bruegel weer tegen. Hij toont het kleine en het kleingeestige in de mens. Met humor en soms met een lepeltje mededogen.’
In een interview citeerde u ooit eens uw inspiratiebronnen: oude boeken, vroege fotografie, vooroorlogse comics en film. Klopt dat plaatje nog?
‘Veel is terug te voeren op wat je in je vroegste jaren meemaakte. Al op jonge leeftijd zat ik gekluisterd aan de televisie en zag ik films in zwartwit, van Ingmar Bergman onder meer, waar ik niets van begreep. Film zit in mijn DNA. Hij hoort bij mijn roots, net als de kerktoren van mijn geboortedorp. De kadrering, gekoppeld aan het element van suggestie en suspense: voilà, dat is binnengeslopen in mijn manier van werken.’
De lockdown voert onze digitale activiteit fors op. Musea die je virtueel kan bezoeken, kunstbeurzen die online viewing rooms organiseren: zijn dat alternatieven of eerder noodgrepen?
‘Ik vrees dat het nog verder zal evolueren en veralgemenen: het zal niet meer bon ton zijn om zich overal te verplaatsen. Ook al ben ik geen schermmens, de technologie is geweldig en we schakelen gretig over als ze ons leven vergemakkelijkt. Ook na de crisis zal er veel van blijven hangen.’
‘Mijn Amerikaanse galeriehouder David Zwirner heeft als een van de eersten stevig geïnvesteerd in een online platform. Hij bleek zeer vooruitziend en plukt er nu de vruchten van. Ik vind het niet tweedehands. Digitale beschikbaarheid zal de mystieke eigenschappen van het kunstwerk juist vergroten. Het orginele artefact wordt een fetisj, waar je makkelijk online afgeleiden van kan vinden. Door de zeldzaamheid van
the real thing gaan de musea en grote tentoonstellingen nóg meer volk lokken.’
‘Zelf voel ik niet de behoefte om iets toe te voegen of virtuele inkijk te bieden. Mijn galeries zijn er wel actief mee bezig. Dan is het een voordeel als je werk goed overkomt en aantrekkelijk blijft op reproductie. Natuurlijk is het altijd beter om de verf te zien. Maar neem bijvoorbeeld Van Eyck: je komt veel dichter bij zijn werk in de online closeups, dan in de tentoonstelling.’
‘Merry missiles and coloured cones’: uw nieuwe tentoonstelling rond ‘kegels’ klinkt vrolijk en frivool.
‘Maar wel met een ernstige ondertoon. De titel verwijst naar kruisraketten, die voor mij de vorm kunnen aannemen van kruisraketkostuums. Ze zijn licht geïnspireerd op de circusact van het kanon dat een clown naar de maan schiet. Ik laat de pakken zelf maken, om er daarna modellen in te laten poseren.’
‘De cones hebben er zich uit ontwikkeld. Het zijn gekleurde kegels, zeg maar: stalen voor stoffen, waar ik dan personages in zag. Het wordt een reeks op zich: eenvoudige objecten die plots metafoor worden voor iets anders en dat door de manier waarop ik ze in beeld breng. Met dit soort allusies en mentale processen speel ik graag.’
Een jongetje dat een soort kruisraket draagt: het kan ook verwijzen naar speelgoed, zoals in een ouder werk uit 2013 dat ook ‘Missile’ heet. Gevaarlijk speelgoed in dit geval.
‘Kernwapens en raketten zijn sinds de Koude Oorlog een interessant gegeven. Ze vertegenwoordigen de dreiging van supermachten, de stok achter de deur. Het is ontluisterend hoe op die manier de vrede bewaard moet worden. Ik geef de tuigen hun onschuld terug, maar bewaar ook hun dubbelzinnigheid: het is speelgoed met een verwoestende uitstraling.’
U neemt graag thema’s opnieuw op.
‘Zeker. Voor mij zijn de kegels en de raketten portretten. Ik gebruik de vorm van het portret, een genre waarmee men mijn werk identificeert. Maar het gekke is dat ik nog nooit portretten geschilderd heb.’
‘Sommige thema’s lenen zich goed tot hergebruik. Zoals sommige schrijvers doe ik altijd hetzelfde, maar wel telkens beter formulerend. Daarnaast kick ik ook op uitdagingen: nieuwe thema’s vinden, nieuwe schilderkunstige oplossingen bedenken. Ik wil mezelf entertainen, mij als een student in het atelier voelen.’
‘Sinds onlangs experimenteer ik met de glacistechniek, het aanbrengen van dunne laagjes verf boven elkaar. Je kan er diepte mee suggereren in de donkere tonen, highlights beter mee accentueren. Maar het kost moeite en tijd. Vroeger schilderde ik een werk in twee of drie sessies. Nu doe ik er makkelijk twaalf, soms twintig sessies over.’
Loopt u niet het risico weer een schoonschilder genoemd te worden, waar u zich net wilde tegen afzetten?
‘Ik wil best wel schoonschilderen, hoor. Maar het mag niet het enige zijn dat men in mijn werk opmerkt. Ik wil dat men het volledige plaatje ziet. Het is de reden waarom ik de liefhebbers van mijn schilderkunst vaak wantrouw. Aan de basis is mijn werk eerder conceptueel. De vraag is niet hoe iets geschilderd is, maar waarom het geschilderd is en waarom in deze context.’
Hoe komt het dat het zowat drie jaar duurt voor er bij ons nieuw werk te zien is?
‘Tussendoor waren er ook nog passages in Hongkong, Tokio en Praag, hé. Ik wil in de toekomst nog selectiever zijn in wat ik toon. In een tentoonstelling steek ik veel energie. Ik wil mijn beperkte tijd graag op de meest zinvolle manier invullen. En dat is: met werk maken in de studio.’
‘Exposeren op beurzen en in galeries creëert een groot verwachtingspatroon. Het heeft de voorbije twintig jaar een maalstroom op gang gebracht. Als je jong bent, is dat best opwindend. Maar nu voel ik niet meer de behoefte om de drie jaar nieuw werk te tonen in mijn Belgische galerie. In de toekomst zal dat idealiter om de vijf jaar worden. Om op een rustige manier te werken, zonder druk van buitenaf. Jawel, zoals in coronadagen.’
‘Het zou mij verbazen als het alleen om een toevallig virus draait, maar ik geef toe: ik ben gevoelig voor complottheorieën