Slechts 3 procent Belgen immuun tegen corona
Een groot bloedonderzoek toont voor het eerst aan dat de overgrote meerderheid van de Belgen vatbaar blijft voor het coronavirus.
Één vonkje kan een nieuwe bosbrand veroorzaken: een tweede piek van besmettingen
BRUSSEL I Hoe groot is het dark number van het nieuwe coronavirus? Heeft misschien al een groot deel van de bevolking de infectie ongemerkt doorgemaakt? Een studie van de UAntwerpen, onder leiding van de professoren epidemiologie Pierre Van Damme en Heidi Theeten, geeft nu een eerste antwoord: drie weken geleden had nog maar 3 procent van de bevolking antilichamen tegen sarsCoV2 in het bloed, of ruw geschat 300.000 Belgen.
Dat cijfer maakt duidelijk wat al gevreesd werd: we zitten zéér ver af van groepsimmuniteit, waarbij minstens de helft van de bevolking antilichamen moet hebben. Nu zijn er veel minder mensen die de infectie hebben doorgemaakt en dus potentieel beschermd zijn. Bij het lossen van de lockdown moet de regering rekening houden met een bevolking die nog altijd zeer vatbaar is voor het sarsCoV2virus. Één vonkje kan een nieuwe bosbrand veroorzaken: een tweede piek van besmettingen, ziekenhuisopnames en overlijdens.
Dit eerste Belgische cijfer past in het rijtje van wat druppelsgewijs bekendraakt in andere Europese landen. Daar ligt de immuniteit ook tussen 1 en 5 procent.
De analyse van de UAntwerpen is gebaseerd op 3.686 bloedstalen die in heel België zijn afgenomen. In samenwerking met grote laboratoria hebben de onderzoekers in de bloedstalen gespeurd naar antilichamen tegen sarsCoV2. Die wijzen erop dat het immuunsysteem tegen het virus heeft gevochten.
Bijzonder in deze studie is dat de geanalyseerde bloedstalen een steekproef zijn van de algemene bevolking van 0 tot 99 jaar. Het gaat om bloed dat werd afgenomen van patiënten die met eender welk medisch probleem naar hun huisarts of specialist (buiten het ziekenhuis) zijn getrokken. In het lab werd het bloed volgens het voorschrift van de arts geanalyseerd (pakweg om een ijzertekort vast te stellen). In plaats van de bloedresten later weg te gooien, werden ze getest op antilichamen.
Deze analyse van ‘reststalen’ die in de week van 30 maart werden opgehaald, geeft een beeld van hoe sterk het coronavirus vóór en in de eerste week van de lockdown rondging in ons land. ‘Het duurt tot twee weken na de besmetting voor je met zekerheid antistoffen in het bloed van de patiënt kunt meten’, zegt Heidi Theeten. ‘Na de tweede ophalingsronde van reststalen, die deze week loopt, zullen we zien wat het effect is geweest van de strenge maatregelen.’
Sinds het begin van de lockdown zijn er zeker nog veel besmettingen bijgekomen, maar noch Theeten, noch Van Damme verwacht dat het aandeel mensen met immuniteit tegen het nieuwe coronavirus een reuzensprong richting groepsimmuniteit heeft gemaakt.
Van Damme trekt ondanks het lage percentage een positieve conclusie. ‘Een maand geleden had ik nog gegokt dat 10 tot 15 procent van de bevolking besmet was geraakt toen het virus vóór de lockdown vrij spel had. Maar zó besmettelijk is het blijkbaar toch niet. Het ziet ernaar uit dat het zich vooral in clusters rond een patiënt verspreidt.’
‘Bij het lossen van de lockdown komt het er dus op aan de contacten van nieuwe gevallen zeer nauwkeurig op te sporen, zodat een klein brandje meteen geblust kan worden.’
Bij het ter perse gaan was de verdere gedetailleerde statistische analyse van de data nog volop bezig. Die zal uitwijzen of er verschillen zijn tussen de regio’s.
Wat al wel duidelijk is: de onderzoekers zien dat de immuniteit per leeftijdsgroep min of meer gelijk verdeeld is. Deze studie levert dus geen bewijs voor de hypothese dat (jonge) kinderen minder vatbaar zouden zijn voor sarsCoV2 dan ouderen.