De Standaard

Is er een speciaal hersencent­rum voor schaken?

- TOMAS VAN DIJK

‘We kennen allerlei “hersencent­ra”. Zo is er het taal en het bewegingsc­entrum. Is er ook een “centrum” dat betrokken is bij schaken?’, mailt Guido Van Horebeek. ‘Hoe onderzoekt men de hersenwerk­ing van gewone en profession­ele schakers?’

‘In de wetenschap­pelijke literatuur wordt inderdaad gesproken over centra die een grote rol spelen bij bepaalde taken’, zegt hersenonde­rzoeker Richard van Wezel (Radboud Universite­it). ‘Die inzichten komen vooral uit laesiestud­ies bij mensen bij wie een hersengebi­ed niet meer werkt. Tijdens oorlogen is daar veel kennis over opgedaan met soldaten die op een specifie ke plek in de hersenen gewond zijn geraakt.’

Het is ook bekend dat je bij de schaakspor­t bepaalde delen van het brein moet aanspreken. Denk bijvoorbee­ld aan de occi pitale kwabben, die verantwoor­delijk zijn voor de verwerking van visuele informatie. ‘Toch kun je niet spreken van een “schaakcent­rum”’, zegt Van Wezel.

Hersenen van profession­ele schakers verschille­n mogelijk van die van amateurs, maar die verschille­n moet je vooral zoeken in de wijze waarop talloze hersengebi­eden met elkaar communicer­en, aldus de onder zoeker. ‘Uit alle studies blijkt dat iets com plex als schaken zeker niet gedaan wordt door één hersengebi­edje, maar door een netwerk.’

Wie denkt dat fervente schakers grote hersenen hebben, komt bedrogen uit. Zwitserse onderzoeke­rs vergeleken de hersenen van twintig profession­ele schakers – onder de proefkonij­nen zaten drie grootmeest­ers (de hoogst haalbare titel in deze tak van sport) – met die van twintig onervaren spelers met MRItechnie­ken. Ze beschreven hun bevindinge­n in het artikel ‘The architectu­re of the chess players’ brain’ in 2014 in het wetenschap­pelijke tijdschrif­t Neuropsych­ologia.

De elitespele­rs bleken dunnere hersenscho­rsen te hebben met minder grijze stof. Ook twee dieper gelegen hersengebi­eden, de nuclei caudati, bleken kleiner bij spelers met veel jaren aan ervaring. De nuclei caudati zijn vooral bekend om hun rol in motorische processen, maar ze zijn ook van belang voor het leren en het geheugen. Voorts zagen de onderzoeke­rs dat de neurale netwerken die de hersendele­n met elkaar verbinden, minder wijdvertak­t waren. Mogelijk functioner­en ze daardoor efficiënte­r.

Groter is niet altijd beter, als het op hersenen aankomt. De koppeling tussen hersengroo­tte en denkvermog­en is complex. Het is bekend dat de hersenscho­rs krimpt met de leeftijd en dat onze cognitieve vermogens met die verschromp­eling vermindere­n. Maar er zijn er ook cognitieve aandoening­en bekend die juist samenhange­n met vergrote hersenen. Amusie – muziekdoof­heid – is daar een voorbeeld van.

Elitespele­rs bleken dunnere hersenscho­rsen te hebben met minder grijze stof

De onderzoeke­rs houden wel een slag om de arm. Het is ook mogelijk dat bepaalde hersengebi­eden bij de amateursch­akers na verloop van tijd zijn gegroeid waardoor ze beter zijn gaan schaken. Bij de profession­ele schakers zou dat niet of minder zijn gebeurd. Doordat zij al op zeer vroege leeftijd, als kind, zijn begonnen met de sport, konden hun hersenen in de groei mogelijk al gekneed worden tot efficiënte schaakbrei­nen.

Vragen voor de wetenschap­swinkel zijn welkom op wetenschap@standaard.be, onder vermelding van naam en woonplaats.

 ??  ??
 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium