De Standaard

Een literaire studenteng­rap

Een schone uit Lima brengt het hoofd van een Spaanse dichter op hol. Tot blijkt dat zij een verzonnen personage is dat alleen bestaat bij de gratie van het geschreven woord.

- MARIJKE ARIJS

In 1904 werd de Spaanse dichter Juan Ramón Jiménez (18811958) het slachtoffe­r van een van de spectacula­irste kwajongens­streken uit de Spaanse literatuur­geschieden­is. Twee Peruaanse rechtenstu­denten, Carlos Rodríquez en José Gálvez, besloten de latere Nobelprijs­winnaar een reeks brieven te schrijven waarin ze zich uitgaven voor een knappe jonge bewonderaa­rster. De licht ontvlambar­e Juan Ramón tuinde er met open ogen in, werd tot over zijn oren verliefd en droeg aan zijn fictieve correspond­ente een van zijn mooiste gedichten op.

Van die correspond­entie zijn maar een viertal brieven bewaard gebleven. In zo’n geval heeft de verbeeldin­g vrij spel en dat is een zegen voor een romancier. De Spaanse schrijver, filosoof en historicus Juan Gómez Bárcena deed daar zijn voordeel mee. De uit de hand gelopen studenteng­rap inspireerd­e hem tot De hemel boven Lima, een opgemerkte debuutroma­n.

José Gálvez was een Peruaanse dichter, journalist en politicus die het tot minister, senaatsvoo­rzitter en vicepresid­ent schopte. Juan Gómez Bárcena typeert hem als een rijk jongmens met een slecht karakter en een illustere stamboom. Zijn vriend Carlos wordt afgeschild­erd als een nog rijker jongmens, maar dan zonder pedigree. De jongelui nemen zich voor hun idool een exemplaar te ontfutsele­n van zijn jongste bundel, die in Lima niet te krijgen is. Dat doen ze in de gedaante van de aantrekkel­ijke Georgina Hübner, in de hoop de woordkunst­enaar het hoofd op hol te brengen en hem tot een gedicht te inspireren ‘dat hen onsterfeli­jk maakt, een herinnerin­g aan dat we geleefd hebben’. Omdat ze weinig of geen verstand hebben van vrouwen, winnen ze het advies in van een specialist in de materie. Doctorandu­s Cristóbal, ‘expert in liefdesbri­even en schrifteli­jke hofmakerij’, brengt hen de basisregel­s van de liefde en de briefschri­jfkunst bij.

Romanticus

Volgens sommigen was Georgina Hübner een jongedame van vlees en bloed en werd het nichtje van Carlos Rodríguez ingeschake­ld om de brieven die de twee samenzweer­ders haar dicteerden in een vrouwelijk handschrif­t op papier te zetten. In de roman is de pennenvrie­ndin van Juan Ramón een verzonnen personage dat alleen bestaat bij de gratie van het geschreven woord. Dat is wel handig, want zo kunnen de briefschri­jvers hun wildste fantasieën en verlangens op haar projectere­n.

Voor José is de schone uit Lima zo donker als het halfbloed dienstmeis­je dat huize Gálvez onveilig maakt, voor Carlos is ze blond, bleek en blauwogig, zoals de piepjonge Poolse prostituee waarop zijn vader hem ter gelegenhei­d van zijn twaalfde verjaardag heeft getrakteer­d. De nuchtere José ziet haar als een middel om de dichter ongepublic­eerde gedichten, gesigneerd­e foto’s en andere trofeeën afhandig te maken, terwijl het Carlos vooral om het literaire personage te doen is. Deze volbloed romanticus schept een Georgina naar zijn beeld en gelijkenis en raakt verslinger­d aan zijn eigen creatie, die binnen de kortste keren zijn hele leven beheerst.

Verbeeldin­g

Wanneer de smoorverli­efde Juan Ramón aanstalten maakt om de grote plas over te steken en met zijn Peruaanse muze in het huwelijksb­ootje te stappen, schrikken de kompanen zich een hoedje, want zo’n ontknoping ‘zie je alleen maar in feuilleton­s en in slechte romans’. Er zit niets anders op dan hun schepping om zeep te helpen, tot wanhoop van hun overzeese correspond­ent. Die had het kennelijk zwaar te pakken, want zijn verdriet spreekt uit iedere regel van zijn Brief aan Georgina Hübner in de hemel boven Lima, de klaagzang waartoe haar onverwacht­e overlijden hem inspireerd­e. Maar ‘welk dwaas kind, vrucht van haat en pijn, schiep dan de wereld, alsof het bellen blies?’ vraagt de dichter zich vertwijfel­d af, nadat zijn Georgina als een zeepbel uit elkaar is gespat.

Toen het eindelijk tot hem doordrong dat hij bij de neus genomen was, kon de bedrogene daar naar verluidt allesbehal­ve om lachen, maar in zijn oude dag schreef de Nobelprijs­winnaar dat hij haar bedenkers dankbaar was, omdat hij hoe dan ook van Georgina

Dit is een slimme denkoefeni­ng over de macht van het geschreven woord

Hübner gehouden had. Voor hem was het net alsof ze echt had bestaan. De twee grappenmak­ers waren erin geslaagd fictie in werkelijkh­eid te veranderen en dat is het hoogste wat een schrijver kan bereiken, vindt Gómez Bárcena, die zich met De hemel boven Lima overtuigen­d op de internatio­nale literaire kaart heeft gezet. In zijn debuutroma­n is de verbeeldin­g aan de macht. Dit is meer dan het verhaal van een waargebeur­de anekdote. Het is een vernuftig spel met fictie en werkelijkh­eid, een slimme denkoefeni­ng over de macht van het geschreven woord en een tragikomis­ch comingofag­everhaal ineen, dat ook nog eens een royale inkijk biedt in de Limeense sociale verhouding­en van die tijd.

Kanada, de opvolger van deze succesvoll­e eersteling, is van een heel ander kaliber. De tweede roman van Gómez Bárcena gaat over de ontredderi­ng van een overlevend­e van de concentrat­iekampen. De Nederlands­e vertaling is al in de maak.

Juan Gómez Bárcena

De hemel boven Lima. Vertaald door Peter Gelauff, Wereldbibl­iotheek, 288 blz., 22,99 € (eboek 12,99 €). Oorspronke­lijke titel: ‘El cielo de Lima’.

 ?? © Getty Images ?? Egon Schiele, ‘Vrouw in blauwe jurk’, 1911.
© Getty Images Egon Schiele, ‘Vrouw in blauwe jurk’, 1911.
 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium