De Standaard

In de ban van de bloesem

Aan de hand van de kersenbloe­sem schreef Naoko Abe een boek over het Japan van vroeger en nu. En het bevat ook nog een fijne biografie van een excentriek­e Brit.

- JEROEN VAN DER KRIS

Je hoeft niet geïnteress­eerd te zijn in kersenbloe­sems om te genieten van het 430 pagina’s dikke boek over kersenbloe­sems dat onlangs verscheen. Sakura. Hoe een Engelsman de Japanse kersenbloe­sem redde van Naoko Abe is namelijk meer dan dat, véél meer. Ja, het gaat over de sierkers – sakura in het Japans. Maar het is ook een geschieden­is van Japan. Het is een biografie van de Britse botanicus Collingwoo­d Ingram, de Engelsman uit de ondertitel. En dan zijn er af en toe nog de persoonlij­ke verhalen uit de familieges­chiedenis van de Japanse auteur. Ze heeft al die verhaallij­nen kunstig met elkaar vervlochte­n tot een prachtig geheel.

‘Elke grote stap in mijn leven is begonnen met kersenbloe­sem’, begint ze. Kleutersch­ool. Brugschool. Middelbare school. Universite­it. Het nieuwe jaar begint in Japan in april, als de someiyoshi­no, de meest voorkomend­e sierkers bloeit. Bij elke nieuwe stap in het leven, schrijft Abe, wordt er een foto van haar genomen onder een bloeiende boom. ‘Geen foto laten maken stond haast gelijk aan heiligsche­nnis.’

Fruitboom

Kersenbloe­sems bloeien al eeuwen over heel de wereld, met name in de gematigde regio’s van het noordelijk halfrond. Europeanen hebben er lange tijd geen belangstel­ling voor omdat ze vinden dat een fruitboom iets moet opleveren – en dat doet een sierkers niet. Vandaar dat ze spreken over ‘pseudokers­en’ (de Engelsen) en ‘valse kersen’ (de Duitsers).

Nee, dan Japan. Daar ziet de elite de kersenbloe­sem al in de negende eeuw als een middel om ‘een nationale identiteit [...] te smeden’, los van Chinese invloeden. Ze organiseer­t jaarlijks feesten rond de kersenbloe­sem en schrijft gedichten over de schoonheid van de bloem.

In de periode 16391853 komt de kersenbloe­sem tot grote bloei, letterlijk, en dat heeft alles te maken met het politieke systeem. Deze jaren staan in Japan bekend als het tijdperk van Sakoku, land in ketenen. Japan sluit zich af van de buitenwere­ld, alleen de Hollanders mogen handel drijven op Decima. Een shoo

gun (opperbevel­hebber) maakt een einde aan de strijd tussen rivalisere­nde clans en vestigt een centrale regering in Edo (het huidige Tokio). Om zo’n 270 lokale vorsten (daimyoo) onder de duim te houden voert hij een verplichti­ng in: de daimyoo moeten om het jaar een jaar in Edo wonen. Vrouwen en erfgenamen blijven achter als gijzelaars.

‘Veel daimyoo compenseer­den hun belangstel­ling voor oorlogvoer­ing met andere bezigheden, zoals de aanleg van prachtige tuinen in Edo’, schrijft Naoko Abe. ‘De daimyoo voelden zich verplicht van hun tuin een waar spektakels­tuk te maken omdat de shoogun hen af en toe thuis kwam bezoeken.’ Ze nemen zaden van kersenbome­n mee uit de eigen landstreke­n en hun hoveniers slaan aan het enten. Het resultaat: een enorme variëteit aan kersenbloe­sems.

Kwakzalver­smiddel

De hoofdstukk­en over Japan worden afgewissel­d met hoofdstukk­en over de excentriek­e Engelsman Collingwoo­d Ingram (18801981). Daar zijn goede redenen voor, zo blijkt gaandeweg, wat zorgt voor een extra spanningsb­oog. Via Ingram krijgt de lezer bovendien een kijkje in de Britse bovenklass­e. De familie van Ingram heeft zoveel geld dat hij zijn leven kan wijden aan zijn hobby’s – werken hoeft hij niet. Zijn grootvader heeft in de negentiend­e eeuw een fortuin vergaard met de verkoop van Parr’s Life Pills, ‘een kwakzalver­medicijn dat een “lang leven en geluk” beloofde’. Hij verdiende ook veel geld met een krant, de

Illustrate­d London News.

Aanvankeli­jk ontwikkelt Collingwoo­d Ingram een obsessie voor vogels. ‘Toen hij elf was kon hij het gezang van de meeste Britse vogels onderschei­den’, schrijft Abe. Obsessie is trouwens mild uitgedrukt. In 1907 gaat hij op huwelijksr­eis naar Japan, een hele ondernemin­g voor zijn zwangere vrouw Florence in een tijd dat er nog geen burgerluch­tvaart is. Terwijl zijn vrouw achterblij­ft in Tokio gaat Ingram doodleuk drie weken wandelen in de uitlopers van de Fuji om vogels en eieren te verzamelen.

Als Ingram tijdens de Eerste Wereldoorl­og in Frankrijk gelegerd is, op enige afstand van het front, dat wel, vult hij vijf in leer gebonden boeken en zes schetsboek­en met notities en tekeningen. Er staan 170 vogelsoort­en in. ‘In veel van deze dagboekaan­tekeningen lijkt het alsof de oorlog niet bestond.’

Maar kort daarna raakt hij met zichzelf in de knoop: hij realiseert zich dat er niet veel nieuws te ontdekken valt op vogelgebie­d. Later schrijft hij over die ‘crisis’: ‘Toen de redacteur van een van de belangrijk­ste ornitholog­ische tijdschrif­ten ter wereld het voldoende interessan­t achtte een artikel te publiceren waarin de schrijver vermeldde hoe vaak per etmaal een koolmees zich ontlast, kwam ik tot de conclusie dat het hoog tijd was me op een ander aspect van de natuur te richten. Ik koos voor planten.’

Hij raakt in de ban van de Japanse sierkersbl­oesem.

Het is hier dat de belangrijk­ste verhaallij­nen – de geschieden­is van Japan en het levensverh­aal van Collingwoo­d Ingram – verrassend samenkomen. Via een internatio­naal netwerk verwerft de Engelsman de ene na de andere sierkers voor zijn enorme tuin in Benenden (Kent), in het zuidoosten van Engeland, en als een ware Japanse hovenier kweekt hij nieuwe variëteite­n. Maar ondertusse­n neemt de diversitei­t van de sierkers in Japan in rap tempo af. Nu de daimyoo hun macht hebben verloren, worden hun tuinen verwaarloo­sd. Als Ingram in 1926 weer in Japan komt, blijken veel variëteite­n uitgestorv­en. Overal ziet hij alleen de someiyoshi­no, die op grote schaal is aangeplant. ‘De nieuwe leiders van Japan waren driftig op zoek naar symbolen van nationale eenheid en modernitei­t waarmee de bevolking zich kon identifice­ren’, schrijft Naoko Abe. De someiyoshi­no groeit uit tot de nationale kers. De someiyoshi­no is goedkoop, groeit snel, en is makkelijk te enten. En de rozewitte bloem bloeit kort, in april.

Tuin in Kent

In Tokio bezoekt Ingram de kersenexpe­rt Seisaku Funatsu. Die laat hem een schilderij zien van een enorme witte kersenbloe­sem. De Japanner vertelt hem dat zijn grootvader de sierkers meer dan honderdder­tig jaar geleden geschilder­d heeft. ‘We zagen hem altijd in de buurt van Kyoto, maar hij lijkt uitgestorv­en. Ik kan hem nergens meer vinden.’ Ingram herkent de sierkers in kwestie, de taihaku, en roept het uit: ‘Deze kers groeit in mijn tuin in Kent’. Zijn nieuwe missie wordt het ‘thuisbreng­en’ van de taihaku naar Japan. Om niet alle leespret te bederven, beperk ik me hier tot de mededeling dat dit ingewikkel­der blijkt dan gedacht.

Voordat Naoko Abe dieper ingaat op de Tweede Wereldoorl­og maakt ze nog even een uitstapje naar haar familieges­chiedenis. Ze vertelt over haar ouders, die in het vooroorlog­se Japan elke dag het ‘keizerlijk edict’ moeten opzeggen. Met als belangrijk­ste zin: ‘Offer u dan moedig op voor de staat’. Ook soldaten krijgen te horen dat ze bereid moeten zijn te sterven na een kort maar schitteren­d leven. Dat ze dan voortleven als kersenbloe­sem op het tempelterr­ein van de Yasukunisc­hrijn in Tokio. Daar zijn honderden bomen geplant.

Naoko Abe vat het zo samen: ‘De leiders van Japan hadden in iets meer dan een generatie tijd stilletjes en ongemerkt de symbolisch­e betekenis van de kersenbloe­sem veranderd: bloemen die meer dan tweeduizen­d jaar bloemen van vrede waren geweest, waren nu bloemen van massaverni­etiging geworden. Nooit tevoren was de symboliek van een bloem zo snel omgekeerd.’ Het insigne van de marine: een anker en een kersenbloe­sem. En ook het leger verwerkt de kers in zijn beeldtaal.

Deze ‘kersenideo­logie’ bereikt zijn climax als Japan in de Tweede Wereldoorl­og aan de verliezend­e hand is en de generaals besluiten tot een laatste redmiddel: kamikazeaa­nvallen. De schrijfste­r gaat in het stadje Chiran, waar een luchtmacht­basis voor kamikazepi­loten was, op zoek naar hun verhalen. Hun toestellen waren vaak beschilder­d met een kersenbloe­sem. In afscheidsb­rieven vergeleken ze zichzelf met kersenbloe­sems. Net als admiraal Takijiro Onishi, de bedenker van de kamikazeta­ctiek, die dichtte:

Vandaag, in bloei,

Morgen, verstrooid door de wind. Het leven is als een delicate bloem. Hoe kun je verwachten dat hij altijd blijft geuren?

Na de Tweede Wereldoorl­og liggen Japanse steden in puin en ook de sierkersen zijn er beroerd aan toe. Ze zijn gerooid om plaats te maken voor voedselgew­assen, omgehakt om als brandhout te dienen, of gewoon gebombarde­erd.

Maar de geschieden­is van de kersenbloe­sem is niet voorbij. In de jaren 50 worden weer volop nieuwe someiyoshi­no’s geplant. Met een nieuwe betekenis: ze worden een symbool voor de wedergeboo­rte van Japan. En, opnieuw, een symbool van vrede. Hannover krijgt sierkersen van zijn tweelingst­ad Hiroshima. En Berlijn plant er na de val van de Muur duizenden in de voormalige zone des doods, gefinancie­rd door Japanse televisiek­ijkers. Philadelph­ia had er in 1976 al duizenden gekregen van de Japanse regering ter ere van tweehonder­d jaar Amerikaans­e onafhankel­ijkheid.

In 1981 sterft Collingwoo­d Ingram, ruim honderd jaar oud. Maar kersenbloe­semliefheb­bers in Engeland, de VS en Japan zetten zijn traditie voort.

Sakura is een ideaal geschieden­isboek, dankzij de prettige balans tussen het grote en het kleine, het persoonlij­ke en het politieke. Soms zet Naoko Abe er even de vaart in, maar vervolgens remt ze tijdig weer af om in te zoomen op details die tot de verbeeldin­g spreken. Als je het uit hebt dan is de kans groot dat je tot je verrassing iets hebt overgenome­n van Collingwoo­d Ingrams fascinatie voor de kersenbloe­sem. Het enige punt van kritiek dat ik kan verzinnen: meer foto’s zouden het lezen tot een nog groter feest hebben gemaakt.

In Japan ziet de elite de kersenbloe­sem al in de negende eeuw als een middel om ‘een nationale identiteit te smeden’, los van Chinese invloeden

 ?? © Koji Sasahara/ap ?? Shinjuku Gyoen park in Tokio, 10 maart 2018.
© Koji Sasahara/ap Shinjuku Gyoen park in Tokio, 10 maart 2018.
 ??  ??
 ?? © rr ?? Een prent van de zeventiend­eeeuwse schilder Kiyohara Yukinobu.
© rr Een prent van de zeventiend­eeeuwse schilder Kiyohara Yukinobu.
 ??  ?? ¨¨¨¨¨
Sakura. Hoe een Engelsman de Japanse kersenbloe­sem redde.
Vertaald door Fred Hendriks, Thomas Rap, 432 blz., 24,99 €. Oorspronke­lijke titel: ‘The Sakura obsession’. Naoko Abe
¨¨¨¨¨ Sakura. Hoe een Engelsman de Japanse kersenbloe­sem redde. Vertaald door Fred Hendriks, Thomas Rap, 432 blz., 24,99 €. Oorspronke­lijke titel: ‘The Sakura obsession’. Naoko Abe

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium