‘Ze komen niet ongestraft weg’
In Duitsland is het eerste proces tegen folteraars van het Syrische regime begonnen. Ze worden beschuldigd van misdaden tegen de menselijkheid.
BRUSSEL I ‘Die man ken ik’, dacht Anwar alBunni (61) toen hij in 2014 in Berlijn een bekend gezicht op straat zag. Het duurde even vooraleer de Syriër besefte dat die man Anwar Raslan was, de kolonel die hem in 2006 in een Syrische gevangenis had opgesloten. AlBunni zat vijf jaar achter de tralies voor zijn werk als mensenrechtenadvocaat. Hij wist dat Raslan geen kleine garnaal was, maar een belangrijke speler van het regime.
Raslan (nu 57) had tussen eind april 2011 en begin september 2012 de leiding over Branch 251 in Damascus. In dat cellencomplex van de geheime diensten werden de gevangenen zwaar gefolterd.
Toen het erop leek dat het regime van Bashar alAssad zou vallen, deserteerde Raslan. Hij kon rekenen op de hulp van Syrische rebellen die hem en zijn gezin in
december 2012 naar Jordanië smokkelden.
Toen werd er niet gemord over de misdaden die hij had begaan. Integendeel, een overloper van zo’n zwaar kaliber werd gezien als de voorbode van het einde van het Assadregime. Raslan beweerde toen dat hij niet wilde meewerken aan het massaal ombrengen van onschuldige burgers.
In 2014 arriveerde hij in Duitsland. Bij zijn gesprekken met de asieldiensten maakte hij geen geheim van zijn verleden. Gedetailleerd beschreef hij de martelingen waarmee de folteraars van Branch 251 informatie uit hun gevangenen kregen. In zijn asieldossier werd hij omschreven als iemand met een actieve en zichtbare rol in de Syrische oppositie.
Uiteindelijk werd Raslan in februari vorig jaar opgepakt, nadat enkele mensenrechtenorganisa
ties, onder wie die van advocaat AlBunni en Syrische advocaten, voldoende bewijsstukken hadden verzameld om hem te berechten.
Gisteren is zijn zaak voor een rechtbank in Koblenz begonnen. Hij wordt beschuldigd van misdaden tegen de menselijkheid, hij was verantwoordelijk voor de foltering van zeker 4.000 en de dood van 58 gevangenen.
Naast hem in de beklaagdenbank staat Eyad alGharib (42), een van zijn medewerkers. Die vertelde tijdens zijn Duitse asielprocedure dat hij tijdens de betogingen tegen het regime meehielp iedereen op te pakken die aanwezig was of foto’s nam. Hij beweert dat hij in januari 2012 was gedeserteerd, omdat hij op burgers had moeten schieten en enkele collega’s tijdens schermutselingen in Damascus was verloren. AlGharib staat terecht omdat hij heeft meegewerkt aan de foltering en dood van dertig gevangenen.
In de rechtbank zal de gruwelijke fotocollectie van een gedeserteerde fotograaf een belangrijke rol spelen. Onder de schuilnaam Caesar heeft hij meer dan 50.000 foto’s verspreid van gefolterde en gedode gevangenen. Elf onder hen zijn in Branch 251 vermoord. Ook de vele getuigenissen die internationale organisaties optekenden, zullen cruciaal zijn in de berechting van de twee Syriërs.
Het is voor het eerst dat misdadigers van het Syrische regime voor hun daden terechtstaan in het buitenland. In 2002 heeft Duitsland het concept van universele jurisdictie in zijn wetgeving opgenomen, op basis waarvan de twee Syrische verdachten nu terechtstaan.
Mensenrechtenadvocaat AlBunni is tevreden. Aan Reuters zegt hij: ‘Het is belangrijk om te tonen dat criminelen worden berecht, zelfs de officieren uit de hogere rangen.’
‘Het is belangrijk te tonen dat criminelen worden berecht, zelfs de officieren uit de hogere rangen’ ANWAR ALBUNNI Mensenrechtenadvocaat