‘Kunnen mijn papa en mama nog samen op bezoek komen?’
‘Ik ben geweldig dankbaar dat ons zorgsysteem niet overbelast is. Als de kamers en gangen vol zieken hadden gelegen, zoals op de beelden uit Italië, dan was ik mijn papa al kwijt. Dan zouden ze de afgelopen dagen niet gezien hebben dat hij problemen had, en niet op tijd hulp geboden hebben.’
‘Vorige vrijdag leek alles perfect. Hij lag niet meer op intensieve verzorging. We hadden een audioboodschap ingesproken met de kindjes, en de verpleegsters lieten hem die horen, en iedereen huilde. Ik had met hem gesproken: een zalig gevoel na al die onzekere weken. We telden al af tot hij weer naar huis kwam. Maar twee uur na dat gesprek belde mama, in paniek. Papa lag weer op de intensive care, was opnieuw in coma gebracht om hem te beademen. Een longontsteking. Mama zag het niet goedkomen, want hij had weinig reserves meer na de slopende weken ervoor.’
‘Een mokerslag. Van een grote onzekerheid naar een grote opluchting, en dan ineens opnieuw dat gevoel van angst. Ik heb al gezegd dat ik dat onderdruk door sterk te zijn. Sterk voor mijn mama, en voor mezelf. Ik duik in de feiten. Ik bel drie keer per dag met het ziekenhuis, en daar krijg ik veel informatie. ’s Nachts was het erop of eronder. Als zijn antibiotica aansloeg, was het een bekende ontsteking en dus te genezen. In het andere geval zou het moeilijk worden. We kregen geen telefoon.’
‘In de ochtend was zijn toestand stabiel. Nu is hij weer aanspreekbaar.’
‘Ik ben opnieuw een illusie armer. Ik dacht dat iemand die de intensieve verzorging mag verlaten, veilig was. Ik weet nu dat je ook na de intubatie nog heel gevoelig bent voor infecties. Ik blijf dus ongerust en ik weet dat deze terugslag zijn herstel niet zal bevorderen. Papa was altijd al heel voorzichtig omdat hij multiple sclerose heeft, dus met eventuele fysieke beperkingen kan hij om. Maar daar zal mentale onrust bij komen: kan hij zijn kleinkinderen nog zien als hij zo fragiel is? Kunnen hij en mama nog samen op bezoek komen?’
‘Ik ben eigenlijk blij dat ik tussendoor wat promotie kan doen voor mijn liedje. Ik omring mezelf met therapeutische momenten, zoals elke dag aan sport doen en in deze kroniek mijn verhaal vertellen. Het doet me deugd alles te kunnen ventileren.’
‘We voelen vandaag dat we niet alles in handen hebben, en dat er iets groters is dan onszelf. Het is niet eenvoudig daarmee om te gaan. Je hebt mindfulness, om alerter te zijn voor je eigen functioneren, en yoga, waarin je je lichaam en geest verbindt via de ademhaling. Ik wil het gebed niet tegenover dergelijke technieken stellen; ze kunnen zelfs helpen om tot bidden te komen. Het is gewoon anders: bidden is niet naar binnen, maar naar buiten gericht. Wanneer je bidt, wil je niet iets krijgen of verdienen, maar jezelf in de aanwezigheid stellen van iets dat groter is. Gelovigen noemen dat God, en verpersoonlijken het, omdat het makkelijker praten is. Maar het gaat niet om knielen of gepolijste woorden. Je mag vanuit je concrete levenssituatie gerust roepen, huilen, lachen, schelden, zoals in de ‘Psalmen’ in overvloed gebeurt. Alles wat tegenslaat, kan je in een gebed verwoorden, zoals Job doet wanneer hij God “wat heb ik je misdaan?” toeschreeuwt. Dat is niet vanzelfsprekend, want die andere zwijgt. Biddende mensen verwedden er wel hun hart op dat hij luistert. Wat mezelf betreft: door te bidden beken ik mijn eigen onmacht en kan ik zo leeg worden dat die God van liefde zichzelf kan tonen in mij.’