‘Vlaanderen keek te lang weg van de droogte’
Het huidige droogteplan volstaat niet, oordeelt minister Zuhal Demir. Een tweede versie is op komst. Intussen rekent ze op quick wins, zoals stuwen.
We kregen gisteren regen en daar moeten we blij mee zijn. April was tot dusver een gortdroge maand. De overvloedige regen van februari is in enkele weken bijna letterlijk verdampt. ‘Toen we in maart te horen kregen dat de grondwaterpeilen weer oké waren, hebben we te vroeg victorie gekraaid’, zegt Patrick Willems, waterkundige van de KU Leuven. ‘We slepen het watertekort van de droge zomer van 2018 nog altijd met ons mee.’
Vlaanderen kampt structureel met ‘waterstress’ – we verbruiken er veel van in verhouding tot wat er voorhanden is – en dan doen opeenvolgende droge hete zomers ons pijn.
De minister van Omgeving, Zuhal Demir (NVA), erkent dat de waterproblematiek hoger op het politieke prioriteitenlijstje hoort. Dat zei ze gisteren in het Vlaams Parlement, waar de Waterbeleidsnota 20202025 besproken werd. Die bevat vooral de krijtlijnen van het beleid, niet zozeer concrete maatregelen.
65 concrete punten stonden er wel in het eerste droogteplan 20192021, maar volgens Demir volstaat dat niet. ‘Vlaanderen heeft hier te lang van weggekeken’, zegt ze. Er komt een tweede ambitieuzer plan tegen de lente van volgend jaar.
Intussen rekent de minister op kleinere ‘quick wins’. Enkele voorbeelden: het plaatsen van stuwen om water op te houden in beken en grachten. Of het dempen van afwateringsgrachten in bossen om de verdroging tegen te gaan. Steden en gemeenten worden gestimuleerd om een hemelwaterplan op te stellen. Dat mikt op hergebruik van regenwater en meer infiltratie in de bodem.
Afschakelplan
Maatschappelijk gevoelig ligt het afschakelplan, dat eind dit jaar klaar zou zijn. Dat legt vast wie bij schaarste nog water krijgt en wie niet.
Gelinkt aan de maatregelen uit de bouwshift rekent Demir op een terugdringen van de verharding in landbouw en natuurgebied met een vijfde tegen 2025. Maar dat zijn uiteraard de zones met het minste verharding (respectievelijk 1,8 en 5,3 procent), dus het effect ervan moet gerelativeerd worden.
‘De krachtlijnen van de waterbeleidsnota zitten goed, maar nu komt het erop aan die om te zetten in maatregelen op het terrein’, zegt Willems. ‘Het mag niet bij kleinschalige proefprojecten blijven.’
Hij pleit er bijvoorbeeld voor om het oppompen van grondwater duurder te maken. ‘Dat zal spaarzaamheid en hergebruik aantrekkelijker maken.’
Daarnaast is het voor hem zaak om in valleien natte gronden te herstellen die vandaag gedraineerd worden ten behoeve van de landbouw. ‘We moeten daar weer een spons van maken, die water kan vasthouden met het oog op zowel droogte als overstromingsgevaar. Daar kan een ander type landbouw op beoefend worden, of de landbouwers kunnen via een ruiloperatie meer geschikte grond aangeboden krijgen.’
‘Water oppompen zou duurder moeten zijn, dat zal spaarzaam gebruik stimuleren’
PATRICK WILLEMS Waterkundige KU Leuven