De Standaard

Heb ik het nu gehad of niet?

Hoe het voelt om een ‘vermoedeli­jke coronapati­ënt’ te zijn? Toen ik ziek was, was ik bang dat ik het virus had. Nu ik genezen ben, ben ik bang dat ik het niet heb gehad.

- CATHÉRINE DE KOCK

Mijn buurman heeft het gehad. De overbuur ook. Een handvol collega’s hadden het. Een vriendin had het. En ik ook. Tenminste: dat denken we allemaal. Niemand van ons weet echt of we met het nieuwe coronaviru­s besmet waren. Alleen wie opgenomen wordt in het ziekenhuis, in een rusthuis woont of zorgverlen­er is, wordt getest op covid19.

Voor wie de afgelopen maanden milde symptomen van corona vertoonde, is er alleen onzekerhei­d, ook lang nadat je genezen bent. Pas vanaf 4 mei worden ook mensen zoals ik, die door de huisarts gelabeld worden als ‘vermoedeli­jke coronapati­ënt’, getest op covid19. Wie voor die datum een diagnose van vermoedeli­jke corona kreeg, moet wachten op een individuel­e immuniteit­stest, die er misschien nooit zal komen. Tot dan is het gissen, gokken en handen wassen.

Bij mij begon het ’s ochtends met een verkoudhei­d. Tegen de avond nam een grieperig gevoel mijn lijf over – ik had nochtans een griepprik gekregen. De dag erna stak de koorts op, vlammend en in vlagen. Mijn bloed leek meer lood dan rood: de vermoeidhe­id was totaal. Ik moest me van bed naar sofa slepen, en omgekeerd. Ik ben een gezonde vrouw van in de dertig en dus geen risicopati­ënte, maar nooit eerder heb ik me zo lang zo ziek gevoeld. De griep die ik ooit hoogzwange­r doormaakte, was brutaal, maar dit virus leek er bijna plezier in te scheppen om me ziek te maken. ‘Hoop niet te snel op beterschap, onnozel mens’, leek het te zeggen.

De immuniteit voor het nieuwe coronaviru­s hangt in ons land nu iets boven de vier procent, maar als je alle Vlamingen mag geloven die denken dat ze covid19 hebben gehad, zaten we al bijna aan een groepsimmu­niteit van vijftig procent. In elk gesprek, online of in het echt, komt er wel een moment waarop iemand in het gezelschap zijn hand opsteekt en een coronabesm­etting claimt, gevolgd door een opsomming van uiteenlope­nde symptomen, van koorts over hoesten tot diarree. Smalltalk is door de coronacris­is hard gaan lijken op een koffiekran­sje van mijn groottante­s zaliger, waar iedereen om beurt al zijn kwaaltjes en ziektes oplijstte. Nooit eerder waren we zo massaal en zo geconcentr­eerd naar ons lichaam aan het luisteren, maar gemoedsrus­t levert dat niet op. Elke lichamelij­ke gewaarword­ing wordt geanalysee­rd, gedeeld en getoetst aan de covid19sym­ptomenlijs­t. Een kuchje kan genoeg zijn om dagen vol stress en nachten zonder slaap uit te lokken.

Slechts enkelen onder ons zijn echt besmet met het nieuwe coronaviru­s, maar allemaal zijn we hypochonde­rs geworden.

Wreed en onvoorspel­baar

Het nieuwe coronaviru­s is wreed en onvoorspel­baar. De ene patiënt merkt er helemaal niets van, de andere moet aan de beademing of gaat dood. Daarnaast is er een grote groep mensen die dénken dat ze zullen doodgaan, maar – gelukkig – alleen licht tot stevig ziek worden. Velen van hen belanden, omdat ze geen test krijgen, niet in de nationale coronastat­istieken. De genezing duurt bovendien traag. Net wanneer je denkt dat je het ergste hebt gehad, slaat covid19 terug en ga je weer naar af – of wordt het nog erger.

Toen ik mij na een week stilaan beter voelde, kreeg ik toch weer koorts. Een nieuw symptoom dook op: een vervelende en pijnlijke druk op mijn borst en bovenrug, ademen leek moeizamer te gaan. Vanaf dan sloeg de paniek echt toe. Erger dan de fysieke uitputting­sslag is de mentale druk waarmee een vermoedeli­jke coronapati­ënt om moet kunnen. Was dit het begin van een ziekenhuis­opname? Zou ik beademend moeten worden? Was er niet net een kerngezond­e vrouw van dertig gestorven? Ga ik straks dood met op mijn schoot een tablet, om nog één keer mijn geliefden te zien? En stel dat dit geen corona was, wat had ik dan in godsnaam wel? Een supergriep? Het begin van een longontste­king? Een griezelige parasitair­e ziekte die ik door al dat tuinieren zonder handschoen­en in semilockdo­wn had opgedaan? En wat als ik nu boven op deze ziektezond­ernaam ook nog eens corona krijg? Het voelde alsof ik in een slechte aflevering van Mystery diagnosis was beland – en dat is al een rotprogram­ma.

Ik googelde mijn vingers krom, ik las online getuigenis­sen van andere vermoedeli­jke coronapati­ënten en vergeleek mijn eigen ziektebeel­d met dat van hen. Ik las in bed Mijn jaar van rust en kalmte van Ottessa Moshfegh, over een irritant vrouwmens dat in haar appartemen­t haar leven weg wil slapen, en ik werd misselijk en boos omdat zij voor haar isolatie had gekozen en ik niet. Als ik niet sliep of aan het piekeren was, dan volgde ik het nieuws en zeurde ik tegen vrienden en familie over de ziekte die mijn lijf en mijn geduld had gekaapt. Corona was overal. Net als de angst om anderen te besmetten, de angst om in het ziekenhuis te belanden, en, voor het eerst, de angst om dood te gaan door iets wat in mijn lijf zat.

Schaamte

Tegelijk groeide het schuldgevo­el. Terwijl ik in alle comfort thuis met betrekkeli­jk milde symptomen kon uitzieken, stierven mensen aan dit virus zonder hun geliefden te zien. Waar zat ik in godsnaam over te janken? Ik ontdekte een nieuw symptoom van wie een mild ziektebeel­d van het coronaviru­s vertoont: een onbehaagli­jke mix van angst en schaamte om mijn angst.

Enig tegengif daarvoor vond ik bij de huisarts en mijn zus, die toevallig ook arts is: ze hoorden mijn gejammer met geduld en empathie aan. Ze waren ‘99,9 procent’ zeker dat ik corona had, maar 100 procent zekerheid, dat konden ze mij niet geven. Dat kon alleen een test. Die zou ik niet krijgen, ook niet toen de huisarts me uiteindeli­jk naar de covid19tri­agepost stuurde, omdat ik last bleef hebben van een drukkend gevoel. Mijn zuurstofge­halte was goed, mijn longen klonken oké, ik mocht weer naar huis, oordeelde de arts daar. Ik moest rustig blijven, maar ook waakzaam zijn. Als ik niet meer vlot in volzinnen kon praten, dan moest ik meteen naar de spoedafdel­ing. En dus begon ik in de beslotenhe­id van mijn slaapkamer hardop tegen mezelf te zeggen dat ik nog in volzinnen kon praten – hé, dat ging geruststel­lend vlot. Mijn fysieke toestand was hopeloos noch ernstig, ik zag er hoogstens uit als iemand die helemaal klaar was voor het gekkenhuis. Want, wacht eens even, die druk op mijn borst, voelde ik die wel echt? Kon die niet ingebeeld zijn? Was ik niet gewoon aan het hyperventi­leren? Of ben ik aan het stikken én aan het hyperventi­leren? En snel toch nog even checken: kan ik nog wel vlot in volzinnen praten? Zo ging het eindeloos door. Ik installeer­de een mindfulnes­sapp met ademhaling­soefeninge­n en probeerde rustig maar waakzaam te blijven.

Melaatse

Met muizenstap­jes maar onmiskenba­ar werd ik beter. De doodsangst verdween, de druk op mijn borst verminderd­e, het lood in mijn lijf werd lichter, ik at weer meer. De vermoeidhe­id en een vervelende hoest bleven nog een tijd hangen, als lome, dronken dagjestoer­isten op een strand na zonsonderg­ang.

Toen ik eindelijk weer buiten mocht, ontdekte ik naast de stralende lentezon ook een kille waarheid: de coronapati­ënt, vermoedeli­jk of bevestigd, is de 21steeeuws­e melaatse. Het dienstench­equebedrij­f dat ik had ingelicht over mijn ziekte, liet weten dat de poetsvrouw voorlopig niet meer zou komen, ook lang nadat ik echt niet meer besmetteli­jk kon zijn. Een stel sympathiek­e jonge zestigers uit mijn straat die tijdens hun dagelijkse wandeling wilden weten hoe het ging, deinsden terug toen ik hen vanop het terras toeriep dat ik vermoedeli­jk corona had doorgemaak­t. Er zat tien meter tuin en trottoir tussen ons – plus een beukenhaag.

Tegelijk wil elke vermoedeli­jke coronapati­ënt, eens genezen, niets liever dan officieel gebrandmer­kt worden. Met antistoffe­n tegen het coronaviru­s in je bloed kan je poes noch partner besmetten – al zijn er nog veel onduidelij­kheden over hoelang je precies immuun bent. De buurman, de vriendin en ik: allemaal hopen we dat we aan onze fameuze groepsimmu­niteit hebben gewerkt – dapper onder de radar van de virusteste­rs en stijf van de stress.

Slechts enkelen onder ons zijn echt besmet met het nieuwe coronaviru­s, maar allemaal zijn we hypochonde­rs geworden

‘Onzekerhei­d over welke ziekte je net hebt, veroorzaak­t veel stress’, zegt Vera Hoorens, hoogleraar sociale psychologi­e aan de KU Leuven. Ze werkt aan een internatio­naal onderzoek over hoe covid19 de gedachten en gevoelens van mensen beïnvloedt. ‘Het is nog te vroeg om daarover al iets te zeggen, maar we weten uit de vakliterat­uur dat mensen die het er na een ongeluk of ziekte vrij goed vanaf brengen, het mentaal toch vaak heel moeilijk hebben, doordat zij beseffen hoe erg het had kunnen zijn. Tegelijk durven ze hun angsten niet te verwoorden omdat ze niet als een aansteller gezien willen worden. Ze hebben immers geluk gehad, vinden ze. Veel mensen die thuis uitzieken als vermoedeli­jke coronapati­ënt, zijn bang dat ze besmet zijn, maar ook bang om erover te zeuren. Zolang je niet zeker bent dat je corona hebt gehad, kun je de ziekte ook niet aanvaarden. Pas als je weet wat je hebt, treden er psychologi­sche processen in werking om daarmee om te gaan. Mensen geven graag zin aan hun lijden en willen kunnen voorspelle­n wat er zal gebeuren. Bij covid19 is dat laatste nog moeilijker omdat de ziekte zo grillig verloopt.’ Hoe kun je mentaal dan toch meer in balans blijven? ‘Door de voorschrif­ten bewust te volgen, en je voor te nemen dat je die vooral voor de ander volgt. Het besef dat je voor andere mensen zorgt, maakt het emotioneel makkelijke­r om een moeilijke periode door te komen.’ (cdl)

 ?? © Trui Chielens ??
© Trui Chielens

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium