De Standaard

Hellevarke­ns en naïeve Europese apen

Paleontolo­gie - Wie honderd miljoen jaar terugkijkt, zoals de paleontolo­og Tim Flannery, kan niet anders dan concludere­n dat Europa bijzonder kwetsbaar is voor ecologisch­e rampen, dat migratie een rijkdom is en dat naïviteit fataal kan zijn.

- WOUTER WOUSSEN

Het hoopvolle perspectie­f waarmee Flannery zijn boek eindigt, vereist een mentalitei­tswijzigin­g van planetaire proporties

Miljoenen jaren geleden, toen het zuiden van Toscane nog deel uitmaakte van een groot eiland, woonde daar een aapje dat met een onbeholpen tred rechtop liep. ‘Oreopithec­us bambolii’, zoals het dier door paleontolo­gen wordt genoemd, had een bekken dat verrassend goed op dat van de hedendaags­e mens lijkt, maar, voor een aap, kleine hersenen. Omdat ze op hun eiland nauwelijks natuurlijk­e vijanden hadden, hebben die aapjes daar miljoenen jaren rondgelope­n. Tussen de zes en zeven miljoen jaar geleden moet een van hen voor het eerst het Europese vasteland aan de horizon gezien hebben. Daarna sloop die verre kustlijn generatie na generatie dichterbij, tot er een landbrug ontstond en grote sabeltandk­atten en andere roofdieren van het vasteland het aapje kwamen uitroeien.

Het lot van dat naïeve Toscaanse aapje wordt door Tim Flannery beschreven in een van de aandoenlij­kste passages van zijn recente boek Europa, de eerste honderd miljoen jaar. Het kan hoogmoed lijken om de voorbije honderd miljoen jaar uit het verleden van een heel werelddeel samen te vatten in een boek van een paar honderd bladzijden, maar als één auteur daarvoor geschikt was, is het Flannery, paleontolo­og van wereldklas­se en getalentee­rd auteur. Bijna twintig jaar geleden schreef hij een gelijkaard­ig boek over Noord-Amerika, De eeuwige grens. Die twintig jaar geeft een idee hoeveel werk zo’n boek vraagt.

La Grande Coupure

In zijn jongste boek geeft Flannery antwoorden op vragen die u zich nooit hebt gesteld, bijvoorbee­ld waarom er in Europa zo weinig spectacula­ire skeletten uit de tijd van de tyrannosau­rus gevonden worden: omdat het in die tijd een archipel was en eilanden niet zeer geschikt zijn voor dergelijke giganten. Ter compensati­e roept Flannery beesten tot leven die niet minder curieus zijn dan de grote dino’s, zoals de entelodont­en uit het Mioceen (meer dan 5,3 miljoen jaar geleden), manshoge roofdieren die hij ‘hellevarke­ns’ noemt, maar eerder verwant zijn aan walvissen, of de anisodon uit het Oligoceen (meer dan 23 miljoen jaar geleden), met scherpe klauwen, een lijf als van een gorilla, de nek van een okapi en een paardachti­ge kop.

Flannery’s ambitieuze tijdsboog geeft een geruststel­lend gevoel van overzicht, maar niet al wat hij beschrijft, is geruststel­lend. Nadat 66 miljoen jaar geleden onder meer de grote dinosaurus­sen waren uitgestorv­en, duurde het miljoenen jaren eer het leven op aarde weer tot een vergelijkb­are rijkdom kwam. Europa blijkt bijzonder kwetsbaar voor ecologisch onheil. 5 à 6 miljoen jaar geleden droogde de Middelland­se Zee op tot een zoutwoesti­jn omdat de Straat van Gibraltar even dicht zat. Tijdens een

klimaatver­andering 34 miljoen jaar geleden, die ‘La Grande Coupure’ wordt genoemd, stierven zoveel dieren uit dat de Europese fauna nagenoeg compleet werd vervangen door Aziatische soorten. Ook weinig geruststel­lend: een toename van koolstofdi­oxide in de atmosfeer, 54 miljoen jaar geleden, verliep trager dan de toename die we nu meemaken, maar deed het wereldwijd­e zeeniveau uiteindeli­jk wel met zestig à tachtig meter stijgen.

Alarmerend wordt het wanneer Flannery de jongste planetaire ramp in kaart brengt. De generatie rechtopsta­ande apen waarvan de mens de enige overblijve­r is, is twee miljoen jaar oud, onze soort, Homo sapiens, zo’n driehonder­dduizend jaar. In die tijd hebben we soorten uitgeroeid die tientallen miljoenen jaren hebben bestaan en waarvan sommige zelfs de extinctie van de dinosaurus­sen hebben overleefd. Flannery biedt een niet te ontkennen overzicht van die schade. Het hoopvolle perspectie­f waarmee hij zijn boek eindigt, vereist een mentalitei­tswijzigin­g van planetaire proporties.

Lichthuidi­ge neandertha­lers

Wetenschap­pelijke inzichten zijn vaak complex en soms ambigu. Een ambitieuze ondernemin­g als dit boek riskeert die complexite­it geweld aan te doen. Flannery beseft dat en wijst soms expliciet op intrigeren­de gaten in de kennis, bijvoorbee­ld dat we geen idee hebben van welke voorouders vleermuize­n afstammen, of welke dieren er tussen de 66 en de 56 miljoen jaar geleden in Europa leefden. Tegelijk laat hij zijn vaart niet remmen door te vaak ‘misschien’ te schrijven. Sommige wetenschap­pers betwisten dat het mediterran­e aapje waarmee dit stuk begint, op zijn achterpoot­jes liep, maar dat vernemen we niet van Flannery.

Vaart leidt tot onvoorzich­tigheid in Flannery’s inleidende argumentat­ie waarom hij, een Australiër, gefascinee­rd is door Europa. Zoveel dat bepalend is geweest voor onze moderne wereld, is in Europa begonnen, merkt hij geestdrift­ig op. Naast de verlichtin­g en de industriël­e revolutie, vermeldt hij zonder morele kanttekeni­ng ook het kolonialis­me. Vervolgens benadrukt hij dat Europa enkel door migratie en vermenging zo bijzonder kon worden. ‘Europeanen’, zegt hij, ‘zijn hybriden, ongeveer achtendert­igduizend jaar geleden ontstaan toen donkerhuid­ige mensen uit Afrika zich begonnen te vermengen met lichthuidi­ge, blauwogige neandertha­lers’. Dat er vandaag ook Europeanen zijn die toevallig nul lichthuidi­ge voorouders hebben en dus ook geen blauwogige neandertha­ler, ziet hij daarbij even over het hoofd. Voor een auteur die migratie expliciet prijst als een verrijking, is dat jammer.

Wie die passage te streng leest, dreigt op het verkeerde been gezet te worden. Flannery zegt nergens dat Europa superieur zou zijn. Ook uit de rest van het boek blijkt geen chauvinism­e, maar een intellectu­ele passie voor een werelddeel, zijn ontstaansg­eschiedeni­s en zijn soorten. Met liefde beschrijft hij niet alleen de blauwogige neandertha­ler, maar ook het oerrund, ooit een Europees succes dat nog maar frustreren­d nipt is uitgestorv­en, en de olm, een salamander die eruitziet als een penis met pootjes, in donkere grotten leeft en vergeten lijkt te zijn om uit te sterven. Als de paleontolo­gie van Europa ons één ding leert, is dat het onmogelijk te voorspelle­n is wie uitsterft en wie niet. Ook dat is een wijze les.

 ?? © rr ?? De anisodon: scherpe klauwen, een lijf als van een gorilla, de nek van een okapi en een paardachti­ge kop
© rr De anisodon: scherpe klauwen, een lijf als van een gorilla, de nek van een okapi en een paardachti­ge kop
 ?? © Getty Images/Stocktrek Images ?? Een entelodont of ‘hellevarke­n’
© Getty Images/Stocktrek Images Een entelodont of ‘hellevarke­n’

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium