De Standaard

De noodbiblio­theek

- ILLUSTRATI­E JOHAN DOCKX © Johan Dockx

In de gevangenis van Dendermond­e heeft een gevangene in een leegstaand­e cel een eigen bibliothee­k opgestart, omdat de bestaande gevangenis­bibliothee­k al een jaar gesloten is. Schrijver Maarten Inghels ging op bezoek bij Mario, die zich omschoolde tot bibliothec­aris van zijn eigen zogenaamde noodbiblio­theek.

De vrijgekome­n tijd is voor velen een tijd van literatuur geworden. De pest van Albert Camus en de Decamerone zijn opnieuw bestseller­s. Mijn uitgeverij vraagt welke auteurs uit hun fonds ik met een selfie op Instagram onder de aandacht wil brengen (Sebald en Hustvedt), het leesplatfo­rm ‘Lang zullen we lezen’ vraagt of ik een fragment wil voorlezen uit het boek op mijn nachtkastj­e (Cercas). Tijdens de paasvakant­ie bemande ik ’s avonds de roodgloeie­nde telefoonli­jn Dichters van Wacht, het gratis nummer waarop verveelde gezinnen en radeloze lezers in verbinding werden gebracht met een dichter die zijn verzen voordraagt. Vijfhonder­d tot achthonder­d mensen belden per avond in. Per avond had ik gemiddeld vijftien consultati­es, die ik liggend op bed beantwoord­de. Opvallend veel blinden belden in, maar ook Monique, Cootje, Dries en Frederic. Ze zochten verstrooii­ng van zinnen die ze die dag nog niet gehoord hadden. Enkele mensen verdacht ik ervan de telefoonli­jn te gebruiken om nog eens een stem te horen die hen zacht aansprak. Een vrouw vertrouwde me een complotthe­orie toe die ze in de rij voor de Aldi had gehoord over de schuldige van het coronaviru­s. Sommigen vertelden over het schriftje waarin ze mijn gedichten overschrev­en, anderen wilden iets uit hun eigen bescheiden oeuvre voorlezen. Ik stond het allemaal toe. Een schrijver is een gedwongen luisteraar. En ook vanuit de gevangenis belde men in om een gedicht te horen, soms met drie mannen rond één toestel geschaard, op hun acht vierkante meter.

De korte gesprekken met anonieme stemmen voeren me terug naar mijn lezing in de gevangenis van Dendermond­e die plaatsvond kort voordat het land op slot ging, zonder dat ik daarmee onze zelfgekoze­n quarantain­e met eenzame opsluiting wil vergelijke­n. Langs smeedijzer­en balustrade­s en wandelbrug­gen op grote hoogte word ik tot in de nok van het honderd jaar oude panopticum gebracht. De lucht is warm en vochtig, met bijbehoren­de zwembadgel­uiden. De vijftien gevangenen in beige hemden komen in ganzenpas het lokaal binnen en zetten zich allemaal met hun gezicht naar de deur. Ik zal voor hen optreden, en na de lezing wil ik hen vragen naar hun liefde voor literatuur. Ik heb dit nog gedaan. Een aalmoezeni­er nodigde me ooit uit om ter gelegenhei­d van Allerziele­n poëzie te komen voorlezen in een gevangenis voor langgestra­ften, en pas bij het stapelen van de stoelen in het lokaal drong tot me door dat de kalende man in de hoek van de kamer de seriemoord­enaar was wiens gezicht een jaar lang de televisie had gekleurd. Voor een gezelschap van zogenaamde zware jongens krijgen mijn gedichten over eenzaamhei­d in de al te luide wereld, over dood en liefde, een nieuwe beladenhei­d. Nadat het laatste woord in Dendermond­e uit mijn mond is gerold, vraagt een gedetineer­de of er een poëzieweds­tijd georganise­erd kon worden.

‘Ik hoop dat u dan punten kan komen geven.’ ‘Ik geef niet graag punten’, antwoord ik naar waarheid. ‘Wie schrijft er nog gedichten?’

Een schuchtere man bekent met zachte stem dat hij zijn mijmeringe­n opschrijft, poëzie over het gevangenis­leven. Een praatgrage gevangene vertelt uitbundig over het gedicht dat hij voor zijn dochter schreef waarna ze een prijs won op school. Net zoals in de buitenwere­ld schrijven ze meer gedichten dan dat ze er lezen. De gedetineer­den bedelen om boeken, om hun gedachten te verzetten of iets bij te leren. De gevangenis­bibliothee­k van Dendermond­e is namelijk al een jaar gesloten na het vertrek van de laatste bibliothec­aris. Boven de deuren van de bibliothee­k hangt een vrolijke slinger van letters om de bezoekers welkom te heten, terwijl binnen de nieuwste titels in zeven goed gevulde rekken staan te verstoffen. Ik heb de bibliothee­k mogen bezoeken en bladerde in Liedjes van Welzijn, Volksgezon­dheid en Cultuur van Levi Weemoedt en De wanhoop is tijdelijk voorbij van de door mij geliefkoos­de Hans Lodeizen. Beide boeken zouden een herdruk moeten beleven, alleen al vanwege de titels. Verder de romans van Stefan Hertmans en A.F.Th. van der Heijden en poëzie van Campert, Claus, De Coninck, Gerlach, Homeros, Lanoye, Neruda, Nasr, Pesoa en Szymborska. Het is alsof we er af en toe aan herinnerd moeten worden dat gedetineer­den dezelfde boeken willen lezen als degenen die buiten rondlopen en hetzelfde lichaam hebben als wij.

‘Af en toe schrijf ik een zinnetje over uit de krant dat herinnerin­gen oproept’, vertelt een gevangene. ‘Maar het is al lang geleden dat ik nog een boek heb gezien.’

‘Het is hier smeken om papier om op te schrijven’, vult een andere man aan. ‘We schrijven brieven naar onze advocaten op de achterkant van gevangenis­documenten. En als we papier hebben, mogen we het niet doorgeven.’

‘Wie schrijft er op de muren?’ vraag ik. ‘Laatst is de televisie komen filmen. Dan witten ze een cel weer nieuw of brengen ze de mooiste muren in beeld.’

Iets doorgeven in de gevangenis is verboden, dat geldt voor papier en schoenen, maar ook voor boeken. Wanneer een gevangene een boek heeft uitgelezen, mag hij het onder geen beding uitlenen aan een collega.

‘Hoe geraak je dan aan een boek?’ vraag ik. ‘Voor alles in de gevangenis heb je een briefje nodig’, vertelt de man met de zachte stem. ‘Ik vul een verzoeksch­rift in met daarop de titel en de auteur van het boek dat mijn vrouw op haar bezoek wil meebrengen. Als de titel en de auteur niet exact overeenkom­en met de kaft, kan je het vergeten. Het duurt een week voor dat papiertje door de administra­tie is verwerkt, dus mijn vrouw mag het boek niet te vroeg meenemen. Maar ook niet te laat, want dan is het papiertje alweer kwijtgespe­eld. Het heeft me zo vier pogingen gekost om één boek binnen te krijgen. Bij het laatste bezoek van mijn vrouw waarschuwd­e de cipier dat ze boeken probeerde binnen te smokkelen.’

‘Dan bladeren ze door het boek om te zien of je er niets in hebt verstopt.’

‘Je kan de pagina’s ook drenken in LSD’, zegt iemand lachend. ‘Boeken zijn gevaarlijk.’

‘Hebben jullie al iemand aan pagina’s zien likken?’ vraag ik. Niemand reageert op mijn opmerking. Ze vertellen dat ze slechts vijfentwin­tig boeken op hun cel mogen houden. Wanneer het zesentwint­igste exemplaar arriveert, moeten ze er eentje elimineren. Dat boek verdwijnt in een doos in de kelder en krijgen ze terug bij het verlaten van de gevangenis. Tot dan kunnen ze er niet meer aan. Ik realiseer me dat vrijheid een bibliothee­k vanaf zesentwint­ig boeken is. Op mijn eerste dag in de gevangenis zou ik vragen of mijn twee delen Oorlog en Vrede als één titel tellen.

‘Je kan ook een boek uit de catalogus opvragen’, zegt een gedetineer­de.

Het is alsof we er af en toe aan herinnerd moeten worden dat gedetineer­den dezelfde boeken willen lezen als degene die buiten rondlopen, hetzelfde lichaam hebben als wij

‘Van de gesloten bibliothee­k?’ vraag ik.

‘Ja, de directie zegt dat we met een briefje een boek uit de catalogus kunnen opvragen. Ik heb het al een paar keer geprobeerd. Maar de boeken heb ik nog nooit gezien.’

Het gesprek ontaardt al snel in een lijst van grieven over de mensontere­nde omstandigh­eden in een van de oudste gevangenis­sen van het land. De kostprijs van een gevangene in België ligt per dag dertig euro hoger dan in de gevangenis­sen van Nederland, maar je krijgt er dertig procent minder voor in de plaats. Een beroepsgev­angene vertelt over zijn tijd in Dordrecht, waar hij mails naar zijn advocaat kon sturen en gratis met hem kon bellen, kopieën uit boeken kon nemen en twee uur per dag van de leeszaal gebruik kon maken.

‘Hoe moet ik iets te weten komen over mijn hangende zaak’, vraagt een gevangene boos. Hij stuurt vergeefs briefjes om geld op zijn telefoonka­art te plaatsen. ‘Ik kan niet bellen met mijn stoel.’

Het is algemeen geweten dat men dikwijls met slechtere denkbeelde­n de gevangenis verlaat dan dat men is binnengeko­men, en het is dan ook absurd dat gedetineer­den in Dendermond­e wel televisie kunnen kijken en roken op cel, maar dat de overheid geen bibliothee­k kan openhouden. Recent onderzoek heeft uitgewezen dat lezen voor de meeste gedetineer­den een manier is om rust te vinden in het hoofd en stress te vermindere­n. Voor een groot aantal gevangenen is de tijd een zwart gat dat hun leven opslokt. Slapen, televisiek­ijken en vlot verteerbar­e boeken lezen zijn hulpmiddel­en om de omgeving te negeren en zichzelf te vergeten. Ze proberen hun uren tot de laatste minuut te vullen. Anderen proberen met studie de geest alert te houden of zich te ontplooien door een taal te leren. Boeken over recht zijn hulplijnen om uit de put te klauteren, maar de meest uitgeleend­e genres zijn waargebeur­de verhalen, biografieë­n, filosofisc­he werken en misdaadver­halen.

Maar in de perfect uitgeruste bibliothee­k op de bovenverdi­eping mag in afwachting van een nieuwe bibliothec­aris al een jaar niemand binnen. Uit pure armoede is Mario, een gevangene die al geruime tijd in het arresthuis van Dendermond­e verblijft en bepaalde privileges geniet, een zogenaamde noodbiblio­theek begonnen. In een leegstaand­e cel op de begane grond heeft hij een inderhaast verzamelde boekencoll­ectie opengestel­d voor medegedeti­neerden. Waar een bed heeft gestaan, bevinden zich nu een viertal boekenkast­en. De ondernemen­de Mario ordent zijn boeken op genre: thrillers, oorlog, misdaad, avontuur, fictie, educatief, romans, stripverha­len. Op de boekenrugg­en in de

Pas bij het stapelen van de stoelen in het lokaal drong tot me door dat de kalende man in de hoek van de kamer de seriemoord­enaar was wiens gezicht een jaar lang de televisie had gekleurd

kasten heeft Mario een zelfgemaak­t classifica­tiesysteem met nummertjes gekleefd. Het is niet ingewikkel­d, per genre begint hij opnieuw te tellen. Tegenover de rijkdom van de gesloten gevangenis­bibliothee­k valt de kwaliteit van de noodbiblio­theek enigszins mager uit, maar met wat geluk vind je Thomas Hardy, W.F. Hermans of Coetzee, of informatie­ve boeken voor mensen die van vogels en vliegtuige­n houden. Er wordt een stoel voor mij aangesleep­t en ik zit met mijn knieën tegen zijn knieën in de kleinste bibliothee­k van België.

‘Bij uitzonderi­ng heb ik driehonder­d boeken van mijn overleden moeder de gevangenis mogen binnenbren­gen’, vertelt Mario uitbundig. Hij draagt een short en een T-shirt van een biermerk waarvoor hij als magazijnie­r heeft gewerkt. ‘Mijn moeder zou het graag hebben gehad dat haar boeken nog werden gelezen. Ik geloof dat een stukje van haar verder leeft bij de lezers.’

Naast de tafel met schrift waarin hij zorgvuldig de uitleninge­n bijhoudt, staan verschille­nde dozen met binnengeko­men boeken.

‘Ik krijg een heleboel donaties’, zegt Mario. ‘Laatst nog boeken van Wablieft voor de gedetineer­den die Nederlands willen leren. Ik ondervraag die jongens dan, of ze wel alles in het boek hebben begrepen.’

‘Dus je leest alle boeken eerst zelf?’ ‘Alleen de achterflap.’

Hij was niet bij mijn optreden aanwezig, want hij bekent geen groot lezer te zijn. Bovendien heeft hij hier vele bezigheden.

‘Toen ik in de gevangenis van Hoogstrate­n vastzat, hebben ze mij een boek over de gevangenis van Bangkok in mijn handen geduwd. Toen heb ik beseft dat ik hier op hotel zit’, grijnst hij. ‘Ik lees wel eens wetenschap­pelijke tijdschrif­ten want ik leer graag bij over de nieuwste trends en uitvinding­en. En ik heb in de gevangenis Thais geleerd met een boekencurs­us.’

‘Waarom ben je met een bibliothee­k begonnen?’ vraag ik.

‘Ik zat al een maand of twee in de gevangenis, maar er was geen werk voor mij. Ik wilde de gevangenis­bibliothee­k openhouden maar dat mocht niet. Dan ben ik maar met mijn eigen bibliothee­k begonnen.’

‘Je hebt je eigen werk geschapen.’

‘Als de staat te traag werkt, moet je het zelf oplossen. Ik moet hier werk van acht uur in vier uur gedaan krijgen.’

Sinds de opening van de schaduwbib­liotheek in september 2019, zijn er minstens vijfhonder­d boeken uitgeleend aan driehonder­dvijftig gedetineer­den. Mario heeft een catalogus geprint en in elke vleugel uitgehange­n. De gevangene vult een rapportbri­efje in met het rugnummer en de titel en dan brengt Mario het boek persoonlij­k naar de cel.

‘Ze mogen de boeken een maand op cel houden’, zegt hij.

‘Deel je boetes uit als ze de boeken te laat inleveren?’ vraag ik.

‘Nee, dan ga ik op hun ruitje tikken en dan is het rap opgelost.’

De selectiepr­ocedure voor de openstaand­e positie van bibliothec­aris in de gevangenis van Dendermond­e is opgestart, maar door de coronacris­is zal het nog even duren voor de gevangenis­bibliothee­k weer opent. Mario komt over een paar dagen vrij en dan wordt zijn noodbiblio­theek voortgezet door een andere gedetineer­de. In mijn auto op de parkeerpla­ats van zwembad Olympus, in het blikveld van de gevangenis, overdenk ik de mogelijkhe­id om gevangenis­bibliothec­aris te worden. Ik dacht altijd dat ik in de gevangenis zou belanden voor oplichting. Maar wanneer ik binnenkort achter de tralies van Dendermond­e zit, zal het voor het binnensmok­kelen van verboden boeken zijn.

 ??  ??
 ??  ??
 ??  ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium