De noodbibliotheek
In de gevangenis van Dendermonde heeft een gevangene in een leegstaande cel een eigen bibliotheek opgestart, omdat de bestaande gevangenisbibliotheek al een jaar gesloten is. Schrijver Maarten Inghels ging op bezoek bij Mario, die zich omschoolde tot bibliothecaris van zijn eigen zogenaamde noodbibliotheek.
De vrijgekomen tijd is voor velen een tijd van literatuur geworden. De pest van Albert Camus en de Decamerone zijn opnieuw bestsellers. Mijn uitgeverij vraagt welke auteurs uit hun fonds ik met een selfie op Instagram onder de aandacht wil brengen (Sebald en Hustvedt), het leesplatform ‘Lang zullen we lezen’ vraagt of ik een fragment wil voorlezen uit het boek op mijn nachtkastje (Cercas). Tijdens de paasvakantie bemande ik ’s avonds de roodgloeiende telefoonlijn Dichters van Wacht, het gratis nummer waarop verveelde gezinnen en radeloze lezers in verbinding werden gebracht met een dichter die zijn verzen voordraagt. Vijfhonderd tot achthonderd mensen belden per avond in. Per avond had ik gemiddeld vijftien consultaties, die ik liggend op bed beantwoordde. Opvallend veel blinden belden in, maar ook Monique, Cootje, Dries en Frederic. Ze zochten verstrooiing van zinnen die ze die dag nog niet gehoord hadden. Enkele mensen verdacht ik ervan de telefoonlijn te gebruiken om nog eens een stem te horen die hen zacht aansprak. Een vrouw vertrouwde me een complottheorie toe die ze in de rij voor de Aldi had gehoord over de schuldige van het coronavirus. Sommigen vertelden over het schriftje waarin ze mijn gedichten overschreven, anderen wilden iets uit hun eigen bescheiden oeuvre voorlezen. Ik stond het allemaal toe. Een schrijver is een gedwongen luisteraar. En ook vanuit de gevangenis belde men in om een gedicht te horen, soms met drie mannen rond één toestel geschaard, op hun acht vierkante meter.
De korte gesprekken met anonieme stemmen voeren me terug naar mijn lezing in de gevangenis van Dendermonde die plaatsvond kort voordat het land op slot ging, zonder dat ik daarmee onze zelfgekozen quarantaine met eenzame opsluiting wil vergelijken. Langs smeedijzeren balustrades en wandelbruggen op grote hoogte word ik tot in de nok van het honderd jaar oude panopticum gebracht. De lucht is warm en vochtig, met bijbehorende zwembadgeluiden. De vijftien gevangenen in beige hemden komen in ganzenpas het lokaal binnen en zetten zich allemaal met hun gezicht naar de deur. Ik zal voor hen optreden, en na de lezing wil ik hen vragen naar hun liefde voor literatuur. Ik heb dit nog gedaan. Een aalmoezenier nodigde me ooit uit om ter gelegenheid van Allerzielen poëzie te komen voorlezen in een gevangenis voor langgestraften, en pas bij het stapelen van de stoelen in het lokaal drong tot me door dat de kalende man in de hoek van de kamer de seriemoordenaar was wiens gezicht een jaar lang de televisie had gekleurd. Voor een gezelschap van zogenaamde zware jongens krijgen mijn gedichten over eenzaamheid in de al te luide wereld, over dood en liefde, een nieuwe beladenheid. Nadat het laatste woord in Dendermonde uit mijn mond is gerold, vraagt een gedetineerde of er een poëziewedstijd georganiseerd kon worden.
‘Ik hoop dat u dan punten kan komen geven.’ ‘Ik geef niet graag punten’, antwoord ik naar waarheid. ‘Wie schrijft er nog gedichten?’
Een schuchtere man bekent met zachte stem dat hij zijn mijmeringen opschrijft, poëzie over het gevangenisleven. Een praatgrage gevangene vertelt uitbundig over het gedicht dat hij voor zijn dochter schreef waarna ze een prijs won op school. Net zoals in de buitenwereld schrijven ze meer gedichten dan dat ze er lezen. De gedetineerden bedelen om boeken, om hun gedachten te verzetten of iets bij te leren. De gevangenisbibliotheek van Dendermonde is namelijk al een jaar gesloten na het vertrek van de laatste bibliothecaris. Boven de deuren van de bibliotheek hangt een vrolijke slinger van letters om de bezoekers welkom te heten, terwijl binnen de nieuwste titels in zeven goed gevulde rekken staan te verstoffen. Ik heb de bibliotheek mogen bezoeken en bladerde in Liedjes van Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur van Levi Weemoedt en De wanhoop is tijdelijk voorbij van de door mij geliefkoosde Hans Lodeizen. Beide boeken zouden een herdruk moeten beleven, alleen al vanwege de titels. Verder de romans van Stefan Hertmans en A.F.Th. van der Heijden en poëzie van Campert, Claus, De Coninck, Gerlach, Homeros, Lanoye, Neruda, Nasr, Pesoa en Szymborska. Het is alsof we er af en toe aan herinnerd moeten worden dat gedetineerden dezelfde boeken willen lezen als degenen die buiten rondlopen en hetzelfde lichaam hebben als wij.
‘Af en toe schrijf ik een zinnetje over uit de krant dat herinneringen oproept’, vertelt een gevangene. ‘Maar het is al lang geleden dat ik nog een boek heb gezien.’
‘Het is hier smeken om papier om op te schrijven’, vult een andere man aan. ‘We schrijven brieven naar onze advocaten op de achterkant van gevangenisdocumenten. En als we papier hebben, mogen we het niet doorgeven.’
‘Wie schrijft er op de muren?’ vraag ik. ‘Laatst is de televisie komen filmen. Dan witten ze een cel weer nieuw of brengen ze de mooiste muren in beeld.’
Iets doorgeven in de gevangenis is verboden, dat geldt voor papier en schoenen, maar ook voor boeken. Wanneer een gevangene een boek heeft uitgelezen, mag hij het onder geen beding uitlenen aan een collega.
‘Hoe geraak je dan aan een boek?’ vraag ik. ‘Voor alles in de gevangenis heb je een briefje nodig’, vertelt de man met de zachte stem. ‘Ik vul een verzoekschrift in met daarop de titel en de auteur van het boek dat mijn vrouw op haar bezoek wil meebrengen. Als de titel en de auteur niet exact overeenkomen met de kaft, kan je het vergeten. Het duurt een week voor dat papiertje door de administratie is verwerkt, dus mijn vrouw mag het boek niet te vroeg meenemen. Maar ook niet te laat, want dan is het papiertje alweer kwijtgespeeld. Het heeft me zo vier pogingen gekost om één boek binnen te krijgen. Bij het laatste bezoek van mijn vrouw waarschuwde de cipier dat ze boeken probeerde binnen te smokkelen.’
‘Dan bladeren ze door het boek om te zien of je er niets in hebt verstopt.’
‘Je kan de pagina’s ook drenken in LSD’, zegt iemand lachend. ‘Boeken zijn gevaarlijk.’
‘Hebben jullie al iemand aan pagina’s zien likken?’ vraag ik. Niemand reageert op mijn opmerking. Ze vertellen dat ze slechts vijfentwintig boeken op hun cel mogen houden. Wanneer het zesentwintigste exemplaar arriveert, moeten ze er eentje elimineren. Dat boek verdwijnt in een doos in de kelder en krijgen ze terug bij het verlaten van de gevangenis. Tot dan kunnen ze er niet meer aan. Ik realiseer me dat vrijheid een bibliotheek vanaf zesentwintig boeken is. Op mijn eerste dag in de gevangenis zou ik vragen of mijn twee delen Oorlog en Vrede als één titel tellen.
‘Je kan ook een boek uit de catalogus opvragen’, zegt een gedetineerde.
Het is alsof we er af en toe aan herinnerd moeten worden dat gedetineerden dezelfde boeken willen lezen als degene die buiten rondlopen, hetzelfde lichaam hebben als wij
‘Van de gesloten bibliotheek?’ vraag ik.
‘Ja, de directie zegt dat we met een briefje een boek uit de catalogus kunnen opvragen. Ik heb het al een paar keer geprobeerd. Maar de boeken heb ik nog nooit gezien.’
Het gesprek ontaardt al snel in een lijst van grieven over de mensonterende omstandigheden in een van de oudste gevangenissen van het land. De kostprijs van een gevangene in België ligt per dag dertig euro hoger dan in de gevangenissen van Nederland, maar je krijgt er dertig procent minder voor in de plaats. Een beroepsgevangene vertelt over zijn tijd in Dordrecht, waar hij mails naar zijn advocaat kon sturen en gratis met hem kon bellen, kopieën uit boeken kon nemen en twee uur per dag van de leeszaal gebruik kon maken.
‘Hoe moet ik iets te weten komen over mijn hangende zaak’, vraagt een gevangene boos. Hij stuurt vergeefs briefjes om geld op zijn telefoonkaart te plaatsen. ‘Ik kan niet bellen met mijn stoel.’
Het is algemeen geweten dat men dikwijls met slechtere denkbeelden de gevangenis verlaat dan dat men is binnengekomen, en het is dan ook absurd dat gedetineerden in Dendermonde wel televisie kunnen kijken en roken op cel, maar dat de overheid geen bibliotheek kan openhouden. Recent onderzoek heeft uitgewezen dat lezen voor de meeste gedetineerden een manier is om rust te vinden in het hoofd en stress te verminderen. Voor een groot aantal gevangenen is de tijd een zwart gat dat hun leven opslokt. Slapen, televisiekijken en vlot verteerbare boeken lezen zijn hulpmiddelen om de omgeving te negeren en zichzelf te vergeten. Ze proberen hun uren tot de laatste minuut te vullen. Anderen proberen met studie de geest alert te houden of zich te ontplooien door een taal te leren. Boeken over recht zijn hulplijnen om uit de put te klauteren, maar de meest uitgeleende genres zijn waargebeurde verhalen, biografieën, filosofische werken en misdaadverhalen.
Maar in de perfect uitgeruste bibliotheek op de bovenverdieping mag in afwachting van een nieuwe bibliothecaris al een jaar niemand binnen. Uit pure armoede is Mario, een gevangene die al geruime tijd in het arresthuis van Dendermonde verblijft en bepaalde privileges geniet, een zogenaamde noodbibliotheek begonnen. In een leegstaande cel op de begane grond heeft hij een inderhaast verzamelde boekencollectie opengesteld voor medegedetineerden. Waar een bed heeft gestaan, bevinden zich nu een viertal boekenkasten. De ondernemende Mario ordent zijn boeken op genre: thrillers, oorlog, misdaad, avontuur, fictie, educatief, romans, stripverhalen. Op de boekenruggen in de
Pas bij het stapelen van de stoelen in het lokaal drong tot me door dat de kalende man in de hoek van de kamer de seriemoordenaar was wiens gezicht een jaar lang de televisie had gekleurd
kasten heeft Mario een zelfgemaakt classificatiesysteem met nummertjes gekleefd. Het is niet ingewikkeld, per genre begint hij opnieuw te tellen. Tegenover de rijkdom van de gesloten gevangenisbibliotheek valt de kwaliteit van de noodbibliotheek enigszins mager uit, maar met wat geluk vind je Thomas Hardy, W.F. Hermans of Coetzee, of informatieve boeken voor mensen die van vogels en vliegtuigen houden. Er wordt een stoel voor mij aangesleept en ik zit met mijn knieën tegen zijn knieën in de kleinste bibliotheek van België.
‘Bij uitzondering heb ik driehonderd boeken van mijn overleden moeder de gevangenis mogen binnenbrengen’, vertelt Mario uitbundig. Hij draagt een short en een T-shirt van een biermerk waarvoor hij als magazijnier heeft gewerkt. ‘Mijn moeder zou het graag hebben gehad dat haar boeken nog werden gelezen. Ik geloof dat een stukje van haar verder leeft bij de lezers.’
Naast de tafel met schrift waarin hij zorgvuldig de uitleningen bijhoudt, staan verschillende dozen met binnengekomen boeken.
‘Ik krijg een heleboel donaties’, zegt Mario. ‘Laatst nog boeken van Wablieft voor de gedetineerden die Nederlands willen leren. Ik ondervraag die jongens dan, of ze wel alles in het boek hebben begrepen.’
‘Dus je leest alle boeken eerst zelf?’ ‘Alleen de achterflap.’
Hij was niet bij mijn optreden aanwezig, want hij bekent geen groot lezer te zijn. Bovendien heeft hij hier vele bezigheden.
‘Toen ik in de gevangenis van Hoogstraten vastzat, hebben ze mij een boek over de gevangenis van Bangkok in mijn handen geduwd. Toen heb ik beseft dat ik hier op hotel zit’, grijnst hij. ‘Ik lees wel eens wetenschappelijke tijdschriften want ik leer graag bij over de nieuwste trends en uitvindingen. En ik heb in de gevangenis Thais geleerd met een boekencursus.’
‘Waarom ben je met een bibliotheek begonnen?’ vraag ik.
‘Ik zat al een maand of twee in de gevangenis, maar er was geen werk voor mij. Ik wilde de gevangenisbibliotheek openhouden maar dat mocht niet. Dan ben ik maar met mijn eigen bibliotheek begonnen.’
‘Je hebt je eigen werk geschapen.’
‘Als de staat te traag werkt, moet je het zelf oplossen. Ik moet hier werk van acht uur in vier uur gedaan krijgen.’
Sinds de opening van de schaduwbibliotheek in september 2019, zijn er minstens vijfhonderd boeken uitgeleend aan driehonderdvijftig gedetineerden. Mario heeft een catalogus geprint en in elke vleugel uitgehangen. De gevangene vult een rapportbriefje in met het rugnummer en de titel en dan brengt Mario het boek persoonlijk naar de cel.
‘Ze mogen de boeken een maand op cel houden’, zegt hij.
‘Deel je boetes uit als ze de boeken te laat inleveren?’ vraag ik.
‘Nee, dan ga ik op hun ruitje tikken en dan is het rap opgelost.’
De selectieprocedure voor de openstaande positie van bibliothecaris in de gevangenis van Dendermonde is opgestart, maar door de coronacrisis zal het nog even duren voor de gevangenisbibliotheek weer opent. Mario komt over een paar dagen vrij en dan wordt zijn noodbibliotheek voortgezet door een andere gedetineerde. In mijn auto op de parkeerplaats van zwembad Olympus, in het blikveld van de gevangenis, overdenk ik de mogelijkheid om gevangenisbibliothecaris te worden. Ik dacht altijd dat ik in de gevangenis zou belanden voor oplichting. Maar wanneer ik binnenkort achter de tralies van Dendermonde zit, zal het voor het binnensmokkelen van verboden boeken zijn.