Minder streng, minder doden, hoe doet Nederland dat?
Nederland heeft betere coronacijfers dan België, terwijl de winkels er nog open zijn en thuisblijven een persoonlijke beslissing is. Is dat goed gedaan of slecht geteld?
URK/ZWOLLE/AMSTERDAM I Naast het minuscule strandje van het Nederlandse vissersdorp Urk staat een lichtkrant die de mensen vraagt anderhalve meter afstand te houden en met niet te veel tegelijk de pier op te lopen, om het coronavirus niet te verspreiden. Op de pier staan twee vrouwen van ver met elkaar te praten, terwijl op het IJsselmeer plezierboten voorbijvaren. Op het strandje onder de pier liggen twee meisjes zowat tegen elkaar te zonnen. Op het pleintje waar de pier begint, staat een groepje jongens met brommers dicht bijeen te praten. Twee jonge vrouwen rijden voorbij op één brommer. Toeristen wandelen in kleine groepjes door de jachthaven. Op een aangemeerde boot geniet een wel erg groot gezin van de zon. Een ander gezin komt in zondagse kleren uit de richting van een kerk. Minstens drie kerken op dit voormalige eiland laten nog gelovigen toe tijdens de eredienst. Nergens is politie te zien.
Eén dag later in een volkswijk in het stadje Zwolle. Het is Koningsdag. Lege conservenblikjes rollen klingelend over de stoep. Op een briefje aan een schutting staat: ‘blikwerpen 50 cent’. Drie jongens spelen samen op straat. De ouders van twee van hen heten Ellen en Jelle en zitten in de voortuin. Zij heeft een Nederlandse driekleur op haar wang geschminkt, hij draagt een oranje voetbalshirt. Af en toe komt een vriend over het hek een praatje slaan. Het leven lijkt in Nederland een stuk fijner dan in buurland
België, waar coronamaatregelen een groot deel van het publiek leven lamleggen. Jelle beseft dat, want door zijn werk kent hij wel wat Belgen. ‘Zij hebben het nu zwaar, vooral de ondernemers’, zegt hij. Hij vindt het aangenaam dat het in Nederland wat soepeler is, ‘ook voor de economie’, maar hoopt dat het niet tot een ongecontroleerde toename van de besmettingen zal leiden.
Rampgebied
Jelle is niet de eerste die deze bedenking maakt. Half maart, toen het coronavirus sars-CoV-2 in Europa ook buiten Italië snel slachtoffers begon te maken, wekte de Nederlandse aanpak weinig vertrouwen. Terwijl België op 13 maart de cafés en restaurants sloot, bleven de Nederlandse nog een heel weekend open. Op zondag 15 maart gingen ze alsnog dicht, maar wat niet helemaal geruststelde, was dat Rutte een dag later in een toespraak leek aan te kondigen dat Nederland in zijn aanpak van het virus zou streven naar groepsimmuniteit, een aanpak die eigenlijk rekent op een redelijk algemene verspreiding onder dat deel van de bevolking dat niet als risicogroep wordt beschouwd.
De eerdere uitbraak van het virus in Italië had aangetoond dat die aanpak al snel de ziekenhuizen overbelast, want ook mensen die niet tot de risicogroep behoren, belanden in ziekenhuizen, vaak zelfs op de afdeling intensieve zorg. Als ze met veel tegelijk ziek worden, zijn er dan al gauw te weinig bedden. Het aantal bedden op de afdelingen intensieve zorg in Nederland is bovendien laag in
‘Het is ons gelukt de tragedie te vermijden die andere delen van de wereld heeft overspoeld’
vergelijking met andere Europese landen. Op 30 maart waren er 1.600 voor het hele land, dat meer dan 17 miljoen inwoners heeft. België, met meer dan 11 miljoen inwoners, had er bij het begin van de coronacrisis meer dan 2.000, twee keer zoveel per inwoner.
Parfumeries open
Terwijl het aantal slachtoffers in Nederland steeg, vooral in de provincie Noord-Brabant, bleven de maatregelen in Nederland minder streng dan in België. Nederlandse winkels werden niet verplicht om te sluiten. Modezaken, parfumeries, boekhandels en interieurwinkels bleven open, zolang ze maar konden garanderen dat klanten ver genoeg van elkaar konden blijven. Ook religieuze bijeenkomsten bleven toegelaten, tot dertig aanwezigen. De overheid vroeg haar burgers om thuis te blijven, maar verplichtte het niet. Iedereen mocht blijven autorijden, door het hele land. Uit gegevens die het technologiebedrijf Google verzamelde, gebeurde dat ook, terwijl het Belgische verkeer grotendeels stilviel (zie grafiek 1).
Toen België op 20 maart besliste om de grens met Nederland af te sluiten voor niet-essentiële verplaatsingen – op sommige plaatsen zelfs met containers dwars over de weg – leek het alsof een toekomstig rampgebied werd afgesloten. Maar de verwachte ramp bleef uit. Vandaag lijken de cijfers in Nederland sneller de goede kant op te gaan dan in België. Het dagelijks door Nederland gerapporteerde aantal coronadoden dook in april al verschillende keren onder de honderd. Slechts op één dag was het hoger
De Britse premier BORIS JOHNSON vergat even dat Groot-Brittannië een van de zwaarst getroffen landen ter wereld is (dagelijkse briefing in Downing Street).
dan tweehonderd (234 op 7 april). België heeft al op drie verschillende dagen meer dan vierhonderd doden gerapporteerd (met een piek van 496 op 10 april). Wat is hier aan de hand?
Zinloos medisch handelen
Een deel van de verklaring zit in de telling zelf en in de manier waarop de Nederlandse gezondheidszorg met ouderen omgaat. Om ‘zinloos medisch handelen’ te vermijden, wordt er in Nederland vaker beslist om ouderen niet meer naar een ziekenhuis te brengen wanneer ze ziek zijn. Bovendien worden mensen die buiten het ziekenhuis overlijden, vaak niet bij de coronadoden gerekend. In België gebeurt dat wel. In beide landen zie je dat er de laatste weken meer mensen sterven dan gewoonlijk in deze tijd van het jaar. De cijfers zijn gelijkaardig, maar dat verschil is nog altijd iets groter in België dan in Nederland (zie grafiek 2).
De vraag hoe je met een lossere aanpak geen hogere oversterfte krijgt, blijft dus overeind. Roy Remmen is huisarts in een groepspraktijk in Baarle-Hertog, een Belgische exclave in Nederland, ten noorden van de provincie Antwerpen. Hij heeft zowel Belgische als Nederlandse patiënten en ziet een verschil in de manier waarop de overheid in beide landen de eerstelijnsgezondheidszorg heeft aangepakt. In Nederland werden de huisartsen een paar dagen sneller bijgestuurd, zodat ze niet langer onbeschermd bij patiënten langs zouden gaan. Misschien heeft dat de verspreiding van het virus afgeremd.
Een andere mogelijkheid die Remmen ziet, is dat Nederland misschien iets minder hard door het virus werd geraakt net voor er maatregelen werden getroffen. Dat het noorden van Nederland voorjaarsvakantie had in de derde week van februari, toen het virus nog minder aanwezig was in de skigebieden, lijkt dat te ondersteunen. De provincie NoordBrabant, die zwaarder getroffen is, had die vakantie een week later, tegelijk met de Belgische krokusvakantie.
Soepelheid hoeft niet altijd tot meer risico te leiden. Nederland bestraft risicogedrag, maar niet de zaken die tot risicogedrag kunnen leiden. Niet-essentieel autoverkeer, dat in België verboden wordt, verhoogt op zichzelf niet het risico op een besmetting. In Nederland wordt het enkel afgeraden. Een verhoogd risico op besmetting ontstaat pas wanneer je met niet-gezinsleden in één auto zit, of wanneer je naar een drukke plek rijdt en daar te weinig afstand houdt. Dat wordt in Nederland wel verboden en beboet.
Wat ook opvalt, is dat de soepele regels in Nederland vaak zonder dwang met een veiligheidsmarge worden toegepast. De meeste kerken maken alleen gebruik van de toelating van religieuze bijeenkomsten voor begrafenissen, niet voor de gewone erediensten. De Urker kerken die open blijven, behoren tot een kleine groep uitzonderingen. Sommige winkels hebben in het begin van de pandemie zelf beslist om te sluiten, of hun openingsuren in te perken. Ook mensen die je op straat aanspreekt, zeggen de maatregelen strenger te volgen dan verplicht.
Onrechtvaardigheid
‘Langs de weg staan borden die mensen vragen om thuis te blijven, maar dat wordt niet afgedwongen. Wie zich daar streng aan houdt, kan dat oneerlijk vinden’ JOHAN LIEVENS
Docent recht (VU Amsterdam)
Om ‘zinloos medisch handelen’ te vermijden, wordt er in Nederland vaker beslist om ouderen niet meer naar een ziekenhuis te brengen wanneer ze ziek zijn
Een nadeel daaraan is dat het kan leiden tot een gevoel van onrechtvaardigheid bij wie zijn best doet, zegt Johan Lievens, een Belgische jurist die doceert aan de VU in Amsterdam en nu al weken in Nederland blijft. ‘Langs de weg staan borden die mensen vragen thuis te blijven, maar dat wordt niet afgedwongen. Wie zich daar streng aan houdt, kan het oneerlijk vinden dat je niet gestraft wordt als je niet je best doet.’
Een redenering die vaak gebruikt wordt om soepeler maatregelen te verdedigen, is dat ze gemakkelijker vol te houden zijn. De motivatie om maatregelen na te leven, wordt zowel in Nederland als in België met regelmaat gepeild. De resultaten die al bekend zijn, komen van verschillende instellingen die niet precies dezelfde vragen gesteld hebben en zijn daardoor moeilijk te vergelijken. Wat wel blijkt, is dat de motivatie in beide landen achteruitgaat.
Paleis
Maar voorlopig lijkt de discipline in Nederland stand te houden, ook op plaatsen waar de maatregelen moeilijk na te leven zijn. Andrea Magnée woont met haar zoon van twaalf op de zesde verdieping in een appartementsgebouw in Bijlmermeer, een dichtbevolkte woonwijk in Amsterdam. Uit voorzichtigheid en omdat het haar weinig moeite kost – ‘mijn huis is mijn paleis’ – blijft ze zo veel mogelijk thuis. Ook de buren houden zich goed aan de maatregelen, vindt ze. Uit haar keukenraam ziet ze een wachtrij voor een restaurant, waar de mensen netjes op afstand wachten. Bij het winkelcentrum om de hoek staat vaak politie, die toekijkt op de maatregelen.
Haar zoon wilde met Koningsdag even naar buiten met zijn basketbal, maar toen ze zei dat het wel eens drukker kon zijn dan anders, stelde hij dat een dagje uit. ‘Het moeilijkste is dat je niet je gewoonlijke interactie met mensen hebt, maar in vergelijking met elders hebben we het goed. Ik hoop vooral dat het werkt.’