Wat doen Duitsers anders?
Het kan niet anders of de Duitser kampt met dubbele gevoelens over zijn land. We zijn ontevreden en mopperen net als iedereen over onze politici, maar als we om ons heen kijken, kunnen we niet anders dan toegeven dat het in Duitsland nog zo slecht niet is. We zeggen het alleen niet hardop, hoogstens mompelen we het snel tussendoor. Om vervolgens opnieuw een rondje te klagen.
Vergelijkingen maken tussen landen is altijd moeilijk, zeker in coronatijden. Toch kijk ik elke ochtend, meteen na het opstaan, bang naar de grafieken: besmettingen, overlijdens, hoe ze evolueren. De cijfers zijn vreselijk, ook voor de Bondsrepubliek Duitsland: meer dan 163.000 besmettingen, meer dan 6.600 doden. Dat zijn 6.600 mensen die gemist worden, door hun familie, hun vrienden, hun collega’s.
Op andere plekken worden veel meer mensen gemist dan bij ons. In Italië, Spanje, Groot-Brittannië. Ook voor een Duitser is dat een reden om moedeloos te zijn, om te rouwen. We zijn Europeanen, we zijn mensen. Nee, er volgt geen ‘maar’. Voor ik een volgende alinea met een nieuwe gedachte begin, zet ik hier bewust een punt.
Die cijfers veranderen de manier waarop ik naar mijn land kijk. Het gaat slechts om een tussenstand. Niemand van ons weet wat er nog zal komen, hoe we uit deze crisis raken.
De journalistieke blik
Voor een journalist is de manier waarop hij naar zijn eigen land kijkt, nog ingewikkelder. Door de aard van ons beroep zijn we sceptisch en kritisch, trekken we veel in twijfel. We zien vooral wat slecht gaat, niet wat goed gaat. En dat is maar goed ook. Een overheid beschikt over genoeg mogelijkheden om haar daden in een gunstig daglicht te stellen. Wij, journalisten, leveren de andere blik.
Als ik dus als journalist naar de bewindvoerders in Duitsland kijk, vraag ik me bijvoorbeeld dit af: er zijn meer dan 6.600 doden, hoe komt het dat het er zoveel zijn?
Misschien beseften de federale regering en de premiers van de deelstaten te laat hoe gevaarlijk dit virus is. Ze hebben het onderschat, het niet ernstig genomen. Maar hoe zit het bij mij? Wanneer ben ík het ernstig beginnen te nemen? Zeker niet in februari, eerder begin maart, wat ook betrekkelijk laat is. We hebben toen ons grote Spiegel-hoofdstadfestival afgelast. De rillingen lopen me nog steeds over de rug als ik eraan denk dat de bondskanselier en de helft van haar kabinet door ons toedoen besmet hadden kunnen zijn. Duitsland zou het in de crisis zonder leiderschap hebben moeten stellen, omdat wij van Der Spiegel ... Stop! Niet voortpiekeren!
‘Mickey Mouse-beleid’
Toen duidelijk werd welke gruwel er op Duitsland af zou komen, was er dan een trefzekere aanpak? Nee, integendeel. Van social distancing wilde Angela Merkel eerst niet weten, maar na enkele dagen al moest ze daarvan terugkomen. Scholen sluiten? Eerst nee, dan ja. Maskers? Niet nodig, want ze helpen niet. Althans
DIRK KURBJUWEIT Leidt de Berlijnse redactie van het Duitse weekblad ‘Der Spiegel’. In ‘Ganz unten’ schrijft hij maandelijks over Duitsland. dat is wat we eerst hoorden. Bovendien zijn er niet genoeg voor iedereen. Inmiddels zijn ze verplicht in winkels, bussen en treinen.
Een tracking app die over besmette mensen in de buurt informeert, is nog steeds niet operationeel – wetenschappers raken het er niet over eens. Bovendien gelden er in de deelstaten andere versoepelingsregels voor scholen, kinderdagverblijven en winkels. Het is lastig om het overzicht te bewaren. Zo erg is het in Duitsland dat de Beierse premier Markus Söder voor het geharrewar de term ‘Mickey Mousebeleid’ heeft bedacht.
Je kunt daar inderdaad een groot mislukkingsverhaal van maken, een verhaal van fouten, van stuurloosheid, van chaos. Dat verhaal wordt overigens wel verteld, dagelijks, en zo hoort het, ook nu in de crisis, vooral in de crisis, want iedereen heeft de neiging zich achter de regering te scharen en de oppositie en de parlementaire controle zijn niet zo sterk als gewoonlijk. Maar volgens mij moet dit verhaal altijd worden vergezeld van de kanttekening dat niemand dit virus echt kent, zelfs de wetenschappers niet. overrompeld. Ik ook.
En dan zijn er nog de cijfers, elke ochtend weer. Oversterfte is het woord dat je in Duitsland tegenwoordig het vaakst hoort. Zijn er meer doden dan in normale tijden? Vandaag is het antwoord voor Duitsland: nee. Het voorlopige antwoord.
Maar ik vraag me af: is ons gezondheidssysteem beter dan we denken? In mijn eerste baan als journalist heb ik uitvoerig geschreven over wat fout liep, het was het thema waarmee ik aan de slag was gegaan. Dat was voor het neoliberalisme door de gezondheidssector is geraasd. De ziekenhuizen waren toen nog niet in grote aantallen overgenomen door privébedrijven, die vooral uit waren op winst. Het veranderde sommige ziekenhuizen in zielloze chirurgiefabrieken.
Maar nu doen ze het blijkbaar niet zo slecht. Tot nu toe zijn er voldoende bedden op intensive care, voldoende beademingstoestellen, wat maakt dat de cijfers redelijk goed zijn. Tot dusver heeft ons vaak verguisde gezondheidssysteem zijn ultieme vuurproef vrij goed doorstaan.
Iedereen
Crisismanager Merkel
is
Sommige dingen begrijp ik gewoon niet. Als ik in mijn wijk in Berlijn-Kreuzberg boodschappen doe, is het daar soms bijna net zo druk als in normale tijden. Toen in het weekend de zon scheen, zaten de parken vol. Dat is niet te vergelijken met de lege steden in Spanje, Frankrijk en Italië, waar veel strengere maatregelen gelden dan in Duitsland en waar de parken ten dele gesloten zijn. Maar het aantal besmette mensen is daar dan ook hoger. Wat doen wij Duitsers anders? Een mysterie.
Laat ik het zo zeggen: als je naar de details kijkt, gaat er veel mis in Duitsland, maar over het geheel genomen ziet het er tot nu toe niet zo slecht uit.
Voor mij als journalist was deze ambivalentie al voor de crisis een probleem. Ik had gesprekken met de woordvoerders van Angela Merkel, eerst met Ulrich Wilhelm, daarna met Steffen Seibert. Die gingen ongeveer zo. Ik bekritiseerde het beleid van Merkel, zij verdedigden het, waarop ik dan weer kritiek bleef leveren. Maar op een gegeven moment zeiden ze telkens weer de volgende zinnen, soms op een zelfgenoegzame toon: ‘Maar kijk eens hoe Duitsland er internationaal vergeleken voor staat. De kanselier kan toch niet zo slecht zijn.’ Dat was voor mij altijd het moeilijkste moment van het gesprek.
Toen ik onlangs in Der Spiegel een vrij positief verhaal over Merkel als crisismanager publiceerde, steeg hier en daar hoongelach op. Hij is gezwicht, zeiden de enen. Hij heeft het eindelijk begrepen, zeiden de anderen. Hoe dan ook, de cijfers spreken voor de bondskanselier, en nog meer voor Duitsland in zijn geheel. En u weet, beste lezer, als u deze column geregeld leest, dat mijn kijk op ons Duitsers nogal kritisch is.
Maar als je het zelf goed doet, heb je de mogelijkheid om anderen te helpen: Duitsland zou hier veel meer kunnen doen.
Is ons gezondheidssysteem beter dan we denken? Tot dusver heeft ons vaak verguisde gezondheidssysteem zijn ultieme vuurproef vrij goed doorstaan