Cultuur in quarantaine
(maar wel met 38 fucks in één scène)
met o.a. Netsky, Annelies Moons, Tim Van Aelst, Robin Verheyen en Jimmy Kets
Begrijp me niet verkeerd, ik ben een hevige fan van David Simon. Ik heb de drie seizoenen van Treme hele- maal uitgekeken – soms dansend in mijn woonkamer, Show me
a hero heb ik intussen een keer of drie gezien en The Deuce ben ik blijven vol- gen tot de allerlaatste scène om vervol- gens meteen weer met de eerste te beginnen. Al maanden zat ik klaar voor
The plot against America, dat momenteel loopt op HBO (en Play van Telenet). Maar Simons startschot, The wire, heb ik dus wel gemist. En heb ik nadien erg lang laten liggen. Uit angst.
Ik ben beducht om series die fel bejubeld zijn jaren later nog in te halen. Mensen dragen ze in hun hart en spreken er in superlatieven over. Als de verwachtingen zo hoog gespannen zijn, is de kans op teleurstelling groot. Series ontstaan in een tijdperk en ze werken meestal het best in dat tijd- perk. De genialiteit van Breaking bad was toen ik er, jaren en duizenden superlatieven later, naar keek, al in zoveel andere series en verhalen binnen- gesijpeld. Spitsvondigheden werden gekopieerd of andere tv-makers had- den er slim op voortgeborduurd. Wat ‘waw’ was voor die eerste generatie kij- kers, voelde bij mij al vertrouwd aan.
Breaking bad is geniaal, dat zie ik wel, maar de serie heeft me nooit van mijn sokken geblazen. En The wire moet zo-
wat de meest iconische serie zijn die
HBO ooit gemaakt heeft. Barack Obama himself beschreef The wire als kunst. En die kerel was president van de VS: he knows his shit.
The wire gaat over Baltimore, waar de achtergestelde wijken overspoeld worden door drugsproblemen. De titel verwijst naar de telefoontaps die een kleine, gemarginaliseerde afdeling van de politie opzet om de druglord Avon Barksdale in te rekenen.
Ik heb de reeks intussen uitgekeken: vijf seizoenen in één klap. En nu tob ik erover hoe ik op één pagina uitgelegd zal krijgen dat The wire de allerbeste serie is die ooit gemaakt werd. Ook al herken je spitsvondigheden, gekopieerd en geparodieerd in latere series, toch blijft de genialiteit van deze reeks tot in de toppen van je tenen nazinderen.
De reeks moet in 2002 zowat alle tv-wetten getart hebben. Alles is genuanceerd, niets zwart-wit, nie- mand goed of slecht. Er is geen cathar- sis, niets loopt goed of slecht af, alles loopt gewoon. Het verhaal spreidt zich uit. Meer dan een decennium vóór
Game of thrones deinsde Simon er niet voor terug om schijnbaar cruciale per- sonages plotsklaps te laten omleggen.
The wire is zo goed geschreven, dat bij sommige dialogen de serotonine spontaan door je lijf gaat gieren. Het realisme is overweldigend. Simon werkte zelf meer dan twaalf jaar als journalist voor The Baltimore Sun.
Voor The wire verzamelde hij een uit- muntend team van misdaadschrijvers om zich heen. Ook Ed Burns zat aan de schrijftafel. Burns is oud-leraar in een publieke school (het vierde seizoen focust op het publieke schoolsysteem) en hij heeft ook twintig jaar lang als politieagent achter drugsdealers aangezeten. Hij kende de krochten van de stad. Veel personages zijn gebaseerd op bestaande figuren en zelfs de meest onwaarschijnlij- ke verhaalwendingen (Hamsterdam!) blijken gebaseerd op waarge- beurde feiten. Ook het groteske personage Omar – een gay vrijbuiter die om den brode drugsbaronnen overvalt – is een samenraapsel van bestaande figuren.
Vijf seizoenen lang tekent Simon een blauwdruk uit van de machtigste geledingen in Baltimore en hoe de gevolgen van hun onmacht zich laten voelen op de straathoeken van die stad. Het is een doctoraat, maar dan verteld vanuit kleine, minutieus uitgewerkte personages. Het gaat van de gouverneur tot de straatjochies die bikkelen om te overleven. Simon beheerst hun straattaaltje tot in de perfectie.
Maar ook al is het zo accuraat, toch is The wire geen droge kost. Veel personages zijn ontwapenend. En vaak is het gewoon heel grappig. Het is, denk ik, ook de humor die mij het meest verraste. Die had ik na superlatieven van onder meer voormalige staatshoofden niet verwacht. In de vierde aflevering zit een scène waarin twee agenten een plaats delict onderzoeken. Minutenlang voeren ze een betekenisvolle, perfect te begrijpen conversatie zonder een ander woord dan ‘fuck’ uit te spreken. Samen zeggen ze het 38 keer, en elke keer betekent het iets anders. Of er is die scène waarin een van de dealers aan twee andere de spelregels van een spelletje schaak uitlegt aan de hand van de drugsbusiness. Zoek de scène op Youtube en geniet – ook van die piepjonge Michael B. Jordan (zijn stem moest in 2002 zelfs nog indalen).
Van een afstandje leek naar The wire kijken hard werken, maar dat werd het nooit. Echt nooit. De serotonine blijft gieren. Hoogtijd om er nóg eens aan te beginnen.
Hoe kan ik op één pagina uitleggen dat ‘The wire’ de beste serie is die ooit gemaakt werd?