‘Wees geduldig, u daar in de rij, u met die overvolle winkelkar. Zeg goeiendag, zeg dankuwel, glimlach’
Nele Van den Broeck heeft mateloos ontzag voor iedereen achter de kassa
Slechts één keer in mijn leven heb ik een echte job gehad. Ik was zestien en deed vakantiewerk in de doehetzelfzaak van mijn vader. Ik had noch de vaardigheden, noch het karakter om daar te werken, het ging overduidelijk om een geval van nepotisme.
Als ik geluk had, mocht ik in het bureau werken. Prijzen aanpassen, etiketjes printen, knip en plakwerk. Daar kwamen geen klanten. Klanten stelden namelijk allerlei angstaanjagende vragen. Of we kabeldetectors verkochten? Of krachtige ontvetter ook op marmer gebruikt mocht worden? Geen idee. Ik ben de Ivanka Trump van deze winkel, ik weet van niets.
Ik was beducht voor de leverdagen. Grote paletten vol enigmatische koopwaar in de gang. Gewapend met een cuttermes een berg karton te lijf gaan. Zolang ik kan doorwerken gaat dat goed. Maar in de gangen ben ik een makkelijk doelwit. Om de haverklap is er weer een klant, weer een vraag waarop ik niet antwoorden kan.
Dan begint mijn lange schaamtewandel naar het bureau, waar mijn vader praat met leveranciers, telefoons beantwoordt, sigaret na sigaret wegrookt. ‘Papa? Papa, bestaat deze draadfitting ook in twee duim?’ ‘Helpt een vliegenvanger ook tegen muggen?’ ‘Een draadloze betonboor, bestaat dat?’ Dan zucht mijn vader, legt de telefoon neer en geeft de leverancier een koffie.
‘Dat is mijn dochter’, zegt hij tegen de klant. ‘Het is een slimme, maar niet zo praktisch.’ Ze lachen, haha. Mijn vader is nog niet veel ouder dan veertig, en toch mankt hij al. De gepijnigde wandel van een kleine zelfstandige die te veel werkt, en dat roken zal er ook wel geen goed aan doen.
Ik wil mijn papa zo weinig mogelijk storen. Maar ik weet het simpelweg niet, hoe je sanitair aanlegt, hoe je door beton boort, wat een duim überhaupt is. Als ik in de gangen werk, dan probeer ik me zo klein mogelijk te maken, in de hoop dat de klanten mij voorbij lopen en hun vraag stellen aan Cindy. Die werkt hier al lang, die weet hoe het moet. Ze schaamt zich nooit, ze haast zich nooit, ze begint nooit te stotteren.
Het allerergste is de kassa. Een onbegrijpelijk ruimteschip. Mijn vader had me enkele basisfuncties getoond, en als ik nog vragen had, kon ik die aan Cindy stellen. Hij had me evengoed zonder ruimtepak naar buiten kunnen duwen. Aan mijn kassa staan om de haverklap lange rijen, wanneer de scanner niet piept, wanneer een barcode een foutmelding geeft, wanneer de prijs aan de kassa niet overeenkomt met die in de rekken. Dan moet ik op zoek naar Cindy, die een minzaam lachje produceert en wat magisch getokkel verricht.
Op een dag staat er een kleine, onopvallende vrouw met bril aan de kassa. Ze draagt een beige deuxpièce, de uitgroei van haar halflange blonde haren kleurt haar schedel grijs. Een doodgewoon gezicht dat ik me desondanks tot op de dag van vandaag herinner. Ze koopt niet veel, een afwasborstel en een teiltje.
Het teiltje heeft geen barcode. Ik ren de gang in, op zoek naar de teiltjes, schrijf de code op het etiket op, tik die in. Een foutmelding! Terug de gang in. Cindy is nergens te vinden. Er zit niets anders op. Ik moet naar het bureau. ‘Papa, er lukt iets niet.’ Weer gezucht, weer gemank, weer die zichtbaar gepijnigde frons die zich afvraagt hoe de appel toch zo ver van de boom kon vallen. Mijn vader toetst zwijgend een code in, en gaat even zwijgend weer weg. ‘Twee euro vijfenzeventig’, zeg ik, en dan, automatisch, ‘wilt u een zakje?’ ‘Nee’, antwoordt de vrouw, ‘ik heb hier al genoeg tijd verloren.’
Ze zegt het luid genoeg, mijn wegmankende vader kan het horen. Voor mij, zijn dochter, is dit de ultieme vernedering. Ik kan er niet aan doen, dikke tranen storten zich mijn ogen uit. De drie uur tot sluitingstijd heb ik huilend verder gewerkt, de blikken van klanten ontwijkend, biddend bij elke barcode.
Ik heb een mateloos ontzag voor iedereen die dagenlang achter een kassa zit te incasseren. Tijdens deze lockdown houden deze mensen ons overeind. Wees dus geduldig, u daar in de rij, u met die overvolle winkelkar. Zeg goeiendag, zeg dankuwel, glimlach. Vanbinnen vechten we allemaal een strijd die niemand zien kan. Try a little kindness. Wees aardig.
Ik heb een mateloos ontzag voor iedereen die dagenlang achter een kassa zit te incasseren
Nele Van den Broeck is muzikant en theatermaker. Als Nele Needs A Holiday doet zij verwoede pogingen om wereldberoemd te worden. Ze schrijft een tweewekelijkse column, telkens aan de hand één of meerdere nummers. Vandaag is dat Try a Little Kindness van Glen Campbell.