TOVEREN MET MILJARDEN
De prijs voor de smakeloosheid ging vorige maand naar Nederlands meest gelezen krant, De Telegraaf. ‘Nederland wint Europese strijd’, stond in dikke, trotse letters op de voorpagina. Tijdens een videovergadering onder ministers van Financiën, de dag voordien, waren geen knopen doorgehakt over een herstelfonds. De Nederlandse regering, bevolkt door boekhouders, wilde toen het debat niet voeren, tot frustratie van vooral Spanje en Italië. Dat daar op dat moment honderden doden vielen en er vrachtwagens door de straten reden met doodskisten, kon het plezier bij de krant niet drukken. Alsof Oranje net een zuiderse tegenstander aan flarden had geschopt op een kampioenschap.
Het is niet alleen marginaal en misplaatst, maar ook onjuist om geldstromen in Europa als een nulsomspel te zien, waarbij de winst voor de ene gelijk is aan het verlies van de andere. Nederland exporteerde in 2019 voor ruim 100 miljard euro naar Frankrijk, Italië, Spanje, Portugal en Griekenland. Dat is twintig keer meer dan wat de Nederlandse overheid jaarlijks afdraagt aan de
Unie. Wie rekening houdt met het gemak van de eengemaakte markt, ziet meteen dat de exportlanden met de grootste prijzen gaan lopen. Zij draaien het vaakst aan het Europese rad van fortuin, niet de zuidelijke landen.
Die laatste hebben meer schulden gemaakt dan goed en verstandig voor hen was. De redenen lopen uiteen, en belabberd bestuur is er zeker een van. Maar een blik op de handelsstromen zegt ook wat: ZuidEuropese landen leenden de voorbije decennia veel geld om er gerief mee te kopen in het noorden. Zij staken zich diep in de schulden, en daar hebben ook Nederlandse bedrijven goed van geprofiteerd.
Daarom is het dwaas om het nu voor te stellen alsof de Italiaanse en Spaanse coronaproblemen niet de onze zijn. Niet alleen verliezen wij goede klanten als de economie daar in elkaar zakt, er zal ook grote instabiliteit ontstaan met welvaartsverlies voor iedereen. Maar zover komt het niet. Bij De Telegraaf vergissen ze zich als ze denken dat de wedstrijd vorige maand werd afgefloten. Achter de schermen wordt een reusachtig herstelfonds opgetuigd om het hoofd te bieden aan de economische ravage die het virus aanricht. De schaal is dit keer groter, maar het is wel vertrouwd terrein voor de Europese instellingen.
Toen er na de eurocrisis geld nodig
was om de economie op gang te trekken, werd het Junckerfonds uitgevonden. Aan de grondslag lag een wonderbaarlijke vermenigvuldiging, waarbij een klein bedrag als onderpand diende om grote sommen los te wrikken op de financiële markten. Het laat zich het best vergelijken met Jezus, die erin slaagde om met vijf broden en twee vissen een hele weide van eten te voorzien. En toen Griekenland bijna failliet ging, werd destijds een constructie opgezet om te vermijden dat het land ineen zou stuiken. Dat gebeurde niet uit sympathie, maar omdat een ongecontroleerd bankroet tot grote chaos op het continent zou leiden. Dus kwam er een EFSF, gebaseerd op het EFSM en lessen trekkend uit de GLF en het BoP, zodat later ook de ECB via LTROs en OMT de euro redden kon. Wie de voorgaande zin begrijpt, is werkzaam bij de Europese Commissie of aan vakantie toe.
Het vehikel dat nu in de maak is, zal niet eenvoudiger ineenzitten. Het zal iets zijn met jezusachtige hefbomen en interventiecapaciteiten, met garanties en leningen, met faciliteiten en frontloading. Creatieve economen, cijferkunstenaars en specialisten in afkortingen zullen hun voorstellen gauw op tafel leggen, met een beknopte handleiding en de plechtige belofte dat ze er nog wel iets bij frutselen, mocht het allemaal niet volstaan. Als deze hele rataplan binnenkort wordt voorgesteld, zullen we de powerpoint van premier Sophie Wilmès (MR) nog prijzen als een voorbeeld van inzichtelijke en glasheldere communicatie.
Moet dat allemaal zo ingewikkeld? Niet per se. Maar omdat het debat verziekt werd door het voor te stellen als een strijd tussen krekels en mieren met winnaars en verliezers, is dit de enige manier om het goedgekeurd te krijgen. Regeringen die de tegenstellingen oppoken, doen dat voor binnenlands gebruik en om de complimenten van hun kranten in ontvangst te nemen. Als het er echt op aankomt, weten ze wat er op het spel staat en dat het ook om het eigen hachje gaat. Uiteindelijk stemmen ook zij straks wel in met de redding van het continent. Hoe meer financiële alchemie, hoe mysterieuzer het klinkt en hoe moeilijker het te snappen is, hoe groter de kans dat ze daarmee wegkomen zonder zich voor hun hypocrisie te moeten verantwoorden.
De exportlanden draaien het vaakst aan het Europese rad van fortuin, niet de zuidelijke landen
Hendrik Vos doceert Europese studies aan de UGent. Zijn column verschijnt tweewekelijks op dinsdag.