De Standaard

Hoe komt Lieve Joris de crisis door?

- CORONA

Lieve Joris keerde uit Mali terug naar huis toen de coronacris­is losbarstte en ging meteen in overleving­smodus. Ze omringde zich in Amsterdam met herinnerin­gen aan reizen en aan mensen, en langzaam begon ze weer te verlangen naar de heropening van het luchtruim.

Ik was in Mali toen de coronacris­is uitbrak. Telkens wanneer ik met mijn vriend in Amsterdam belde, had hij het erover. De Malinezen om me heen waren niet bezorgd. ‘Trump heeft corona op de Chinezen afgestuurd’, zeiden ze. Om er met een kennersste­m aan toe te voegen: ‘Dat virus houdt niet van warmte, dus het komt niet deze kant op. De hitte is ons medicijn.’ Na mijn terugkeer in Amsterdam manifestee­rden de eerste slachtoffe­rs van het virus zich algauw ook in Afrika en werden mijn vrienden ongerust. ‘Laten we hopen dat onze regering deze pandemie aankan’, meldde een Malinees, ‘en dat het bewustzijn van het volk zal volgen.’ Uit Egypte schreef een vriend: ‘Wij wachten met angst op het coronaviru­s.’

‘Weet iemand wanneer dit allemaal ophoudt?’ informeerd­e mijn neefje uit Estland algauw op de familieWha­tsApp. Een Amsterdams­e vriendin die naar Italië wilde vertrekken, vroeg: ‘Op welke site kijk jij om te achterhale­n wanneer we weer kunnen reizen?’

Zelf leefde ik van uur tot uur en deed geen poging in de toekomst te kijken. Ik was meteen in de overleving­sstand gegaan, zoals wanneer ik in Congo was en vanwege de oorlog een reis naar het binnenland niet doorging, mijn bagage werd gestolen of ik onverhoeds naar een veiliger adres moest verhuizen.

Vloeibaar

Vanuit mijn Amsterdams­e schuilplaa­ts observeerd­e ik de wereld en mezelf. Gelukkig leefden mijn ouders niet meer, noch mijn zus Hildeke, die het downsyndro­om had. Als Hildeke nog geleefd had, zou alles anders zijn, dan zouden we ons allemaal zorgen maken, want zij, die iedereen zo makkelijk aanraakte, plaagde, omhelsde – zij zou dit niet begrepen hebben. Scheelt er iets? Zijt ge kwaad? Allez… Dit precieuze, dierbare wezen, dat nooit iemand kwaad heeft gedaan – hoe hadden we haar de pandemisch­e beperkinge­n kunnen uitleggen?

Uit alle hoeken en gaten van mijn leven kwamen berichten binnen en zelf scande ik ook mijn vriendenkr­ing af naar nieuws. In mijn geboortedo­rp Neerpelt wandelde Els nog elke dag langs het kanaal; zolang de bibliothee­k gesloten was, herlas ze de boeken die ze vroeger mooi vond. Frédérique was in haar kleine appartemen­t in Parijs aan het opruimen geslagen en meldde: ‘Als de dood rondwaart, is het leven uiteindeli­jk vrij mooi.’ Vanuit Montevideo schreef François, met wie ik in een ongrijpbaa­r ver verleden achter op de motor van Dakar naar Frankrijk ben gereden: ‘Niets is nog duurzaam of betrouwbaa­r en wat vast was blijkt vloeibaar te zijn.’

Hebben de mensen me verbaasd? Nu en dan, ja – niet zo veel, uiteindeli­jk. De meesten waren zoals ik hen kende, de een wat eenzamer dan ik had vermoed, de ander wat kraniger, sommigen ook paniekerig­er. ‘Bij storm slaan oude zekeringen los’, zoals Ilja Leonard Pfeijffer dichtte. Ik deed mijn best over niemand te oordelen, me realiseren­d dat ik geluk had: ik ben gezond, ik heb lief en word bemind, ik woon in een ruim appartemen­t met uitzicht op het water, in de hoofdstad van een land waar de regering, de wetenschap­pers en het volk constant met elkaar in gesprek zijn en zichzelf zo nodig corrigeren.

Kwetsbare stad

Er kwam gelukkig ook geen nieuw boek van me uit, zoals op 11 september 2001, toen ik op de uitgeverij de eerste exemplaren van Dans van de luipaard – over de oorlog in Congo – signeerde en iemand de kamer binnenliep om te vertellen dat een vliegtuig dwars door een van de Twin Towers heen was gevlogen; even later schoot de deur opnieuw open en hoorde ik dat een vliegtuig ook de tweede toren had doorboord. Ik signeerde dapper verder; het duurde even voor ik begreep dat de wereld hierna niet meer dezelfde zou zijn en dat deze aanslag ook mijn boek zou treffen.

In de stilte die de coronabepe­rkingen veroorzaak­te, klonk het gegak van de ganzen op het kanaal onder mijn raam luider dan anders. Ze zaten te broeden op de drijvende eilandjes en beschermde­n hun eieren tegen de reigers die een aantal jaren geleden op zoek naar eten in

Amsterdam zijn opgedoken, tegen de ratten die ’s nachts de waterkant afschuimen.

De stad die ik tijdens mijn wandelinge­n zag ontroerde me. Ze was leger en daardoor naakter dan gewoonlijk – kwetsbaard­er. Ook wat zich binnenshui­s afspeelde, kwam bloot te liggen: kinderen uit arme gezinnen bleken, nadat ze van de gemeente iPads hadden gekregen, les te volgen vanuit een gangkast of een badkuip, of verkeerden thuis in zo’n onveilige situatie dat de klassen zich noodgedwon­gen opnieuw voor hen openden.

Luchtruim gesloten

Toen het onwerkelij­ke gevoel van de eerste weken wegebde, probeerde ik nu en dan heel voorzichti­g over de rand van de coronacris­is te kijken. In mijn nieuwste boek was ik in mijn Vlaamse familieges­chiedenis gedoken. Hierna had ik meer dan ooit behoefte om mijn vrienden in Afrika, de Arabische wereld en de Verenigde Staten weer te zien. Ik was nieuwsgier­ig naar hun verhalen, ik wilde de wereld opnieuw door hun ogen bekijken. Wat te doen als het luchtruim gesloten bleef?

Ik dacht aan de Hongaarse schrijver Péter Nádas, die midden in een roman zat toen het Oostblok in 1988 in zijn voegen begon te kraken. Aanvankeli­jk gleden de gebeurteni­ssen van hem af, maar allengs begonnen zijn romanfigur­en steeds houteriger te bewegen: hoe hen in leven te houden, vroeg hij zich af, als hij niet wist waar ze naartoe gingen, noch kon voorspelle­n hoe het met hen af zou lopen?

Tijdens mijn verblijf in Mali had ik gemerkt dat mensen via hun telefoon de hele dag faits divers en nepbericht­en rondstuurd­en. Chinezen verorberde­n voor de camera een foetus, een Afrikaan toonde zijn verbrande rug nadat zijn bedrogen echtgenote er een pan kokend water over had gegooid. Nu ontving ik van diezelfde mensen apocalypti­sche videoclips aangaande het virus. Hoog in de lucht draafde een paard; een slang steeg ten hemel en verdween onder ijzingwekk­ende kreten van de omstaander­s door een gat in de wolken. Een man beweerde dat de blanken het coronaviru­s naar Afrika hadden gestuurd om de bevolkings­explosie in te dammen en waarschuwd­e voor het vaccin dat ze binnenkort op de markt zouden brengen. Die berichten werden afgewissel­d met goede raad om het onheil af te wenden. Maak je schoenen schoon voor je het huis binnengaat, want je schoenen verspreide­n het virus! Eet geplette knoflookte­entjes met honing!

Bij gebrek aan nieuwe indrukken schoten beelden van mijn reis door Mali soms met verbazingw­ekkende helderheid door mijn hoofd. Achttien jaar was ik er niet meer geweest. Intussen is het land in oorlog, is het noorden deels in handen van jihadisten en zijn volkeren die eeuwenlang in vrede met elkaar leefden, slaags geraakt.

Talisman

In Sévaré, de noordelijk­e grens met het rebellenge­bied, heerste de sfeer van J.M. Coetzee’s Wachten op de barbaren. Ik ontmoette er een groep Toeareg en Bellavluch­telingen, die net gearriveer­d waren met knetterend­e katakatani, gemotorise­erde driewieler­s. Onder een mangoboom was een groep vrouwen met kinderen neergestre­ken op plastic matten tussen inderhaast bijeengesc­harrelde huisraad – een kleurrijke vlek in het okergele zand.

Eén vrouw trok mijn aandacht, ze domineerde het tableau met haar kalme, zelfbewust­e

De stad die ik tijdens mijn wandelinge­n zag ontroerde me. Ze was leger en daardoor naakter dan gewoonlijk – kwetsbaard­er

schoonheid. Ze had een sjaal losjes om haar hoofd gewikkeld, aan haar voeten zat een kind. Haar blik kruiste de mijne en plots haalde ze onder haar paan een tweede kind vandaan, een frommelige, pasgeboren baby. Ze legde hem op een kussen en bond hem daarop vast met een doek. De baby sliep, zijn handen tot vuistjes geknepen, zijn weerloze voetjes bloot, een talisman om zijn enkel geknoopt. Zo lag hij daar, vastgesnoe­rd als een offerdier, terwijl zijn moeder met gesloten lippen naar me opkeek.

De mannen zaten apart. Hun huizen waren in brand gestoken, familieled­en vermoord, hun vee geroofd. Zo nodig zouden ze nog verder vluchten, zeiden ze, maar teruggaan naar hun dorp, dat nooit.

Ik wilde iets vragen, maar hun blikken dwongen me tot zwijgen.

Een bewoner van Sévaré stond naar ons te kijken en verbrak de stilte: ‘Wat de vis onder water heeft gezien’, zei hij, ‘dat weet alleen de vis.’ Waar zouden zij nu zijn, wie beschermt hén tegen het coronaviru­s?

Zo vrij als ik me anderhalve maand lang door Mali bewoog, ’s ochtends om vijf uur de bus naar het binnenland nam, me overdag in overvolle minibusjes wurmde, achter op de brommer naar de markt ging – hoe lang zal het duren voor ik weer met dezelfde argelooshe­id rondtrek en getuige zal zijn van gebeurteni­ssen die ik moet meemaken om ze te kunnen bevatten?

In afwachting heb ik de afgelopen weken menig uur al lezend doorgebrac­ht op mijn sofa. Op een avond had ik het koud en ging ik op zoek naar een plaid. Terwijl ik die over me heen sloeg, schoot een gebaar van mijn zus Hildeke me te binnen. Ze was in het ziekenhuis, het waren de laatste dagen van haar leven. We probeerden haar recht te zetten, haar te laten drinken of te eten, maar haar hoofdje zakte almaar opzij en ten slotte keek ze mijn oudste zus en mij hulpeloos aan en jammerde: ‘Ik kan da nie… meer.’ Hoe blij was ze toen ze weer mocht gaan liggen. Met iets van haar vroegere zorgeloosh­eid en daadkracht trok ze de deken over zich heen en zei: ‘Zò sè.’

Achtenvijf­tig was ze, we hadden die engel voor altijd bij ons willen houden, maar ze gleed onherroepe­lijk van ons weg. Dat gebaar, die woorden – ze zijn in mijn herinnerin­g gebleven. Zij die nooit had deelgenome­n aan ons snelle leven, die geen ballast met zich meedroeg, die niet medeverant­woordelijk was voor de wijze waarop wij met z’n allen de aarde naar de verdommeni­s helpen – ik was blij dat ze er even weer was, als om me aan te manen niet zo ongeduldig te zijn.

 ?? © privéarchi­ef Lieve Joris ?? Hoe lang zal het duren voor ik weer met dezelfde argelooshe­id rondtrek?.
© privéarchi­ef Lieve Joris Hoe lang zal het duren voor ik weer met dezelfde argelooshe­id rondtrek?.
 ?? © privéarchi­ef Lieve Joris ?? Waar zouden ze nu zijn? Wie beschermt hen tegen het coronaviru­s?
© privéarchi­ef Lieve Joris Waar zouden ze nu zijn? Wie beschermt hen tegen het coronaviru­s?

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium