Berg wordt woord
Na driekwart eeuw wordt een bijna vergeten meesterwerk van de natuurliteratuur onmisbaar voor iedereen die van taal en bergen houdt, want het is ook in het Nederlands uitgegeven. Alleen jammer dat de vertaler de bal weleens misslaat.
Het Schotse hoogplateau van de Cairngorms is nog het best te vergelijken met de Hoge Venen, maar het is nog meer afgelegen, hoger en ruiger. Hoogveen waaruit bergbeekjes ontspringen. Muggen en sneeuwhazen. Rotswanden die spiegelen in glasheldere meren. In de winter arctisch koud, in de zomer brandend heet. Het is er groot en wijd, groots en subliem, zodat je er als mens onmiddellijk voelt hoe klein je bent.
Anna (Nan) Shepherd is geboren en getogen aan de voet van deze hooglanden. Ze studeerde af in 1915 en doceerde Engels in de lerarenopleiding. Ze schreef drie modernistische romans en een dichtbundel, waarna haar pen stilviel. Tot ze in de laatste jaren van de Tweede Wereldoorlog de neerslag van duizenden kilometers en honderden dagen bergtochten uitwerkte in The living mountain. Het manuscript werd afgewezen door de uitgevers en bleef in de la liggen tot in 1977. Toen werd het uitgegeven door Aberdeen University Press en al snel erkend als een klassieker. Shepherd leerde haar volk het landschap zien waar het al zo lang alleen maar naar keek. Als eerbetoon siert haar portret sinds 2016 het biljet van vijf pond van de Royal Bank of Scotland.
Shepherds boek is geen bergboek zoals er inmiddels veel geschreven zijn. Het gaat niet over spannende beklimmingen en toppen die veroverd worden. Zij schrijft over de buitenkant en de binnenkant van het massief, over de lucht, de wolken en de mist, over de planten, de dieren en de mensen, over het gevaar, de verwondering en de verrukking.
Sensueel
Het is niet verwonderlijk dat Robert MacFarlane, gewaardeerd schrijver over natuur en mens, berg en dal, haar boek bewondert. Hij ontdekte het, meer dan twintig jaar na Shepherds overlijden, pas in 2003 en dat had een groot effect: ‘Ik las het en was daarna niet meer dezelfde’. Hij herkende bij haar in meesterlijke vorm wat hij in zijn eigen werk ook betracht: de relatie tussen mens en natuur verkennen door zich in die natuur te voegen, slapend onder de blote hemel, stappend over oude paden, klimmend op rotswanden, kruipend door grotten, wroetend in de taal waarin de mens zijn verhouding ten opzichte van het ecosysteem probeert te vatten.
In zijn erudiete inleiding schrijft MacFarlane zowat alles wat over dit boek gezegd kan worden; een recensent kan er nog weinig aan toevoegen. Het is een prachtig essay over wat hij zelf in zijn boeken probeert te doen en waarin hij aan Shepherd schatplichtig is. Het is een ode aan haar filosofische diepzinnigheid en de nauwgezetheid van haar observaties die ze weet over te brengen in een zintuiglijke en sensuele taal. Ze vindt de juiste woorden om te beschrijven wat de natuur met haar doet.
Met de Nederlandse vertaling van die woorden gaat het weleens mis, vandaar dat ik geen sterren geef aan dit boek dat eigenlijk vijf sterren verdient. Een ‘peregrine’ is niet zomaar een valk maar een slechtvalk. Een ‘grouse’ is een korhoen en geen fazant. De ‘ptarmigan’ is een sneeuwhoen en geen alpensneeuwhoen. De ‘blue bloom on plums’ is niet de ‘blauwe bloesem aan de pruimenboom’, maar de blauwe dauw op de pruimen – de bloemen van de pruimenboom zijn wit tot zachtroze. Elders is de vertaling misschien technisch wel juist, maar verdwijnt de poëzie. Een ‘corrie’ (een dal uitgesleten door een gletsjer) wordt een keteldal, waar het oude ‘kaar’ misschien beter was geweest. ‘When the rain teems out of the sky for days on end without intermission’ verwatert bijvoorbeeld tot ‘als het dagenlang aanhoudend blijft plenzen’. De vertaling haalt het niet bij Shepherds poëtisch, fijnzinnig en afgewogen Engels, scherp als graniet, kwetsbaar als mos. De Engelse editie sluit niet toevallig af met een woordenlijst van Schotse uitdrukkingen, die met hun klankkleur en nuances Shepherds werk verrijken. In De levende berg die weggelaten.
Schoonheid
is
De wijze waarop Shepherd de natuur beschrijft, lijkt op de manier waarop beeldend kunstenaar Andy Goldsworthy elementen uit de natuur herschikt, met een ingehouden precisie en zin voor detail. Ze verweeft daarbij memoires, veldnotities, geologische en biologische informatie en filosofische overpeinzingen terwijl ze fris bij de feiten blijft. Nergens wordt ze hoogdravend of zweverig. Ze beschrijft slechts de bergwereld die ‘niets doet, absoluut niets, dan zijn wat het is’. Zo vindt ze de kern van het universele in het lokale, een verbinding met het wezen van het leven zelf op deze planeet. Hoe dieper ze doordringt in het leven van de berg, hoe dieper ze doordringt in haar eigen leven.
Ook Robert MacFarlane geeft toe hoe formidabel moeilijk het is om De levende berg te beschrijven. Het enige wat er dus op zit is het zelf te lezen.
Nan Shepherd vindt de juiste woorden om te beschrijven wat de natuur met haar doet