HET EINDE
‘Alsof ik door de vleesmolen werd gedraaid, maar toch bleef leven. Zo voelde ik me na de dood van mijn zoon (in 2002 werd Vladimir in Rusland ontvoerd en gemarteld met fatale gevolgen, red.). De pijn, de wanhoop, het schuldgevoel, ze bleven maar groeien tot ik bedacht: hold your horses, ik zou zelfmoord kunnen plegen. Het klinkt misschien pervers, maar dat besef voelde als een bevrijding.’
‘Gelukkig heb ik het niet gedaan. Pas op, ik begrijp dat anderen in een zodanig uitzichtloze situatie kunnen zitten dat ze kiezen om eruit te stappen, maar ik vind voor mezelf dat ik moet blijven vechten. Tegen mijn beperkingen, mijn angsten, mijn onvolmaaktheden als mens, als schrijver en als vader. Mijn zoon was ook aan het vechten met zijn ontvoerders. Hij werd onmenselijk vernederd en gemarteld, en toch liet hij zich niet breken. Dat hoorde ik achteraf van de twee jongens die bij hem waren en uiteindelijk levend konden ontkomen. Mocht mijn zoon te weten gekomen zijn dat ik zelfmoord had gepleegd, hij zou erg teleurgesteld geweest zijn.’
‘Hij was zo moedig en dat geeft mij moed als ik die dreig te verliezen. Mijn zoon geeft mij kracht, bijvoorbeeld om volgend jaar een klimexpeditie te doen die me op dit moment redelijk wat angst inboezemt. In de bergen ben je extreem fragiel. Er kan je van alles overkomen, van zware breuken tot de dood. En toch neem ik dat erbij. Meer nog, ik ben eraan verslaafd.’
‘Vorig jaar was ik in het Mont Blancmassief aan het klimmen terwijl honderden meters onder mij de afgrond gaapte. Ik ben een wandelend museum van allerhande angsten en fobieën, maar daar op die berg liet ik me niet paralyseren, integendeel, die klim werd een van de hoogtepunten van mijn leven. Ik trad in contact met alle geuren, texturen, zuurstof, licht en kleuren rond mij. Het klinkt misschien gek, maar ik was één met de hele planeet.’
‘Als man van de onuitvoerbare dromen heb ik mezelf nu tien jaar gegeven om genoeg ervaring op te doen om de K2 (de op een na hoogste berg ter wereld, red.) te bedwingen. Tegen die tijd ben ik 66 en de kans bestaat dat het meteen mijn einde is, want een kwart van de klimmers op K2 haalt het niet. Ik wil natuurlijk niet dood, maar wat is beter: de laatste twintig jaar van je leven liggen vegeteren voor de tv met chips en een biertje, of nog erger: in een tehuis waar een of andere alzheimer ervoor zorgt dat je je geliefden niet meer herkent, ofwel op het hoogtepunt van je krachten met uitzicht op het dak van de wereld te pletter storten?’
‘Weet je, net zoals de meeste mensen rond mij, ben ik in het diepst van mijn gekke ziel onsterfelijk. Al sinds mijn tienerjaren ben ik gedeeltelijk van is een WitRussische schrijver (57) in Antwerpen. Hij brak door met ‘Sergeant Bertrand’, dat in 1992 ongecensureerd in het Nederlands verscheen. Zijn jongste roman is ‘De wasbeer’. mening dat ik nooit zal doodgaan, dat er voor mij een uitzondering zal worden gemaakt. Het grootste nadeel van die sterke illusie is dat we daardoor ons waardevolle, zich nooit herhalende leven verwaarlozen in plaats van het te vieren. Ik ben zo’n idioot die denkt dat wat vandaag niet kan, morgen wel lukt, maar dat is dus de grootste dwaling ooit. Elke dag moet een heldendaad zijn, zeker als kunstenaar. Als ik niet elke dag probeer om de best mogelijke boeken te schrijven, die na mijn dood nog altijd mensen zullen beroeren, dan verdien ik geen plaats in de literatuur. In die zin is de dood – en hier spreek ik mezelf tegen, want ik besef dus wel degelijk dat ik moet sterven – extreem positief. Hij zegt: Haast je toch, motherfucker! Verspil je tijd niet met nietsdoenerij, met plannen maken, maar schrijf! Dat wil ik ook: werken tot het einde.’
‘Vroeger, als kind, dacht ik trouwens allesbehalve dat ik onsterfelijk was. Ik was zo’n typisch kwetsbaar larfje dat alles deed om de dood voor te blijven. Dat verlangen voelde ik voor het eerst heel sterk toen ik een jaar of zes was. Een jongen uit mijn dorp werd op weg naar de winkel overreden door een vrachtwagen. Het was de traditie dat de doden thuis werden opgebaard en de deur open stond voor iedereen die afscheid wilde nemen. Ik was een overnieuwsgierig jongetje en om stoer te doen, ging ik ook kijken. Maar daar lag hij, met zijn platte kop. En daar stond ik, in die kleine kamer vol mensen, met de moeder van de jongen die in volle hysterie aan het gillen was. Ik verging van zoveel dingen tegelijk: walging, verwarring, angst. Kon mij ook zoiets als die jongen overkomen?’
‘Ik vroeg het aan mijn moeder, een microbiologe. Ze zei dat ik inderdaad op een dag zou sterven. Maar besta ik dan niet meer, vroeg ik. Ik zie me nog perfect staan, in het bad, mijn moeder is me aan het wassen als ze antwoordt: nee, je blijft bestaan in je kinderen. Maar als zesjarig kind voelde ik geen bestaan van mama in mij, dus dat stelde me absoluut niet tevreden. Gevolg: nog tot jaren daarna worstelde ik met de dood.’
‘Pas nu besef ik dat het omgekeerde van wat mijn moeder zei misschien waar is, omdat mijn zoon blijft bestaan in mij. Volgend jaar wil ik dat hij via en samen met mij naar de top kan klimmen. Hij zal zich net zo één voelen met moeder aarde als ik, en hij zal daarboven staan als ultieme overwinnaar, fuck ja!’
‘Net zoals de meeste mensen rond mij, ben ik in het diepst van mijn gekke ziel onsterfelijk’
Opgetekend door Katrien Steyaert
Wie vragen heeft rond zelfdoding kan terecht op de zelfmoordlijn via het gratis nummer 1813 of op www.zelfmoord1813.be.