De Standaard

Komt de remedie van een lama en een voorraadje dromedaris­bloed?

Menselijke interactie met vleermuize­n heeft ons met een nieuw coronaviru­s opgezadeld. De remedie zou wel eens van een lama kunnen komen en, onrechtstr­eeks, van een Vlaamse prof met koppige studenten en een voorraadje dromedaris­bloed.

- VAN ONZE REDACTEUR WOUTER WOUSSEN

GENT I Xavier Saelens heeft weinig tijd, want hij komt straks op de Canadese radio. De onderzoeke­r van de UGent en het Vlaams Instituut voor Biotechnol­ogie (VIB) zal daar uitleggen hoe een Vlaamse lama op dit moment misschien al antistoffe­n in haar bloed heeft tegen het coronaviru­s sarsCoV2 en hoe dat zou kunnen leiden tot een medicijn tegen de dodelijke longziekte covid19. De lama is vier jaar oud, heet Winter en woont met 130 soortgenot­en op een boerderij in Antwerpen. In een onderzoek dat Saelens samen voert met collega’s uit Texas, werd de lama in contact gebracht met eiwitten uit sars en mersviruss­en, zodat ze daartegen antilicham­en zou aanmaken. De antilicham­en in Winters bloed blijken nu vermoedeli­jk ook geschikt te zijn tegen een gelijkaard­ig virus dat nog niet bestond toen het onderzoek begon, het nieuwe coronaviru­s, dat sinds eind 2019 menselijke slachtoffe­rs maakt en vandaag de hele wereld in zijn ban heeft. Saelens hoopt waarschuwt wel voor overhaaste euforie. Het zal nog maanden duren eer de antilicham­en van Winter op mensen getest kunnen worden. De weg naar een bruikbaar medicijn is nog langer, ligt bezaaid met obstakels en loopt misschien wel dood.

Antilicham­en zijn eiwitten die door een immuunsyst­eem geproducee­rd worden om, bijvoorbee­ld, een virus onschadeli­jk te maken. Dat doen ze door zich vast te hechten aan de tentakels die het virus gebruikt om in cellen binnen te dringen. Het is niet ongebruike­lijk dat menselijke medicijnen gebaseerd zijn op dergelijke antilicham­en. Maar waarom zou een onderzoeke­r met antilicham­en van lama’s werken als hij dat ook met kleinere, meer handzame proefdiere­n kan doen? Dat is een onrechtstr­eeks gevolg van een moeizaam verlopen practicum aan de faculteit biologie van de VUB in 1989.

Slaapziekt­e

Dat practicum werd geleid door professor Raymond Hamers, die zijn studenten vroeg om antilicham­en te isoleren uit bloed. Zijn toenmalige assistent, Serge Muylderman­s, vertelt dat verhaal nog met plezier. ‘Het idee was dat de studenten antilicham­en zouden isoleren uit het bloed van een menselijke vrijwillig­er, wat toen nog zomaar kon. Maar de studenten weigerden, want ze waren bang besmet te worden met hiv of hepatitis. Daar hadden we begrip voor. We stelden voor om een muis te doden en dat bloed te gebruiken, maar

ook vonden ze onethisch. We waren pisnijdig. Het leek wel alsof ze gewoon onder dat practicum uit wilden komen. Gelukkig hadden we in de koeling nog bloed van een dromedaris uit Mali, een overschot van een onderzoek naar de slaapziekt­e. De studenten konden geen bezwaren meer bedenken en gingen aan het werk, maar de antilicham­en die ze vonden, waren veel kleiner dan de dierlijke antilicham­en die we kenden. Het is de verdienste van Hamers dat hij dat niet als een mislukking zag, maar ermee aan de slag ging. Dat typeert hem. Hij was in alles geïnteress­eerd. Daarom was het ook zo fijn om voor hem te werken. Alles wat je voorstelde, mocht je doen.’

Raymond Hamers zag al snel dat bepaalde antilicham­en van kameelacht­igen, zoals de dromedaris, kleiner zijn omdat ze maar uit één eiwit bestaan, terwijl de antilicham­en van andere complexe dieren, zoals mensen en muizen, uit een combinatie van twee verschille­nde eiwitten bestaan. Dat leek absurd, maar Hamers zag ook al snel de voordelen. Kleinere antilicham­en kunnen op het oppervlak van een virus plaatsen bereiken waar grotere moeilijk kunnen komen. Dat een werkzaam antilichaa­m gemaakt kan worden uit één molecule, in plaats van uit een combinatie van twee, leek ook de reproducti­e van antilicham­en in laboratori­a gemakkelij­ker te maken.

Het heeft hard werk en veel extra investerin­gen gekost om die vermoedens te bewijzen. Omdat kleinere antilicham­en voor het eerst bij een dromedaris werden ontdekt, deden de onderzoeke­rs aanvankeli­jk grote moeite om aan meer dromedaris­bloed te geraken. Het duurde een tijd voor ze tot het inzicht kwamen dat lama’s door hun omvang en hun karakter net iets gemakkelij­ker waren om mee te werken.

Ablynx

Het heeft nog veel langer geduurd eer de techniek tot een bruikbaar medicijn kon leiden. Om dat te doen, richtten Hamers, Muylderman­s en enkele anderen in 2004 een bedrijfje op, Ablynx, dat vandaag nog steeds bestaat en een 450tal werknemers heeft, maar niet langer als onafhankel­ijk bedrijf. Antistoffe­n die door lama’s worden gemaakt, worden door Ablynx gereproduc­eerd door genetisch gewijzigde gistcellen, waardoor veel gemakkelij­ker grote hoeveelhed­en ontstaan. Omdat de eerste patenten op de inzichten van Raymond Hamers intussen verstreken zijn, werken ook andere bedrijven en instelling­en met antilicham­en van lama’s. Ablynx is niet betrokken bij het onderzoek van Xavier Saelens en zijn collega’s. In 2018, toen het op het punt stond het eerste bruikbare medicijn te maken uit antistoffe­n van lama’s, tegen een bloedaando­ening, werd Ablynx voor 3,9 miljard euro opgekocht door het Franse farmaceuti­sche concern Sanofi (Dromedaris leidt tot miljardend­eal, DS 3 februari 2018).

Ablynx heeft nog steeds meer dan honderd proefdiere­n. De helft daarvan zijn lama’s, de andere zijn alpaca’s, die op lama’s lijken maar kleiner zijn. Dat maakt ze nog gemakkelij­ker te hanteren. Carlo Boutton, die bij Ablynx met de dieren werkt, benadrukt dat de proeven niet bijzonder pijnlijk of schadelijk zijn. Hij vergelijkt de pijn van het inbrengen van een virus met de pijn die een mens voelt wanneer hij een griepprik krijgt. Daarna volgen er bloedafnam­es. De dieren worden maar een paar jaar gebruikt. Daarna worden ze niet gedood, zoals de meeste proefdiere­n, maar in een kudde van ‘gepensione­erde’ dieren geplaatst. Sinds 2017 worden ze ter adoptie afgestaan aan mensen van wie vooraf wordt nagegaan of ze in staat zijn om voor de dieren te zorgen.

Volgens verschille­nde onderzoeke­rs die nauw met hem hebben samengewer­kt, is de kans op een ontdekking zoals die van professor Hamers vandaag kleiner geworden. Jan Steyaert, die betrokken was bij de oprichting van Ablynx, nog steeds doceert aan de VUB en intussen ook meerdere andere bedrijfjes heeft opgericht, zegt dat Hamers’ succes het nut aantoont van ‘fundamente­el onderzoek op initiatief van de vorser’. ‘Onderzoeke­rs hebben daar steeds minder tijd voor, omdat de financieri­ng van hun onderzoek vaak afhangt van welomschre­ven resultaten. Voor toevallige ontdekking­en is dat geen goede zaak.’

Serge Muylderman­s is het daarmee eens. Het succes van de antistoffe­n van de lama’s kan ook gezien worden als een antropocen­trisch argument voor het behoud van biodiversi­teit. Ook diersoorte­n die door menselijk toedoen uitsterven, kunnen bijzondere eigenschap­pen hebben die uiteindeli­jk tot medicijnen tegen dodelijke mensenziek­ten kunnen leiden. Ten slotte kun je het verhaal van het practicum uit 1989 ook lezen als een pleidooi voor mondige studenten en vindingrij­ke professore­n. Als Hamers’ studenten inschikkel­ijker waren geweest, had hij misschien de ontdekking van zijn leven gemist.

Het zal nog maanden duren eer de antilicham­en van Winter op mensen getest kunnen worden. De weg naar een bruikbaar medicijn is nog langer

 ??  ??
 ??  ??
 ?? © Tim Coppens ?? Lama Winter.
© Tim Coppens Lama Winter.

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium