Ook tijdens lockdown raakten honderdduizenden besmet
Het aandeel Belgen met antistoffen tegen sarsCoV2 is tussen eind maart en midden april gesprongen van 3 naar 6 procent.
BRUSSEL I De lockdown voelt alsof we met z’n allen compleet van elkaar afgescheiden zijn. Toch bleef het nieuwe coronavirus tijdens de eerste weken van de lockdown rondgaan in de bevolking. Honderdduizenden Belgen raakten in de tweede, derde en vierde week van de lockdown besmet met sarsCoV2. Dat blijkt uit de tweede ronde van de grote serologische studie van de UAntwerpen onder leiding van de professoren epidemiologie Heidi Theeten en Pierre Van Damme.
In de week van 20 april had zo’n 6 procent van de Belgen antilichamen tegen het virus in het bloed, wat erop wijst dat hun lichamen eerder tegen sarsCoV2 hadden gevochten. Ruw geschat gaat het om 680.000 Belgen die toen al zeker de infectie hadden doorgemaakt. Drie weken eerder, eind maart/begin april, ging het nog om 3 procent of 340.000 Belgen (DS 23 april).
Die sprong van 3 naar 6 procent wijst op infecties die vermoedelijk tussen 23 maart en 12 april hebben plaatsgevonden – het duurt tot twee weken na de besmetting voor je antistoffen in het bloed van de patiënt kunt meten. ‘Ondanks de strikte lockdown kon het virus zich dus verder verspreiden’, zegt Theeten. ‘Zonder lockdown was de verspreiding nog veel groter geweest. Maar dit wijst er nog eens op dat we bij het lossen van de maatregelen voorzichtig moeten zijn, omdat zelfs met strikte maatregelen het virus blijft circuleren.’ De analyse van Theeten en haar collega’s is gebaseerd op 3.397 bloedstalen die in heel België zijn afgenomen. In die stalen werd gespeurd naar antilichamen. Belangrijk: het gaat om bloedstalen die bij patiënten om allerlei redenen werden afgenomen bij een huisarts of specialist (buiten het ziekenhuis), zonder een specifieke link met een mogelijke coronainfectie (DS 1 april).
Door zulke analyses doorheen de tijd te blijven herhalen, kunnen de onderzoekers volgen wat de effecten zijn van maatregelen, en dat per leeftijdsgroep. Uit deze tweede analyse blijkt dat in de groep van de 20 tot 29jarigen de sprong het grootst is geweest. In die groep heeft al zeker 7,6 procent antistoffen in het bloed, tegenover 1,4 procent bij de eerste analyse. ‘Dat is klassiek de leeftijdsgroep die veel en intense contacten heeft. Blijkbaar ook tijdens de lockdown’, zegt Theeten. ‘Maar het is zeker niet zo dat de twintigers alleen verantwoordelijk zijn voor de stijging.’
Ook bij de 80plussers zijn er bovengemiddeld veel personen met antistoffen in het bloed. Theeten wijst op de epidemie in de woonzorgcentra.
Beschermd of niet?
Ondanks de stijging van 3 naar 6 procent in drie weken tijd zitten we nog altijd heel ver af van groepsimmuniteit. Daarvoor zou minstens de helft van de bevolking antilichamen in het bloed moeten hebben. En dan nog: het is nog altijd niet duidelijk hoelang personen met antistoffen in het bloed echt beschermd zijn tegen een nieuwe infectie. Of hoe hoog de concentratie van antistoffen in het bloed moet zijn voor een goede bescherming.
Omgekeerd blijkt ook dat niet alle mensen die zeker besmet zijn geweest met sarsCoV2, antistoffen hebben gevormd. Zo vertelde Philip Soubry aan Het Laatste Nieuws dat een labtest heeft uitgewezen dat hij geen antistoffen heeft. Soubry was de eerste Belg die in quarantaine werd geplaatst wegens een positieve sarsCoV2test (neus of keelswab), en dat na zijn terugkeer uit Wuhan.
‘Op dit moment mogen mensen die al eens positief testten niet zeggen: ik ben veilig’, zegt Theeten. ‘Dat is vooral belangrijk voor zorgverleners, want ze kunnen na een infectie mogelijk toch weer nieuwe besmetters worden.’
‘Op dit moment mogen mensen die al eens positief testten op het virus, niet zeggen: ik ben veilig’
HEIDI THEETEN
Professor epidemiologie UAntwerpen