Deense scholen wijzen de weg
Onderwijzers, therapeuten en psychologen: iedereen voor de klas
In Denemarken gaan de jongste leerlingen al bijna een maand weer naar school. De directies moesten hun werking in een paar dagen tijd in elkaar boksen: grote of veel meer klaslokalen, extra onderwijzers ...? Hun voornaamste opzet: geen bange kinderen kweken.
KOPENHAGEN I In de klas twee meter afstand houden en bubbels – op zijn Deens: wolken – organiseren waarin niet meer dan vijf kinderen zitten. Dat waren de belangrijkste richtlijnen die de Deense regering begin april meegaf aan de scholen die weer opengingen. In eerste instantie werden de jongste leerlingen weer op school verwacht: de kinderen van zes tot elf.
Directeur Peder Haahr had maar enkele dagen om zijn plattelandsschool voor te bereiden. De keuze van de regering om in eerste instantie maar de helft van alle leerlingen terug naar school te sturen, maakte het iets gemakkelijker om de social distancing te organiseren. Zijn Ebberupskole op het eiland Funen baadt in het groen. Het buiten spelen zou voor de driehonderd kinderen geen
probleem mogen zijn.
Binnen, in de school, had hij schuifdeuren. ‘Jaren geleden hebben we overal de muren tussen twee klassen afgebroken en vervangen door schuifdeuren. Die deuren hebben we nu opengezet. Waar normaal twee klassen zitten, hebben we plaats voor één klas’, vertelt hij. En dat is maar goed ook. Wij moesten de leerlingenaantallen in de klas niet halveren, wij hadden de ruimte.
Tijdelijk voor de klas
Kamma Signiti, de goedlachse directrice van de Blågård skole in hartje Kopenhagen, zat met een plaatstekort voor haar vierhonderd leerlingen. Ze maakte afspraken met Sasa Popovic, haar collega van de buitenschoolse activiteiten, die zijn lokalen ter beschikking stelde. ‘Zo konden we meer dan veertig klassen maken van tien tot twaalf leerlingen per groep. Sommige klassen deelden we in drie.’
Meer klassen, betekent ook meer onderwijzers. De onderwijzers en pedagogen die in de buitenschoolse activiteiten werkten, werden naar de reguliere school verkast. Maar dat waren er te weinig. Gelukkig had de stad Kopenhagen in de kranten aan mensen die thuis zaten, gevraagd of ze niet tijdelijk voor een klas wilden staan. Dat was een enorm succes.
In de eerste week dat de school voor de zes tot elfjarigen weer openging, kon directrice Signiti rekenen op haar 45 onderwijzers en daarboven op zestien psychologen en enkele therapeuten voor de kinderen met leermoeilijkheden. ‘De overheid betaalt dat allemaal. Ze heeft voor deze bijzondere omstandigheden een grote coronapot opzijgezet.’
Michael is een van de pedagogen die plots voor de klas moest staan. ‘Tja, natuurlijk was ik de eerste dag nerveus. Maar de onderwijzer, van wie ik de helft van zijn leerlingen heb overgenomen,
‘De leerlingen lijken te beseffen dat ze mee verantwoordelijk zijn dat hun vriendjes niet ziek worden’
helpt mij geregeld.’ Alle novieten krijgen een stevige omkadering door mentors en de directeur van de buitenschoolse activiteiten houdt mee een oogje in het zeil.
Pauze in het park
Kinderen willen ravotten, vechten of dicht bij elkaar zitten. Hoe organiseer je in tijden van corona dat de jonge leerlingen kunnen buiten spelen? Bubbels, zowel in de stad als op het platteland.
Op het Funeneiland mogen de leerlingen alleen buiten spelen met de kinderen met wie ze in een bubbel van vijf zitten. Al een maand lang moeten de kinderen altijd met dezelfde vier vriendjes spelen in de pauze. ‘We hebben vooraf met de ouders gebeld om te horen met welke kinderen ze tijdens de sluiting van de school zijn omgegaan en we hebben geprobeerd om zo veel mogelijk die vriendengroepjes te respecteren’, vertelt directeur Haahr.
‘We zullen hen niet verplichten om altijd met dezelfde kinderen te spelen, dat lijkt mij de hel’, zegt zijn collega in Kopenhagen. ‘Buiten spelen gebeurt in een bubbel van vijf, binnen spelen in een bubbel van drie. De samenstelling van de bubbels verandert de hele tijd. Ja, ik weet dat de kans op besmetting dan groter wordt, maar kinderen moeten kunnen spelen. We laten de bubbels in elkaar overvloeien, maar we letten er wel op dat buiten een groep van bubbels – zo’n 28 leerlingen in totaal – geen andere contacten gebeuren, waardoor een besmetting binnen de perken zou blijven.’
Directrice Signiti prijst zich gelukkig dat op school tot nu toe geen enkele leerling of geen enkel personeelslid ziek is geworden.
De enorme speelruimte rond de plattelandsschool op het eiland Funen is netjes opgedeeld in percelen, die met linten van elkaar worden afgescheiden. In de speeltuin spelen twee bubbels, vlak naast elkaar. Drie jongetjes bouwen een kasteel in het zand, vier anderen trekken en sleuren aan elkaar. Geen enkel moment komen de twee groepen te dicht bij elkaar.
De school in Kopenhagen heeft geen overschot aan ruimte. Daar gaan de kinderen per klas op een ander moment buiten spelen. Ze hebben ook een deel van het park om de hoek gekregen en de tuin rondom de kerk aan de overkant van de school. ‘Als er begrafenissen worden gehouden, dan blijven we er weg’, zegt Signiti lachend.
Handenwassenlied
Het nieuwe normaal, waarin het gevaar voor besmetting nog altijd om de hoek gluurt, lijkt opvallend normaal. Geen rode linten, geen eenrichtingsverkeer, geen verbodstekens. Het is een kwestie van organiseren en plannen. Op de plattelandsschool hebben alle klassen een eigen ingang. In de stadsschool lopen de kinderen op verschillende momenten door de gangen. Handen wassen wordt deel van de dagelijkse routine. Om het half uur of na elke activiteit. De scholen worden gepoetst en ontsmet. Alle plekken waar de kinderhandjes zijn blijven plakken, krijgen een extra beurt.
De klassen waar de afstand tussen de leerlingen niet kan worden gewaarborgd, zoals het wetenschapslokaal, blijven dicht. Ook de schoolbibliotheek van de plattelandsschool is dicht: wekelijks gaat de onderwijzer een bakje boeken halen voor zijn klas. Als de boeken uit zijn, worden ze terug in het bakje gezet. Dat wordt dan drie dagen in afzondering gezet voor de boeken weer in de bibliotheekkasten terechtkomen.
De leerkrachten hebben lang gepraat over de vraag hoe ze de kinderen konden duidelijk maken dat ze zich aan de nieuwe hygiëneregels moesten houden, zonder een kijvende politieagent te worden. Ze vonden het belangrijk dat de kinderen beseften dat het coronavirus een zeer ernstige zaak is, maar ze wilden geen bange kinderen kweken. ‘Positieve communicatie, zeggen wat goed is, dat is belangrijk.’
De Deense overheid heeft een filmpje gemaakt waarin de omgang met het coronavirus wordt voorgesteld als ‘verstoppertje’ spelen. Er is een ‘handenwassenlied’, dat bijna alle kinderen kennen. ‘Wij hebben de ouders gevraagd om het lied in te studeren en aan hun kinderen duidelijk te maken dat ze vanaf nu de afstand van een ‘fiets’ moesten respecteren’, vertelt Signiti.
Flexibiliteit noodzakelijk
Er wordt flink wat gediscussieerd over de vraag hoe strikt de regels moeten worden geïnterpreteerd. In de ene school wilden de onderwijzers die met de oudste leerlingen werken, soepel zijn, omdat de leerlingen voldoende verantwoordelijkheid hadden om de regels te respecteren. De onderwijzers van de lagere jaren vreesden dat de jongere kinderen in de war zouden raken als de oudere kinderen een soepeler regime zouden krijgen. In de andere school veroorzaakte het constant bijsturen van de regels verwarring. De onderwijzers hadden zich net aangepast aan een richtlijn of er kwam al een volgende. ‘Je moet flexibel zijn om onder deze omstandigheden te kunnen werken’, zegt Signiti.
Een belangrijke succesfactor in dit verhaal is het gedrag van de leerlingen. Ze waren dolgelukkig dat ze weer naar school mochten. Blijkbaar hebben de ouders en de overheid hun in die maand quarantaine duidelijk kunnen maken hoe hun nieuwe leven eruit zal zien. De kinderen gedragen zich zeer rustig op school, er zijn veel minder conflicten dan vroeger, zegt Peder Haahr, de directeur van de Ebberupschool. ‘We merken dat de kinderen zich zeer verantwoordelijk gedragen. Ze lijken wel te beseffen dat zij er mee voor verantwoordelijk zijn dat hun vriendjes niet ziek kunnen worden of – heel belangrijk – dat ze hun grootouders niet mogen besmetten.’
In de directiekamer in Kopenhagen denkt men dat de kleinere klassen en de meer persoonlijke aandacht van de onderwijzers ertoe bijdragen dat de kinderen zich gelukkig voelen op school. ‘Hopelijk is dit een reden om meer te investeren in het onderwijs’, hoopt Signiti.
Vorige week heeft de regering beslist dat ook de leerlingen van de hoogste jaren, de elf tot zestienjarigen, weer naar school moeten. Het is afwachten hoe de regels zullen veranderen. Nog maar 1 meter afstand houden? Zo ja, dan kunnen we misschien met de bestaande klassen voortwerken. Zo neen, dan moeten we weer improviseren, klinkt het.
PEDER HAAHR Directeur Ebberupschool Geen rode linten, geen eenrichtingsverkeer, geen verbodstekens: een kwestie van organiseren en plannen