Niet waargebeurd, wel waardevol
Wie de historische fouten in de HBOreeks ‘Chernobyl’ bekritiseert, slaat de bal mis, vindt We verwachten te veel én te weinig van fictie.
In een opiniestuk gaf journalist Marc Molitor harde kritiek op de HBOserie Chernobyl (DS 20 april). De serie verzwijgt en vergeet belangrijke elementen, zit vol onwaarschijnlijkheden en onwaarheden, en haar succes is, vindt Molitor, ‘een probleem’. Die kritiek illustreert de hooggespannen verwachtingen die we vandaag hebben over fictie, of het nu film, serie, theater of literatuur is. Dat het tijdperk van fake news ons tot voorzichtigheid noopt, is enigszins begrijpelijk. Maar we mogen in fictie niet streven naar verkrampte feitelijkheid. Want daardoor dreigt niet de vermeende leugen, maar de literaire verbeelding het grootste slachtoffer te worden.
Als leerkracht Nederlands is het me al vaak opgevallen: jongeren houden van boeken die ‘waargebeurd’ zijn. De waarde van een verzonnen verhaal vinden ze vaak bedenkelijk, al maken ze voor Game of thrones een uitzondering. Ook in de bibliotheek staat er een rekje met ‘waargebeurde’ verhalen. Een tijdje geleden kreeg in Duitsland de Oscarwinnende film Das Leben der Anderen af te rekenen met historische kritiek: zo ging het er helemaal niet aan toe in de DDR! En nu worden de makers van Chernobyl op de vingers getikt: ze hebben zich te veel artistieke vrijheid gepermitteerd. Alle lof voor de feitenkennis van de critici, maar ze slaan de bal mis. Ze verwachten te veel én te weinig van fictie.
Raad het einde
De term ‘artistieke vrijheid’ is hier misleidend en een beetje oneerbiedig. Vergeet het cliché van de nachtelijke inspiratie: schrijven is een ambacht. Om van een historische gebeurtenis een verhaal te maken, moet een scenarist die gebeurtenis, met haar setting, hoofdrolspelers en plot, in een vrij strikt schema gieten. De regels daarvoor kennen wij, kijkers, allemaal, zij het dan impliciet: u activeert die kennis wanneer u halverwege een film een hypothese over het einde formuleert. De kans dat u het juist raadt, stijgt niet met uw historische of feitelijke kennis van de setting, maar veeleer met het aantal films uit dat genre dat u al gezien hebt: hoe meer u er gezien hebt, hoe beter u de regels van het genre kent. Auteurs kunnen dus niet zomaar naar eigen goeddunken met de historische feiten spelen.
Een in het Westen erg populair verhaaltype gaat als volgt. Eerst is alles prima. Maar dan wil iemand iets. Hij moet daarvoor de gebaande paden verlaten, soms letterlijk (een verre reis), soms figuurlijk (regels en wetten breken). Iemand wil graag helpen. Een ander ligt dwars. Ergens halverwege komt dat conflict echt onder stroom te staan. Aan het einde is er een ultieme confrontatie. Iemand offert zich daarbij op: hij verliest, maar alle anderen winnen. Dat patroon, dat van het heldenverhaal, gaat terug tot de oudheid, maar is vermoedelijk nog veel ouder. Niet verwonderlijk dat het zo krachtig is.
Het is duidelijk dat ook Chernobyl dat schema volgt. Valeri Legasov wil de bevolking beschermen. Hij krijgt hulp van Oelana Chomjoek. Eerst ligt de minister van Energie, Boris Sjtsjerbina, dwars. Maar – originele wending! – hij keert zijn kar en steunt de wetenschappers. In de rechtszaal moet Legasov de strijd aangaan met de grote, echte vijand: het paranoïde eergevoel van het SovjetRussische machtsapparaat, dat hem al langer tegenwerkte met leugens en geheimhouding. Hij doorbreekt het taboe en zegt waarop het staat. Nieuwe catastrofes worden vermeden, maar Legasov sterft eenzaam en eerloos.
Saaie schooltelevisie
Moeten het altijd diezelfde verhalen zijn? Is het onmogelijk om de volledige en eenmalige historische waarheid te dramatiseren en door acteurs te laten naspelen? Nee, dat is het niet. Maar het risico is groot dat je dan eindigt met vele uren schooltelevisie die didactisch wel interessant zijn, maar niemand weten te boeien, omdat we er geen verhaal in herkennen. Dat een scenario soms een loopje neemt met de geschiedenis, hoeft daarom nog geen ‘probleem’ te zijn: een volwassen publiek moet weten dat het maar een film is, en dat het voor historisch correcte feiten beter naar een documentaire kijkt. Boven
SVEN FABRÉ
Wie? Doctor in de letterkunde en leerkracht Nederlands. Wat? Een serie zoals ‘Chernobyl’ verbeeldt menselijke waarheden: dat is de grote troef van fictie. dien is dat spel met verwachtingspatronen, hoewel vermakelijk, niet de grootste troef van fictie.
Wie een roman naast een geschiedenisboek legt, zal een eigenaardige vaststelling doen. De gebeurtenissen in de literatuur zijn enerzijds veel concreter, specifieker: het gaat in Hugo Claus’ Het verdriet van België niet om collaboratie in Vlaanderen, maar over de familie van Louis Seynaeve en haar houding tegenover de bezetter. Het gaat in Herman Brusselmans’ De man die werk vond niet over de werkloosheidscijfers in de jaren 80, maar over Louis Tinner, die knettergek wordt op de job waarvoor hij veel te hoog gekwalificeerd is, maar die hij niet durft op te zeggen. Het gaat over individuen, enkelingen, wier specifieke kenmerken in het historische perspectief niet veel ter zake doen.
Maar zie: hoe dichter we die onbeduidende mensen op de huid zitten, hoe algemener, ja: universeler de thema’s van hun verhaal worden. Erbij horen, er niet bij horen. Verlangen naar verre einders. Heimwee naar huis. Ambitie en jaloezie. Of, vrij naar Gerard Reve: liefde, of geen liefde. En ouder worden. En dan de dood. De geschiedenis gaat over dingen die één keer zijn gebeurd. De literatuur over dingen die altijd opnieuw gebeuren. Dat wist ook Aristoteles al, die de literatuur daarom hoger aanschreef.
Het slechtste in de mens
Ook Chernobyl zit vol met menselijke waarheden. Dat de liefde dwazen van ons maakt, leert de zwangere Ljudmila Ignatenko ons, die tegen alle adviezen in haar radioactief besmette echtgenoot opzoekt. Dat bikkelharde competitie op termijn het slechtste in de mens naar boven brengt en de samenleving meer schaadt dan baat, bewijzen de inhalige heren die de kerncentrale leiden, en op elkaars postje azen. Dat we voor onze gemoedsrust graag naar een zondebok zoeken, illustreren de politici, die het hele pandemonium in de schoenen van een onsympathieke eenzaat willen schuiven. Dat mensen soms echt niet kunnen geloven wat ze niet willen geloven, zien we in de scène vlak na de ontploffing, waarin een van de ingenieurs een reactorkern moet controleren die niet meer bestaat.
Die thema’s op een ontroerende en herkenbare manier verbeelden: dat is wat fictie goed kan. En op die merites moet ze in de eerste plaats beoordeeld worden.
Een volwassen publiek moet weten dat het voor historisch correcte feiten beter naar een documentaire kijkt
De acteurs Sam Troughton en Paul Ritter in ‘Chernobyl’: de vraag of deze scène echt gebeurd is, mag uw kijkplezier niet vergallen.
‘Als we de PS volgen, is het degene die werkt, spaart en onderneemt die de lasten van de crisis zal moeten dragen. Kortom: de Vlaming.’
Bart De Wever in ‘Het Laatste Nieuws’
Dit citaat is al van begin vorige week, maar het is te mooi om niet te gebruiken. Het biedt een houvast in deze onzekere tijden: sommige mensen veranderen nooit. Bart De Wever neemt al eens een masker voor de mond, maar nooit een blad.
‘In september een regering hebben, dat is het doel. Ik wacht om te zien of de NVA toegevingen wil doen.’
Paul Magnette in ‘C’est pas tous les jours dimanche’ op RTL, opgetekend in ‘De Morgen’
Nee, serieus, het is aandoenlijk hoe ook de PSkopstukken hun best blijven doen om ons te entertainen met volstrekt zinledige praat, alsof er niets aan de hand is. ‘Tijdens deze crisis heb ik gemerkt dat Franstalige partijen lang niet zo afkerig zijn van communautaire besprekingen als iedereen denkt.’
Koen Geens in ‘Knack’
Zie je wel, zo’n crisis is altijd wel ergens goed voor. CD&Vkopstuk Geens neemt wel een blad voor de mond, of toch voor de ogen, maar wat hij wil zeggen is: misschien kunnen we uit dat hele pandemietje wel een nieuwe staatshervorming peuteren.
‘Ik vrees dat het kreupele paard nog wat verder zal moeten draven.’
Bart De Wever op de digitale presentatie van ‘Het DNA van Vlaanderen’; het boek van Jan Callebaut en Ivan De Vadder, opgetekend in ‘De Morgen’
Het kreupele paard, dat is Sophie Wilmès, of toch de noodregering die ze leidt. Heeft iemand nog een mondmasker op overschot voor meneer De Wever, of een
Dat is nochtans precies wat er aan het gebeuren is. We voelen nu echt de neiging opkomen om met iets te gooien.
‘Als er tegen september geen oplossing is, komen de mensen de ruiten van het parlement ingooien.’
Ha, kijk, voilà, eindelijk een politicus die voelt wat er leeft bij de mensen.
‘Hoe politici elkaar vliegen afvangen, met zeven stemmen tegelijk praten … Het toont een gebrek aan leiderschap. Dat is dramatischer dan de discussie over de mondmaskers.’
Jan Callebaut in ‘De Standaard’
Dat is dus wat we hier al vier kolommen lang aan het zeggen zijn. Wij houden ons hart vast voor de volgende verkiezingen: de populisten worden slapend rijk.
‘Voor het beheersen van de crisis zal de kiezer niet in de eerste plaats naar de populisten kijken.’
Dat is een geruststelling. Hoewel: De Lange is een Nederlandse politicologe, kent zij het DNA van Vlaanderen wel voldoende om dergelijke boude beweringen te doen?
‘Ik was altijd een verdediger van ons politieke systeem, maar de laatste tijd betrap ik mezelf erop dat ik de impasse zo beu ben dat ik geen uitweg meer zie. Ik heb het gevoel dat ik het geloof in onze politiek verloren ben.’
Zie je wel? Geef radiopresentatrice Ilse Liebens geen steen of ze gooit er een ruit van het parlement mee in.
‘Ik ga nog steeds winkelen met een muts en een zonnebril op.’
Sandra Kim in ‘Story’
Dat geloof je toch niet. Sandra, kind, er is een manier om niet herkend te worden op straat én niet besmet te raken op straat: een blad voor de mond.
Scoop kijkt met een kritische blik naar de media en kiest elke week een aantal citaten.