‘Ik wou kunstgeschiedenis studeren, maar dat bleek moeilijk met zo’n aanwezige vader’ Marianne Hoet, de dochter van
Ze had lang geen zin om in de voetsporen van haar vader te treden, maar Marianne Hoet kon het uiteindelijk niet laten. Ze doet in kunst, in kunstzaken meer bepaald. Sinds 2018 is ze aan de slag bij het Londense veilinghuis Phillips. ‘Natuurlijk ben ik er soms naast. Mijn vader vergiste zich vroeger trouwens ook al eens.’
OOok de kunstwereld drukte de voorbije weken de pauzeknop in. ‘Veel professionals uit de kunst genieten, zoals ik, van de rust en de stilstand’, zegt Marianne Hoet. ‘Het nodigt uit tot nadenken en strategisch vooruitkijken, tot flexibiliteit ook. Het is een dubbel gevoel: iedereen zit buiten en het is volop lente. En toch knaagt ook de ongerustheid.’
Hoet begroet ons in Antwerpen in een luxueus bureau dat uitloopt in een huiselijke exporuimte. ‘Het is niet de gewoonte dat klanten zomaar naar een kantoor komen van een veilinghuis’, zegt ze. ‘Maar deze locatie bood wel mogelijkheden. We kwamen spontaan op ideeën: kijkdagen organiseren, een charityevenement zoals voor Artsen zonder Grenzen of de doorstart van het tijdschrift Hart, of een mosselsouper naar aanleiding van de Broodthaerstentoonstelling in het Muhka. Ook toen we de collectie van de legendarische kunstmentor Karel Geirlandt veilden, was ze eerst hier te zien.’ Het representatiekantoor van Phillips voor België werd speciaal bij haar aanwerving in het leven geroepen. Het zegt veel over het belang van de Belgische verzamelaars en kandidaatkopers. Hoet: ‘Het is bekend: hier leeft een stevige verzameltraditie. Onze collectioneurs zijn met velen. Ze zijn kapitaalkrachtig, ze hebben een open geest en een uitgesproken voorkeur voor avantgarde. Het vertaalde zich de voorbije jaren ook in de vestiging van buitenlandse galeries in Brussel.’ Galeries en musea gingen de voorbije weken dicht, de grote voorjaarsveilingen werden doorgeschoven, de aandacht verschoof naar online. Maar daaruit besluiten dat de kunstmarkt op slot zit, is een stap te ver. Zo wisselt de dag van onze afspraak nog een mooie tekening van Bruce Nauman van eigenaar tijdens een ‘private sale’ bij Phillips.
Hoe staat de kunstmarkt ervoor?
‘Het blijft gissen. Komt er een correctie op de marktprijzen, die de jongste jaren hoog lagen? En hoeveel? Het is te vroeg: we kunnen alleen in het nu leven en ook in het nu opereren. De galeries en veilinghuizen hebben zich vooral op online platforms gericht. Ook online veilingen, die boven onze verwachtingen goed scoren. Al gaat het daarbij niet om de toploten, die normaal voorbehouden zijn voor de grote voorjaarsveilingen.’
‘Veel van de internationale kunstmarkt hangt af van Art Basel, waar de grootste interactie plaatsvindt. Nu al duikt er koudwatervrees op: wie gaat in september het vliegtuig nemen? Welke galeries gaan investeren en het risico nemen? Je ziet hoe de afwachtende houding toch domineert.’
Is dat ook de houding bij de koper: de kat uit de boom kijken?
‘Er is wel degelijk animo om te kopen. Sommigen ruiken ook meteen opportuniteiten. Phillips heeft ingezet op private sales, met online platforms die goed werken. Ook al kunnen kandidaatkopers de werken niet live bekijken en ook al zijn er geen transportmogelijkheden.’
‘En die focus op online, met virtuele atelierbezoeken of viewing rooms: het is een trend die nu in ijltempo verder uitgebouwd wordt. Ik heb het er lastig mee. Als ik zelf advies geef, sta ik graag voor het werk, oog in oog met the real thing.
Welke impact kunst maakt: je ziet het alleen als je ervoor staat.’
De beurs Art Basel Hongkong schakelde over op online viewing rooms. Heel nieuw: doorklikken en meteen het prijskaartje bij elk werk zien. Maar wat een kilte in die kunstkamers.
‘Daar ben ik het mee eens. Verschrikkelijk! De manier waarop galeries hedendaagse kunst presenteren is al kil. En dan hier: geïsoleerd, los van prikkels, bijna als in een irreële wereld waar geen vliegje op de muur komt zitten. Het gevoelsmatige aspect van lichtinval en textuur van een werk, het praatje met de verzamelaar bij het object: ze zijn essentieel. Ik hoop dat het niet uitsluitend bij het virtuele zal blijven.’
De romantische kijk op het veilinghuis als ‘roepzaal’, komt die nog terug?
‘Het is een gedachte die al lang speelt: is zoiets nog van deze tijd? Online bieden kennen we al een paar jaar, naast de zaalveilingen en de telefoonbiedingen. En het heeft succes. Veel van ons werk gebeurt ook vooraf: dan moet je de aandacht vasthouden, de juiste mensen met de juiste kunst in contact brengen. Het is ook dankbaar om klanten te masseren die, zeg maar, een werk van Lucio Fontana op het oog hadden en plots duikt er eentje op.’
Welke categorieën van verzamelaars zijn er? Wordt er veel gekocht louter als investering?
‘Die categorie is toch zeldzaam. Zeker, er is veel nieuw geld in de markt gekomen, van nieuwe rijken die snel een verzameling willen uitbouwen. En het is ook logisch, als je veel geld uitgeeft aan kunst, dat je je vragen stelt over de investering.’
‘Er was een tijd dat verzamelaars hun werken dertig, veertig jaar bijhielden. Dat is veranderd. Er wordt al sneller verkocht, er is meer circulatie en speculatie. Mensen zijn nu eenmaal flexibeler geworden, zoals ze ook van woning of werk switchen. Ze maken hun leven meer gelaagd.’
Ik neem aan dat het persoonlijke contact met verzamelaars een van de
‘Er was een tijd dat verzamelaars hun werken veertig jaar bijhielden. Dat is veranderd. Er wordt al sneller verkocht, er is meer circulatie en speculatie. Mensen zijn nu eenmaal flexibeler geworden, zoals ze ook van woning of werk switchen’
‘Toen ik jong was, droomde ik ervan kunstgeschiedenis te studeren. Dat bleek moeilijk, met zo’n aanwezige vader: ik wou niet als “de dochter van” door het leven gaan. Het werd rechten’
mooiste dingen aan uw job is?
‘De passie delen van mensen die met kunst begaan zijn, daar doe ik het voor. Mijn vorige job was die van private banker, mijn producten waren bankproducten. Nu gaat het verder dan het zakelijke: ik deel een hobby en interessesfeer. Het fascineert mij ook om bij mensen binnen te kijken: hun leefwereld, hoe ze zich met kunst omringen, hoe ze wonen. Ik kan mij daar makkelijk in verplaatsen, aanvoelen wat er bij zou passen. Zelf heb ik veel van verzamelaars geleerd: je leert kunstenaars appreciëren die je niet kent. Of met wie ik geen affiniteit had, zoals de voormalige straatkunstenaar Kaws of de zwarte artiest Tschabalala Self. Je raakt ook bevriend met mensen. Sommigen ken ik al twaalf jaar, hoewel ze nog niets verkocht hebben: ik blijf hen boeiend vinden.’
Uw taak is: zo goed mogelijk weten wat er zich in Belgische verzamelingen bevindt en wat de interesse van de verzamelaars is?
‘Ik kom bij veel mensen en heb al veel gezien. Toch ontdek ik nog elke dag iets nieuws. België is een schatkamer op dat vlak. Je zou soms ook opkijken van wat er bij verzamelaars hangt, discrete mensen die geen sociale evenementen opzoeken.’
‘Ik vind het ook verrassend hoe open verzamelaars zijn, je komt veel te weten. Maar ik zie het dan als een soort van biechtgeheim, een plicht om er discreet over te blijven. Tenzij hun naam expliciet in een catalogus vermeld is. We hebben werken van Karel Geirlandt geveild in Londen: dat was duidelijk. Maar voor de rest:
my lips are sealed. Ik zit soms op een diner samen met tien mensen, van wie er vier eerder die week met mij contact hadden genomen. Maar daar wordt dan met geen woord over gerept.’
In deze krant getuigde ooit een bakkerskoppel, fervente kopers van hedendaagse kunst. Kunst verzamelen kent rang noch stand?
‘Het is typisch Belgisch. In Frankrijk en Engeland is je omringen met kunst toch nog een klassezaak. Je zult er niet snel een bakker met een mooie verzameling vinden. Kunst is er een luxeproduct en een elitaire aangelegenheid. Bij ons mikken sommige galeries op de bescheiden, stille verzamelaars.’
Waarom maakte u de sprong van de bankwereld naar die van de veilingen? Omdat kunst in uw genen zat?
‘Toen ik jong was, droomde ik ervan kunstgeschiedenis te studeren. Dat bleek moeilijk, met zo’n aanwezige vader: ik wou niet als “de dochter van” door het leven gaan. Het werd rechten, en ik kwam in de banksector terecht. Maar mijn hobby bleef kunst, ook met klanten trok ik wel eens naar tentoonstellingen of evenementen.’
‘Via een tipgever kwam Christie’s naar mij toe. “Jij weet iets van geld en ook van kunst”: ze vonden het de evidentie zelf. Ik was net veertig en vroeg mij af of ik zo’n carrièreswitch zou maken. Ook mijn vader was ongerust. Maar mijn liefde voor de kunst heeft het uiteindelijk gehaald.’
‘Ik kwam in de veilingwereld terecht in 2008, net voor de financiële crash. Bij de najaarsveiling ging het al mis en vielen er ontslagen. Maar de veilingen werden kleiner, de markt herstelde snel en ik kon mij daarna uitgebreid focussen op potentiële kopers. Wat ik niet had kunnen voorspellen: dat het zo’n drukke bezigheid was, en dat die mij ook zo goed zou liggen. Al mijn ervaringen kwamen samen: het juridische, het bancaire, het esthetische.’
En de stap naar Phillips?
‘Het is een kleiner veilinghuis, met een lichtere structuur. Dat gaf de doorslag.’
‘De wendbaarheid van Phillips komt ons ook in deze crisis goed van pas. Ik ben er bijna drie jaar en heb het gevoel dat ik zowat een eigen bedrijf kan runnen waarin alles draait rond het moderne en hedendaagse. Alles is van vandaag en ook de infrastructuur, de marketing en de spirit van Phillips ademt dat uit. Er is nu ook meer tijd om partnerships uit te diepen, zoals met Wiels. Het blijft business, maar het draait ook meer om mensen.’
Kan u nog naar kunst kijken zonder ze meteen te taxeren? Hebt u meteen ook de cijfertjes voor ogen?
‘Ik deed dat vroeger nooit, maar nu betrap ik mij er wel op. Ik heb een nieuw zintuig ontwikkeld, ik zie ook meteen of het van een kunstenaar een goed of minder goed werk is.’
‘Ik heb het altijd belangrijk gevonden om voeling te houden met jonge kunst, die nog geen grote waarde vertegenwoordigt in een verzameling maar vaak een documentair belang heeft. Ik kan mij ook blijven omringen met dingen die niet per se fortuinen kosten en die ik interessant vind. De directe ervaring blijft een van de mooiste dingen in mijn vak: paf staan voor een kunstwerk, iets ontdekken wat nog geen hoge marktwaarde heeft. Maar soms ben ik er natuurlijk ook eens naast.’
U bent, met Jan Hoet als vader, opgegroeid in een omgeving waar elke dag een hoogdag voor de kunst was.
‘Je beseft dat niet echt: wij leefden er middenin. Het museum vormde gewoon een verlengde van onze woning. Mijn vader kwam bijna elke dag naar huis met een rol onder de arm, om ons iets nieuws te tonen. Pas achteraf ben ik gaan inzien hoeveel ik eruit geleerd heb. Naar kunst kijken met een open geest: veel van de bagage die ik heb, dank ik aan mijn vader.’
‘Voor hem stonden de kunstenaars centraal. Hij pushte dat niet bij zijn drie kinderen. Hij zei gewoon: Mario Merz is iets aan het opstellen en het is bijzonder. Dan sprongen we op de fiets en gingen kijken. We waren er ook vaak. We deden bewaking, stonden in de boekshop, waren aanwezig bij performances. Het was deel van ons leven.’
Hoe ging hij om met kunstenaars?
‘Ze hadden geen superstatus voor hem, hun aura werd niet gecultiveerd. Mijn vader had wel een onwaarschijnlijk inlevingsvermogen in hun leefwereld. Hij genoot van wat ze zegden, maakten en dachten. Hij was gefascineerd door mensen en had een grenzeloos respect voor artiesten, zelfs voor hobbykunstenaars.’
Vraagt u zich bij belangrijke beslissingen soms nog af: wat zou hij ervan gedacht hebben?
‘Zeker, en ik mis het ook dat ik dat niet kan vragen. Ik sprak nooit met hem over zaken, dat was zijn ding niet. Maar ik vroeg hem wel eens om advies over een jonge kunstenaar en wat hij ervan vond. Al liet ik mij niet altijd beïnvloeden door hem.’
‘Tot het einde van zijn leven heeft hij, op zijn iPad die rondslingerde en vaak uitviel, nog veel kunstenaars opgespoord en ontdekt. En zijn oordeel was vaak raak. Ik mis dat contact. Pas op, hij heeft ook dingen niet opgemerkt of zich vergist.’
Hebt u zelf de microbe doorgegeven?
‘Mijn oudste zoon is een theatermaker die sterk betrokken is bij het hedendaagse kunstgebeuren. Mijn twee andere kinderen houden van kunst, maar meer van een afstand. En het zakelijke komt er niet echt bij kijken. Net zoals ik zelf opgevoed ben, is het commerciële element van kunst iets wat ze mijden. Ze hebben het er lastig mee dat er zoveel geld en zoveel bij komt kijken.’ stardom
U zei eens: ‘Ik heb zelden het gevoel dat ik uitleg nodig heb om kunst te begrijpen.’ Hoe doet u dat dan? Zo makkelijk is kunst toch niet altijd?
‘Ik vind het lastig om eerst een uitleg te moeten aanhoren, en dan pas te kijken. Dan word je gestuurd. Het is zoals eerst de reisgidsen verslinden, voor je op reis vertrekt. Ik ben meer ontdekkingsgericht, denk ik. Het is tof om er meteen in te duiken en je te laten overweldigen, zoals bij de jongste tentoonstelling van spinnenkunstenaar Tomás Saraceno in Parijs, en je dan pas af te vragen: waar is deze mens mee bezig? Hoe begrijp ik dit? Vaak is er niet één denkbare uitleg, maar zijn er verschillende.’
‘Het zou pretentieus zijn om te geloven dat je alles meteen snapt. Ook bij Van Eyck hebben we vandaag een gids nodig. Maar door mijn kijkervaring en mijn achtergrond, ook door er veel rond te lezen, heb ik misschien makkelijker toegang tot hedendaagse kunst.’
Bij uw overstap van Christie’s naar Phillips had u een verplicht pauzejaar. Hoe vul je zoiets in?
‘We hebben mooie reizen gemaakt, naar plekken waar ik niet zo direct geraak. Dat was deugddoend.’
‘Het was zeker geen jaar dat uitsluitend gewijd was aan herbronnen. Iedereen heeft het daar nu over, over dit schokmoment dat ons doet nadenken over wat er niet meer terugkeert. Ik vind dat je juist regelmatig momenten van herbronning zou moeten inlassen.’
‘Misschien zijn daarom zoveel mensen met kunst bezig. Ze zoeken er een andere dimensie voor hun leven. Wij streven naar zingeving, naar iets wat je leven verdiept en een spiegel voorhoudt. De creativiteit, de kleur en de speelsheid die je mist in de dagelijkse besognes: ze valt in de kunst te vinden.’