De overdosis genaamd Ian Curtis
Ian Curtis maakt geen deel uit van de infame Club van 27, artiesten die op hun 27ste een voortijdig einde kenden door een dodelijke cocktail van talent en drugs. Curtis stierf nóg jonger en van drugs was geen sprake. Wel van bakken talent en een muzikale nalatenschap die indruk maakt. Onder anderen op Stijn Meuris.
Vandaag veertig jaar geleden maakte zanger Ian Curtis een einde aan zijn korte leven – hij was net geen 24 – door zich aan een wasdraad te verhangen in de kleine keuken van zijn eveneens kleine arbeidershuis in Macclesfield, toen en nu nog steeds een grauw stadje ten zuiden van Manchester. Dat deed hij uitgerekend daags voor hij met Joy Division voor het eerst op tournee door de VS zou vertrekken. En twee maanden voor het album Closer zou verschijnen, de magistrale opvolger van debuutplaat Unknown pleasures.
Qua eigenaardige timing kon dat tellen.
Curtis’ zelfmoord was dan ook een accident waiting to happen.
Sommigen zien in zijn vroege dramatische dood een belangrijke parameter voor de legendarische cultstatus die zowel hij als zijn band nadien heeft verkregen, maar sta me toe dat toch anders te zien. Ook zonder zijn zelfmoord is er maar één conclusie mogelijk: de muziek van Joy Division is fenomenaal aangrijpend en bijzonder invloedrijk. En de rol van Ian Curtis daarin – zijn performance, teksten en unieke ‘zegging’ – kan onmogelijk onderschat worden.
Hier spreekt uiteraard een fan.
Fonoshop Kludde
De muzikale wereld voor Joy Division bestond voor mij uit
Toppop, Abba, verzamelplaten met dubieus hitparadegerief en wat kleinkunst op Radio 2. Ik was een magere bebrilde tiener uit NoordLimburg die niet beter wist of artiesten hadden allemaal jarenlang solfège gevolgd onder strenge leiding van een stofjas met een blokfluit. En toen, in het voorjaar van 1980, leerde ik de Hamontse punkgroep De Brassers kennen. Zij hadden duidelijk géén solfège gevolgd en hadden
het in interviews wel eens over Joy Division, een jonge Britse band die net een eerste plaat uit had. Van videoclips was geen sprake en de kans dat Joy Division ooit aan de zijde van Ad Visser in Toppop zou opduiken was erg gering. Maar bij Fonoshop Kludde (ik verzin die naam niet) in HamontAchel hadden ze wel Unknown pleasures in de aanbieding, de plaat met de iconische zwarte hoes met daarop de gestileerde radiogolven van een pulsar en verder niks. Ik was in die tijd een beginnend amateurastronoom, dus dat kwam nog goed uit ook. Om kort te gaan: het was de aankoop van mijn leven.
Iets later zag ik Joy Division voor het eerst op televisie, en dat moment was niets minder dan een openbaring. In het alternatieve VPROmuziekprogramma Götterdämmerung toonde men een BBCliveopname van twee songs: ‘Transmission’ en het bezwerende ‘She’s lost control’, met een
uit. En ik was niet alleen: ik ben nadien nog tientallen artiesten en muziekliefhebbers tegengekomen die bij het zien van Joy Division in dat ene programma precies hetzelfde gevoel ervaarden. Dat daar iets heel speciaals gebeurde. Je kan beide livesongs terugvinden op Youtube, maar dat is nog iets heel anders dan ze eenmalig en onvoorbereid te ondergaan via een Philipsbeeldbuis in een Limburgse living begin jaren 80. Ze werden niet onderbroken door reclame voor Coolblue, om maar iets te zeggen.
Sedertdien ben ik dus fan, een grote zelfs. Soms duurt het een tijdje vooraleer Joy Division weer op de radar verschijnt, maar dan passeert toevallig weer eens het magistrale ‘New dawn fades’ (wat een kathedraal van een strottenhoofd had de graatmagere Curtis toch), ‘Dead souls’ (met zowat de strafste intro ooit) of het sacrale ‘Decades’, een song die bijna te groot is voor een vinylplaat. En dan bevind ik me weer op het rechte pad.
Eén halve hit
Ongeveer alles klopte aan Joy Division. De songs uiteraard, de samenstelling van de groep (de kern van het latere New Order) en Ian Curtis, die hun muziek voorzag van een onglamoureuze molenwiekende podiumprésence en van teksten die perfect de uitzichtloze weltschmerz van het Manchester uit die jaren capteerden. En dan was er die unieke sound, uit de koker van de eigenzinnige producer Martin Hannett. Een klootzakske van het zuiverste water, maar visionair zoals Brian Eno, George Martin of Phil Spector dat ook waren. Hannett slaagde erin om het ruwe van Joy Division een klank mee te geven die stond als een huis en meteen herkenbaar was. Koud en warm tegelijk, emotioneel en toch op het randje van mechanisch en met een nagalm die zowel ingesnoerd als enorm ruimtelijk klinkt. Iets om heel erg jaloers op te zijn.
Met Ian Curtis liep het dus niet goed af. Met strikt gesproken geen enkele hit op zak (de single ‘Love will tear us apart’ verscheen pas na zijn dood en stond enkel op de verzamelaar Substance) maakte de zanger er een voortijdig einde aan. Een huwelijk dat op de klippen liep, een verwarrende relatie met de Brusselse fotografe Annik Honoré en zijn aandoening die steeds frequenter opdook. Plus de druk ook op een frontman van wie iets verwacht werd dat er misschien niet volledig zou uitkomen – al bleek postuum van wel. Maar vooral: zijn eigen hoofd en de stormen die daarin woedden.
Met zijn 23 levensjaren behoorde Ian Curtis niet eens tot de illustere club van 27jarige artiesten die ten onder gingen door een overdosis. Ian Curtis was zijn eigen overdosis.