China stuurt zijn copycat (naar af )
Er staan replica’s van de Eiffeltoren, het Capitool en Tower Bridge in China. Oostenrijkse bergdorpen en Volendamse wijken zijn er nagebouwd. Dat mag nu niet meer van de Chinese overheid. ‘We gaan het culturele zelfvertrouwen versterken’.
Als Dame Zaha Hadid dat nog eens had mogen meemaken. In 2013 zag ze met welbevinden dat de werken aan het Wangjing Sohocomplex, tussen de luchthaven en Peking, aardig aan het opschieten waren. Toen bereikte haar een onheilspellend bericht uit Chongqing. Daar, in het hellegat bij het Tibetaans plateau, was een gebouw aan het oprijzen dat als twee druppels water op het hare leek. En het zag ernaar uit dat de kopie eerder af zou zijn dan het origineel. Ze huurde meteen een batterij advocaten in. Jammer genoeg overleed ze in de lente van 2016.
We gaan niet beweren dat Zaha Hadid op haar eentje China op de knieën dwong. Maar de nieuwe wetgeving die de Chinese overheid onlangs afkondigde voor zijn bouwsector had ze vast toegejuicht. ‘Plagiëren, imiteren en kopiëren’ is voortaan uit den boze. China neemt daarvoor openbare en beeldbepalende gebouwen in het vizier, zoals sportstadions, expohallen, musea en andere cultuurverwante infrastructuur. Dat is niet omdat het auteursrecht plots zo ernstig wordt genomen, maar ‘om het culturele zelfvertrouwen te versterken’ en ‘de Chinese eigenheid uit te drukken’.
Chinese wolkenkrabbers moeten voortaan wat minder hoog van de toren blazen. Ze mogen nog maximum 500 meter zijn – wat echt nog wel zeer beduidend is. Voortaan moet het aantal ‘grote, vreemde en rare’ gebouwen zo veel mogelijk beperkt worden. Dat laatste spoort met de aanbevelingen van Donald Trump. Die riep begin dit jaar eveneens op om eens op te houden met dat raar modern gedoe en alleen nog overheidsgebouwen in rustige neoklassieke stijlen te ontwerpen. Iets wat Prins Charles al gans zijn leven doet.
Gedaan met kopiëren, dus. En dat deden de Chinezen nu net zo goed, graag en veel. Zij niet alleen, trouwens. In zijn documentaire The real thing (2018) haalde Benoit Felici wereldwijd zestig Eiffeltorens aan, dertig scheve torens van Pisa en een stuk of acht kopieën van het Witte Huis. Vaak komen die architecturale dubbelgangers voor in dure projectontwikkelingen, in toeristenverblijven of in woonwijken die amper te onderscheiden zijn van een themapark. Felici deed daarvoor veel landen aan.
Le Corbusier
Nergens is er de jongste paar decennia echter met zoveel overgave gekloond als in China. De namaak van Le Corbusiers kapel van
Ronchamp in 1994 wordt als eerste voorbeeld genoemd. Daarna zijn werkelijk alle types uitgetest. De inspiratie hoefde niet eens uit het buitenland te komen. In Huaxi Village, in de oostelijke provincie Jiangsu, kwam een – weliswaar aanzienlijk ingekorte – versie van de Chinese Muur. Daar hebben ze eveneens een getrouwe kopie van het Tiananmenplein aangelegd.
Verder zijn alle genres verkend. Het register van de toeristische trekpleisters is op zich al onuitputtelijk. Niet alleen de Eiffeltoren kreeg een tweede leven in China, ook zijn buur de Arc de Triomphe werd nagebouwd. De Golden Gatebrug werd in het zuidelijke Guilin gekopieerd en voor de Tower Bridge in Suzhou komen bruidspaartjes romantische foto’s maken van hun trouwpartij.
Laatstgenoemde brug is trouwens een van de 56 replica’s die ‘het Venetië van het oosten’ rijk is en ze is dubbel zo groot als het origineel. Als een voorbode van de nieuwste reglementeringen gooide de stad er vorig jaar 1,6 miljoen euro tegenaan om de brug meer in overeenstemming te brengen met de Chinese omgeving.
De kopieerlust van de Chinezen beperkt zich niet tot één gebouw. Ze draaien er hun hand niet voor om hele themawijken op te trekken naar buitenlands voor
beeld. Zo loopt men in de satellietsteden rond Shanghai aardig wat Europa tegen het lijf. In Luodian waant men zich met al die houten huisjes in Scandinavië, en de ramblas van Fengcheng lijkt bijzonder goed op die van Barcelona. Songjiang is beter bekend als Thames Town: het heeft stukken in tudorstijl, victoriaanse terrassen en een gotische kerk, herbergen en ronde pleintjes. Holland Village heeft elementen bijeengeshopt uit Amersfoort en Amsterdam en wordt bekroond met een molen.
Zo’n tiental jaren geleden waren de zowat negenhonderd inwoners van het Oostenrijkse postkaartendorpje Hallstatt gecharmeerd door een eskadron fotograferende Chinezen. Dat had natuurlijk alles te maken met hun vermelding op de Unescowerelderfgoedlijst, dachten ze. Groot was hun verbazing toen het niet om toeristen bleek te gaan, maar om landmeters die hun pittoreske dorp beschouwden als een takeaway. Daarna bouwden ze het steen voor steen opnieuw op in Guangdong. Eerst was de burgemeester van Hallstatt ziedend. Ondertussen is hij bijgedraaid: in plaats van vijftig komen er nu duizend Chinese bezoekers per jaar. Men zou zich haast afvragen waarom ze de moeite nog doen om in Europa te komen kijken.
China wil voortaan het aantal ‘grote, vreemde en rare’ gebouwen zo veel mogelijk beperken