ALS HET LOONT OM TEGEN DE ANDER TE ZIJN
Onderzoeken stemming’ van De Standaard en de VRT liegen er niet om: Vlamingen wantrouwen hun politici, vooral die van traditionele partijen. De extreme partijen – de PVDA en Vlaams Belang – winnen fors (DS
mei). Zo worden de politieke tegenstellingen steeds groter. Een van de redenen is dat het loont voor politici om voluit tegen de ander te zijn. Zo winnen ze verkiezingen en peilingen, maar kunnen ze niet meer samenwerken.
Natuurlijk maakt conflict deel uit van het politieke spel. Maar nefaste vormen van conflict verlammen de samenwerking en voeden het wantrouwen. Drie elementen werken zo’n nefaste politieke conflictvorming in de hand: factievorming door sociale media, de opmerkelijke Belgische politieke structuren en de permanente verkiezingskoorts.
Politici winnen aan populariteit door verschillen te benadrukken. Dat is goed. Maar als ze zich uitsluitend tot de eigen kiezers richten (hun factie), en anderen als niet legitiem of moreel valabel neerzetten, is dat slecht. Sociale media spelen hier een rol, ze veranderen het debat.
Op sociale media reageren sommige politici pijlsnel op berichten of gebeurtenissen. Ze laten daarbij hun emoties de vrije loop, wat aandacht en veel ophef genereert. Maar het normale politieke debat verloopt traag (politici gaan in het parlement, dus bij bepaalde gelegenheden in de clinch). Politici volgen gesprekscodes die de emotionele lading beperken en houden zich normaliter aan partijafspraken over de inhoud. Fysieke ontmoetingen, tussen politici onderling of tussen politici en burgers, beperken de emotionele geladenheid eveneens. Dat is nodig om een grondig debat te kunnen voeren.
Ook de politieke structuur beloont het om tegen de ander te zijn. Federaal bestaat de uitvoerende macht voor 50 procent (pariteit) uit politici van partijen waarvoor een burger niet kan stemmen (uitgezonderd in Brussel). Politici moeten zich tegenover de helft van de bevolking nooit verantwoorden. Ook de media en onderzoekers volgen die breuklijnen. Zo peilt ‘De stemming’ naar stemgerechtigde kiezers in het Vlaams Gewest (niet eens in Brussel).
Onlangs verscheen Het DNA van Vlaanderen, wat willen Vlamingen echt (door Ivan De Vadder en Jan Callebaut). De boeiende studie is een staalkaart van de dromen, angsten, en visies van Vlamingen door de jaren heen. Maar dit werk belicht alleen wat in Vlaanderen gebeurt. Dat is geen verwijt, maar een vaststelling: de andere zijde lijkt amper te bestaan.
Vlamingen moeten hun Franstalige gesprekspartners beter leren kennen, of ze hen nu als mede of als tegenstanders zien voor een toekomstig Belgisch project. Het loont electoraal op korte termijn wel om in de eigen bubbel overtuigd te zijn van het eigen grote gelijk. Maar op langere termijn draagt het weinig bij.
Daarbij is de historische dimensie belangrijk. Sinds het ontstaan van België kennen Vlaanderen en Franstalig België een andere evolutie: Vlaanderen was arm en achtergesteld, Vlamingen werden gediscrimineerd. Nu staat Vlaanderen in onderwijs en economie sterker, terwijl de Franstalige economische (en culturele) dominantie is afgebrokkeld. En er zijn de verschillen tussen Brussel en Wallonië.
Die complexiteit heeft een effect op het politieke bewustzijn in alle landsdelen. Als je weet wat burgers verlangen, hopen of vrezen, hoe ze naar hun partijen en naar hun gemeenschap kijken, kun je een ander gesprek voeren. Dan zie je de ander als een mens, die niet past in een partijpolitiek of moreel eenduidig hokje, zoals de Franstalige linkse gutmensch of de rechtse Vlaamse racist.
Wat nefaste conflicten ook voedt, is het tijdsperspectief: elke partij – ook wie deelneemt aan de macht – blijft campagne voeren, omdat verkiezingen de enige horizon zijn. Door de coronacrisis was een federale minderheidsregering even mogelijk. Nu moet er opnieuw een beleid op langere termijn worden uitgetekend, en dreigt de impasse. Maar op deze manier verdergaan, heeft weinig zin.
Sommige politici en commentatoren stellen dat het ‘nu niet het moment is’ om fundamentele gesprekken over de toekomst van België te voeren. Maar voor de coronacrisis uitbrak, was het evenmin een goed moment. Het begrotingstekort liep al dramatisch op. En denkt iemand dat het beter wordt zodra de gevolgen van de klimaatopwarming duidelijker worden? Er komen geen makkelijke momenten meer. Het moet nu gebeuren.
Tinneke Beeckman is filosofe en schrijfster. Haar column verschijnt tweewekelijks op donderdag.
Vlamingen moeten hun Franstalige gesprekspartners beter leren kennen
Nederlandse schrijver. Woont en werkt in Genua.