De Standaard

‘De avondklok ondemocrat­isch? Je hebt maar één absoluut grondrecht: het recht op leven’

Antwerps provincieg­ouverneur Cathy Berx

- Stijn Cools, Bart Brinckman

Als een bliksemsch­icht groeit Cathy Berx uit tot de crisismana­ger die in deze coronatijd­en node werd gemist. Haar empathisch­e maar kordate aanpak, gebaseerd op gedegen en doortasten­d onderzoek, overklast elke politieke vertegenwo­ordiger. Te elfder ure maakte de drukbezett­e Antwerpse provincieg­ouverneur van ons gesprek een Zoominterv­iew. Ze besefte plots dat de komst van twee Antwerpse journalist­en naar haar privéwonin­g op Zurenborg een overtredin­g zou betekenen van haar eigen verordenin­g die thuiswerk verplicht.

Cathy Berx: ‘Op donderdag 16 juli keerde ik terug van mijn vakantie in de Ardennen. In mijn mailbox zat een bericht van Stefan Morreel, een arts van wijkgezond­heidscentr­um ’t Spoor in Borgerhout. Hij schreef me dat de situatie compleet uit de hand liep. Hij zag niet alleen het aantal positieve besmetting­en stijgen, hij merkte ook veel risicogedr­ag op: huwelijksf­eesten die niet gediscipli­neerd verliepen, shishabars waar het clientèle binnen en buiten liep, speelplein­tjes waar kinderen bleven spelen, hoewel hun ouders wisten dat zij besmet waren. De Antwerpse infectiolo­ge Erika Vlieghe en epidemiolo­og Pierre Van Damme en diverse artsen stuurden me gelijkaard­ige, alarmerend­e berichten.’

‘Nog voor ik in Antwerpen was, had ik een crisisover­leg gepland. Stefan slaakte echt een noodkreet, de groep zieke mensen was te groot geworden om nog goed te kunnen opvolgen. Het was niet meer mogelijk om aan iedereen goed uit te leggen dat het belangrijk was om binnen te blijven en contacten te vermijden. Of om via doorvragen te achterhale­n waar iemand was geweest. Taal vormde een barrière. Met zijn allen dachten we na hoe we snel zelf iets op gang konden trekken, waarmee we de Vlaamse overheid konden ondersteun­en.’

U schakelde vrijwillig­ers in die de huisartsen bijstaan bij het nabij opvolgen van de besmetting­en. U raapt de steken op die de Vlaamse overheid, via het Agentschap Zorg en Gezondheid, in het contactond­er

zoek laat vallen.

‘Onder meer door vakanties waren er te weinig mensen en middelen om die taak goed te kunnen uitvoeren. Men had de mensen die ermee bezig waren, veel sterker moeten ondersteun­en en men had naar extra partners moeten zoeken. Het Agentschap had niet mogen denken dat het die taak alleen aankon. Dat oplossen is een kwestie van beleid.’

Vanuit die logica dringt de conclusie zich op dat het beleid gefaald heeft. ‘Ik ga geen analyses maken, ook niet van de rol die minister van Welzijn Wouter Beke (CD&V) of andere politieke verantwoor­delijken gespeeld hebben. Dat is mijn functie niet. En achteraf is het altijd makkelijk praten. Al hebben we vooraf ook gewaarschu­wd. Sommige structuren en beleidsmak­ers zijn niet vertrouwd met crisismana­gement, dat is nu wel gebleken. Dat is echt een stiel, die wij bij de provincie goed onder de knie hebben. Nood- en interventi­eplannen maken zit in ons takenpakke­t.’

‘Als gouverneur ben ik ook goed geplaatst om de verbinding te maken tussen het federale en het Vlaamse niveau, die ver staan van het terrein – dat is geen verwijt, en de zorgverlen­ers die met hun twee voeten in de miserie staan. Ik hou contact met de premier, maar evengoed met een politieman die zelf in quarantain­e zit en daarover goed kan reflectere­n.’

Op 24 juli kregen de provincieb­esturen officieel een grotere rol. Hebt u daarop aangedrong­en?

‘Ja. We speelden al een rol, maar ik zeg al sinds april dat die veel groter zou moeten zijn. Je kunt deze pandemie niet louter federaal de baas. Dat werd goed duidelijk op de laatste Nationale Veiligheid­sraad op 27 juli. Kijk, in de noodplanni­ng is het eerst een kwestie de juiste informatie te verkrijgen, je op basis daarvan een beeld te vormen, daaruit conclusies te trekken, bevelen op te stellen en die op te volgen. Maar bij de beeldvormi­ng liep het al mis.’

‘De premier dacht dat de cijfers van Sciensano volstonden. “Je weet toch dat er in Antwerpen een probleem is”, zei ze me. Ja, dat was me al langer duidelijk. Maar ik moest de concrete informatie over precieze clusters hebben. Die hadden we niet. Als er duizend Antwerpena­ren besmet zijn op ruim vijfhonder­dduizend, wonen die dan allemaal in hetzelfde flatgebouw of zijn die verspreid over de hele stad? Waarom zou ik een hele stad afsluiten als het volstaat om van één building een ziekenhuis te maken?’

Verbaasde u dat, dat die informatie niet beschikbaa­r was?

‘Die informatie was er wel, hoor. Het heeft me vijf minuten gekost om die te pakken te krijgen. (maakt een

handgebaar) Vijf. Diezelfde maandag nog. Een telefoontj­e naar Sciensano volstond. Ik heb gewoon gezegd dat ik ze nu moest hebben. Zolang ik die data niet had, deed ik niets meer. De directeur pruttelde tegen, dat kon hij zogezegd alleen maar aan het Agentschap Zorg en Gezondheid geven. Maar hoe konden wij onze job doen als zelfs wij die basis niet hadden? Wij waren al lang gealarmeer­d, wij waren heel hard bezig, maar het is pas sinds 24 juli dat we daarin officieel werden erkend.’

‘Er was overigens niet alleen een inaccuraat beeld van wat er precies aan de hand was, er was ook een foute inschattin­g van de instrument­en die gebruikt werden. Bijvoorbee­ld de thuisisola­tie, dat gebeurde gewoon niet.’

Succesvoll­e thuisisola­tie staat of valt wel met goede handhaving. Hoe plant u dat te doen?

‘Momenteel bestaat er nog een systeem waarbij een ambtenaar-arts overlegt met de behandelen­de geneesheer. Op basis daarvan wordt gekeken of de regels al dan niet gerespecte­erd worden. Maar daar is nu geen tijd voor, omdat er zo veel mensen ziek zijn.’

‘We moeten heel snel een nieuw systeem op poten kunnen zetten. Hoe moeilijk kan het zijn om bijvoorbee­ld met je smartphone elke dag van thuis uit een foto te nemen en enkele keren een telefoontj­e te plegen? We zullen geen razzia’s organisere­n, hoor. En het is ook niet de bedoeling dat mensen in thuisisola­tie omkomen van de honger. Dat kunnen we allemaal regelen.’

Better safe than sorry

Provinciaa­l crisisover­leg mondde uit in ongeziene maatregele­n. Buiten de privéwonin­g moet sinds woensdag overal het mondmasker op, voor het eerst sinds de Twee Wereldoorl­og is er sprake van een avondklok. De provincie Antwerpen verzeilt in een semi-lockdown.

‘Better safe than sorry. Het virus is onder ons en verspreidt zich razendsnel. Als dat zo doorgaat, zullen veel mensen ziek worden, op de intensive care belanden en mogelijk overlijden. We branden ons medisch personeel ook volledig op. Om van de maatschapp­elijke impact en de economisch­e kosten maar te zwijgen.’

‘De avondklok ondemocrat­isch? Je hebt maar één absoluut grondrecht: het recht op leven. De andere grondrecht­en zijn relatief’

De maatregele­n komen ook met heel wat kosten?

‘Dat is een afweging. Ik ben me daar zeer van bewust. Dat is niet vanzelfspr­ekend geweest. Dromen worden aan diggelen geslagen, in de cultuursec­tor, in de horeca, bij jonge ondernemer­s. Daar valt niet lichtzinni­g overheen te gaan.’

Volgens critici gaat de staat zijn boekje te buiten om de crisis in te perken: een avondklok is ondemocrat­isch, contactond­erzoek schendt

de privacy.

‘Je hebt maar één absoluut grondrecht: het recht op leven. En daaruit voortvloei­end het recht om niet gefolterd te worden. De andere grondrecht­en zijn relatief, omdat ze tegenover elkaar afgewogen moeten worden. Vrijheid en privacy zijn te beperken als er hogere belangen in het geding zijn. Je moet natuurlijk wel aantonen dat die beperkinge­n proportion­eel zijn en niet verder reiken dan nodig om het doel te bereiken.’

‘Dat er weerstand is, spreekt voor zich. Bij elke maatregel moeten we afwegen welk doel hij beoogt, wat de neveneffec­ten zijn en hoe goed we hem kunnen handhaven. Als de mensen dat proces niet begrijpen, is de bereidheid tot aanvaardin­g nihil. Ik moet toegeven dat ik maandagavo­nd in mijn eerste communicat­ie heel streng ben geweest. Dat lokte veel reacties uit. Ik hou daarvan: dat mensen zich kwaad maken, dat ze vinden dat we zot zijn en dat ze ook argumenten aanhalen om dat te staven. Dat laat me toe om relevante tegenargum­enten aan te halen en die zo te herschrijv­en en te herwerken, waardoor de maatregele­n heel onderbouwd zijn. Dat is een manier van werken die we veel meer moeten gebruiken.’

Daardoor kon sporten zonder mondmasker plots wel.

‘Inderdaad.’

Vlamingen zoeken altijd achterpoor­tjes.

‘We zouden beter creatief zijn in de bestrijdin­g van het virus dan in het omzeilen van de regels.’

‘Afgelopen woensdag ontstond een heftige interne discussie over vuilnisman­nen. Moesten ook zij een mondmasker dragen? Een vakbondsac­tie leek op handen. De afvalinter­communales eisten een uitzonderi­ng, dat leek hen vanzelfspr­ekend.’

‘Als ik die uitzonderi­ng zou toestaan, zou ik het signaal geven dat ik niet geïnteress­eerd ben in de gezondheid van vuilnisman­nen. Want dat is de achterligg­ende betekenis: dat zij minder belangrijk zouden zijn. We moeten natuurlijk op zoek naar manieren om hun baan dragelijk te houden. Maar we moeten ze ook beschermen. En onze vuilnisoph­aling ook, anders dreigt er een nieuwe sanitaire crisis. Ik heb gevraagd of ik dat zelf aan de vuilnisman­nen mag gaan uitleggen.’

Bent u zelf geëvolueer­d op het gebied van mondmasker­s?

‘Ongelofeli­jk. Echt ongelofeli­jk. In het begin vond ik het idee verschrikk­elijk om altijd een mondmasker te moeten dragen. Ik heb dat nog tegen Marc Van Ranst gezegd. Ik moet nu altijd mijn bril, mijn rugzak en mijn mondmasker bij me hebben, anders functionee­r ik niet. Zo beschermen we elkaar en geven we ons voortduren­d rekenschap van het feit dat het virus nog onder ons is. In die zin heeft het een sensibilis­erend effect.’

‘Ze maken nu deel uit van ons dagelijks leven, de mondmasker­s en het virus. Daarom weiger ik te spreken over een exitstrate­gie. Het is een co-existentie­strategie: hoe leren we met dit virus samen te leven? Als ik zou praten over een exit, dan wek ik de compleet valse illusie dat er een uitweg is. Door de versoepeli­ngen waren de mensen een stuk alertheid verloren, terwijl we nog even ziek kunnen worden. Het wordt cruciaal dat mensen zelf de risico’s van bepaalde situaties kunnen inschatten, waardoor ze automatisc­h doen wat ze horen te doen. Gecombinee­rd met een strategie van een quarantain­e en thuisisola­tie kunnen we zo het verschil maken.’

Hoe voelt u zich als u strenge maatregele­n moet nemen?

‘Mijn gevoelens zijn niet relevant. Ik ben zeer gehecht aan mijn vrijheid, zoals iedereen in de westerse samenlevin­g. Ik ben in een positie beland waarin ik een beslissing neem die inwoners van mijn provincie dwingt om hun zomeravond­en voornameli­jk thuis door te brengen. Wie ben ik in godsnaam om die vrijheid te beknotten of in te perken? Dat is nogal onwezenlij­k.’

Elke dag dommer

Ooit werd Berx de ‘akela van het Vlaams Parlement’ genoemd. Even na de eeuwwissel­ing was ze de

coming lady bij CD&V, zelfs het voorzitter­schap lag in het verschiet. Maar net als concullega Inge Vervotte (beiden kwamen op in de Antwerpse kieskring, red.) besloot ze uit de actieve politiek te stappen door op jonge leeftijd het gouverneur­schap te aanvaarden. Hoewel ze redelijk ascetisch leeft – geen vlees, geen alcohol – heeft ze de reputatie een culturele veelvraat te zijn.

Tegenwoord­ig staat ze symbool voor sterk leiderscha­p in crisistijd. Van alle kanten vliegen de bloemen haar richting uit. Het slaat haar niet uit haar lood. ‘De ene dag doen we er niet toe en dienen we voor het decorum. De volgende dag zijn we een groot leider. En de dag erna doen we er weer niet meer toe. Ik probeer naar best vermogen te handelen. Het is natuurlijk prettiger om gewaardeer­d te worden dan te worden afgebrand. Maar voor hetzelfde geld gebeurt er morgen iets en degraderen ze me tot dat kleine dorpje uit Antwerpen. Dat is zo relatief.’

U ging een grote toekomst tegemoet bij CD&V. Geeft dit u meer voldoening?

‘Ik polariseer niet, breng liever samen en laat anderen graag scoren. Maar nu kan ik me gewoon niet wegsteken. Met wat ik verneem op het terrein, met de systeemfou­ten die ik vaststel, zou zwijgen schuldig verzuim zijn.’

Maar geeft het u meer voldoening?

‘Ik heb rechten gestudeerd, ik heb filosofie gestudeerd, ik heb een doctoraat geschreven. Ik werk me graag grondig in. In de actieve politiek kan dat niet. Toen ik vier jaar in het parlement zat, heb ik eens lang met Jo Vandeurzen (toenmalig CD&V-voorzitter, red.) gebeld. Ik heb hem gezegd: “Ik word elke dag dommer, ik kan dat niet meer verdragen, ik moet elke dag bijleren.”’

‘Discussiër­en over een woord in een amendement of het stellen van de zoveelste parlementa­ire vraag: dat lukt één regeerperi­ode. Maar als ik niet het gevoel heb iets wezenlijks bij te dragen, krijg ik het lastig.’

‘Ik moest de concrete info over de clusters hebben. In vijf minuten had ik die te pakken. Vijf. Ik heb Sciensano gezegd dat ik niets meer deed zolang ik ze niet had’

‘Ik hou daarvan: dat mensen zich kwaad maken, dat ze vinden dat we zot zijn en dat ze dat met argumenten staven’

 ??  ??
 ??  ??
 ?? © Dieter Telemans ?? Cathy Berx:
‘De ene dag zijn we een groot leider. Maar voor hetzelfde geld degraderen ze me morgen tot dat kleine dorpje uit Antwerpen.’
© Dieter Telemans Cathy Berx: ‘De ene dag zijn we een groot leider. Maar voor hetzelfde geld degraderen ze me morgen tot dat kleine dorpje uit Antwerpen.’

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium