Een kaartenhuisje zonder fundering
Hoe zou het FNG Group vergaan zijn als er in Wuhan geen vleermuisvirus op de mens was overgesprongen? Het antwoord zullen we nooit weten, maar de denkoefening is interessant genoeg.
Dieter Penninckx zeilde, zoals dat heet, scherp aan de wind. Hij maakte schulden om zijn mode-imperium uit te breiden, zodat het op een internationale schaal kon opereren. Dat was een gok waarvan de goede afloop afhankelijk was van de afwezigheid van tegenslag. Het nieuwe coronavirus deed het muntstuk neerkomen met de verkeerde kant naar boven. Penninckx is niet de enige Vlaamse ondernemer die een imperium opbouwde en risico’s niet schuwde. Marc Coucke deed het hem voor. Op een andere schaal deden de families achter AB InBev iets vergelijkbaars. Ook zij namen risico’s om de brouwer op te stuwen tot de wereldwijde nummer 1.
Ondernemen met het oogmerk de Belgische markt te overstijgen en een internationaal succesverhaal te bouwen, vergt lef, doorzettingsvermogen en misschien ook wel een dosis branie. Achteraf kun je vaststellen dat FNG de noodzakelijke veiligheidsmarge uit het oog verloren had. De schimmige structuren in het labyrint van vennootschappen, waar via mogelijk frauduleuze transacties tientallen miljoenen zijn zoekgeraakt, kunnen Penninckx zeker kwalijk genomen worden. Het imperium bleek bij nader inzien een wankel kaartenhuisje zonder fundering, dat meedogenloos omvergeblazen werd door de coronastorm.
Het is onvermijdelijk dat de werknemers het Penninckx kwalijk nemen dat hij zoveel risico genomen heeft. Tegelijk hoort risico nemen bij ondernemen. Dat hij zelfs op het einde nog probeerde zijn onderneming van de ondergang te behoeden door een reddingsconsortium op te zetten, illustreert zijn gedrevenheid.
Zonder een dergelijke gedrevenheid zouden veel waardevolle en succesrijke bedrijven nooit het levenslicht hebben gezien. Misschien zou België wel wat meer mensen kunnen gebruiken die er niet tegenop zien om risico’s te nemen. Een blik in de winkelstraten volstaat om dat vast te stellen. De echt Belgische ketens zijn er op de vingers van één hand te tellen. Ook Brantano was vóór de overname door Penninckx in Nederlandse handen. De ondergang van de keten is in dat opzicht des te betreurenswaardiger. Het retaillandschap is een gezichtsbepalende speler van eigen bodem armer.
Misschien zou België wat meer mensen kunnen gebruiken die er niet tegenop zien risico’s te nemen