‘Een gerecycleerd product mag niet vuiler en duurder zijn’
Afvalverwerker Indaver evolueerde van een rudimentaire afvalverwerker tot een centrale speler in de Europese circulaire economie. Het bedrijf zet onder meer afval om in grondstoffen die het op industriële schaal naar klanten stuurt.
Er ligt een goudmijn in België waar jaarlijks 25 kilogram van het edelmetaal wordt gewonnen. Die mijn ligt niet vlak bij een beekje in de bossen van de Ardennen, maar pal in de Antwerpse Waaslandhaven. Afvalverwerker Indaver heeft daar een verbrandingsinstallatie waar het bedrijf uit 246.000 ton afval jaarlijks 25 kg goud en 400 kg zilver haalt, naast nog heel wat andere recycleerbare restproducten.
Indaver, opgericht om het afval van de Antwerpse havenbedrijven te verwerken, werpt zich steeds meer als een sleutelspeler in de circulaire economie op. ‘Onze taak was eenvoudig, we kwamen aan het einde van de afvalketen en moesten alleen maken dat de lucht uit de verbrandingsovens of het water dat uit de verwerking kwam schoon was. Nu zijn we een essentieel onderdeel van de hele productketen. Wij willen uit elke joule (eenheid voor energie, red.) die in afval zit, een nuttige toepassing vinden’, zegt Paul De Bruycker, ceo van Indaver.
Indaver heeft rond Antwerpen drie sites die elk op hun manier in de circulaire economie passen. Indaver haalt geen afval op, maar verwerkt in de eerste plaats het resten PMD-afval van de ophalers van afval, meestal intercommunales. Op de site van Doel staan de grote verbrandingsovens voor het restafval dat niet kan verwerkt of gerecycleerd worden. ‘Ook in een circulaire economie zit je met een restfractie die je niet kan verwerken. De essentie is dat je de warmte die bij het verbranden vrijkomt, omzet in energie en die warmte verdeelt. Sinds kort loopt vanuit de Indaver-ovens stoom naar omliggende chemiebedrijven, goed voor het equivalent van 160 MW en 5 km leidingen.’ Naar eigen zeggen is dit het grootste stoomnetwerk in Europa. kenafval, wat dus CO2-neutraal is. De rest is vooral plastic, en dat aandeel zakt. Tot slot hebben we installaties om uit de assen alle nuttige en herbruikbare metalen te halen.’
Industriële symbiose
Aan de overkant van de Schelde ontwikkelt Indaver in de sites in Willebroek en Antwerpen technologie om plastic, onder andere ingezameld in de PMD-zakken, te verwerken. Het meest zuivere plastic kan nu al via mechanische recyclage verwerkt worden tot korrels en hergebruikt worden voor een gelijkwaardig plasticproduct. In Willebroek wordt een nieuwe installatie gebouwd die dankzij betere sensoren het plastic fijnmaziger kan sorteren, wat de recyclage makkelijker maakt. Voor de moeilijke of verontreinigde plastics probeert het bedrijf via het proces ‘plastic to chemicals’ het plastic tot de basiscomponenten te kraken en zo de onzuiverheden eruit te halen en de molecules te zuiveren. Het restproduct is meteen grondstof voor de chemieindustrie in de haven, waardoor die veel minder olie als grondstof nodig heeft. ‘We zijn niet de enigen die een ‘plastic to chemicals-proces ontwikkelen, maar ik denk dat we in vergelijking met collega’s al heel ver staan. Onder andere dankzij de enorme kennis over chemieproducten die in onze universiteiten en regio aanwezig is’, maakt De Bruycker zich sterk.
Indaver speelt dus een sleutelrol in het verduurzamen van de economisch belangrijke Antwerpse chemiecluster. Andere bedrijven gaan letterlijk aan Indaver hangen. Toch leidt deze industriële symbiose ook tot nieuwe risico’s. ‘In Duinkerke bouwen we een installatie om uit industrieel gechloreerd afval zoutzuur te winnen. We hadden naast onze site een belangrijke klant die het zoutzuur als grondstof ging gebruiken. Maar die is twee weken geleden failliet gegaan. Dus moeten we op zoek naar nieuwe klanten die we niet met een pijpleiding kunnen bedienen.’
De Belgische afvalverwerker ontwikkelt zich steeds meer tot een Europese speler. Indaver beschikt over 16 grote installaties in 9 landen. De omzet bedraagt een kleine 600 miljoen euro. Twintig procent van die omzet komt al uit de verkoop van grondstoffen die het bedrijf uit afval teruggewonnen heeft. Indaver was deels in handen van de overheid, maar is nu volledig eigendom van Katoennatie, het logistieke bedrijf van Fernand Huts. ‘Ik heb voor het eerst een aandeelhouder die onze internationale groeistrategie volledig steunt’, zegt De Bruycker, waarmee hij tussen de lijnen aangeeft dat Indaver een groot deel van de winst mag herinvesteren. Of er synergieën zijn met Katoennatie? ‘Op dit moment nog niet. Maar in een circulaire economie kan je je wel inbeelden dat een logistieke speler zoals Katoennatie niet alleen producten gaat leveren, maar ook zal instaan voor de
Reversed logistics inzameling of het hergebruik. heet dit.’
De Bruycker is als ceo van Indaver een van de vaandeldragers van de circulaire economie in Vlaanderen. Hij heeft ook een duidelijke visie. ‘Een circulaire economie die grotendeels op subsidies draait, heeft geen zin. Je moet toegevoegde waarde bieden. We moeten er als sector naar streven dat de grondstoffen die we in de keten terugbrengen zich niet van een primaire grondstof onderscheiden. Je mag als circulaire speler niet naar een klant gaan met de boodschap dat jouw gerecycleerd product wat vuiler en duurder is, wat sommige collega’s wel doen. Kijk maar eens naar een krant als De Standaard. Die is voor 100% op gerecycleerd papier gedrukt. Je kan dat papier nauwelijks van papier dat van houtpulp is gemaakt onderscheiden. Dat is de richting waar we als sector naartoe gaan.’
Opmerkelijk is dat De Bruycker een voorstander van strenge milieuwetgeving is, zelfs strenger dan in buurlanden, zolang die maar aanzet tot innovatie en niet leidt tot te veel onnodige administratieve rompslomp.
Dit is de derde aflevering in een reeks van vijf. Morgen: Christeyns, hoe een kmo zonder al te veel groene ambities toch innovatief kan zijn op milieuvlak. U kunt alle afleveringen lezen via www.standaard.be/groenerelance.