Wie alleen een hamer kent, ziet ieder probleem als een spijker
MONDMASKERS We vergeten volgens Peter Van Humbeeck de eerste vraag: wat was het probleem precies?
Heeft een mondmaskerverplichting nut? Die vraag verdient een prijs. Want ze moet ondertussen in interviews op radio en tv zowat de meest gestelde vraag van 2020 zijn. Ze is ook een goede kanshebber als laureaat in een bestuurlijk blunderboek. Want het is de foute vraag. De vraag moet niet zijn of een mondmasker nut heeft, want dat is geredeneerd vanuit een oplossing. De vraag moet zijn: wat is het probleem precies? Effectieve en proportionele maatregelen vertrekken van een goede probleemanalyse.
Het wordt dus stilaan tijd om het ABC van beleidsanalyse en instrumentenkeuze eens vanonder het stof te halen. Goede beleidskeuzes vergen antwoorden op drie vragen: wat is precies het probleem, welke beleidsopties zijn er om het probleem aan te pakken, wat zijn de voor- en nadelen van elk van deze beleidsopties? Dat zijn de juiste vragen, in de juiste volgorde. Het is finaal aan verkozen politici om ze te beantwoorden, op basis van publieke deliberatie en met inbreng van de informatie en kennis die in de samenleving aanwezig zijn. Goed beleid is immers transparant, onderbouwd en overlegd.
De basis is een goede probleemformulering (de eerste ‘juiste vraag’ die moet worden gesteld). Het is een klassieke valkuil om meteen of te snel te gaan discussiëren over oplossingen zonder eerst het probleem scherp te krijgen. Dat leidt tot wankele beslissingen, zoals ook nu met de mondmaskerplicht. Die is niet overal effectief, is niet altijd zinvol en heeft ook nadelen. Bovendien zijn alternatieve maatregelen mogelijk. Maar dat vergt een beter begrip van het probleem. De besmettingscijfers geven hooguit een indicatie. Ze zijn op zich geen voldoende basis voor beleidsbeslissingen, of het nu gaat om verstrenging of versoepeling. Effectieve en efficiënte maatregelen vergen bijvoorbeeld ook goed inzicht in gedrag van mensen.
Fijnmazige oplossingen
Een tweede klassieke valkuil is een verkeerde probleemformulering, want die leidt tot verkeerde oplossingen. Als het probleem wordt gedefinieerd als een moeilijk handhaafbaar samenscholingsverbod, wordt de oplossing als vanzelf gezocht bij een avondklok. Maar dat is uiteraard een sterke reductie van de problematiek, die bovendien ook geen rekening houdt met verschillen tussen bijvoorbeeld grootstad en dorp. Een andere, meervoudige probleemdefinitie opent het perspectief naar andere, fijnmazigere oplossingen zoals we die stilaan ook in andere landen zien en naar een grotere inbreng van andere expertise naast virologische en juridische. Ook dat laatste is nodig, want ‘wie alleen een hamer kent, ziet ieder probleem als een spijker’.
Studenten leren we dat zonder degelijke probleemanalyse geen goede oplossingen mogelijk zijn. Het leidt tot een al te voortvarende besluitvorming, ‘jumping to conclusions’, met maatregelen die het probleem onvoldoende oplossen, weer andere pro
Als het probleem wordt gedefinieerd als een moeilijk handhaafbaar samenscholingsverbod, wordt de oplossing als vanzelf gezocht bij een avondklok
blemen veroorzaken of veel weerstand oproepen waardoor kostbare tijd, middelen en energie verloren gaan. Natuurlijk is het in de echte wereld allemaal veel complexer dan in een leslokaal. Er is veel meer onzekerheid, ambiguïteit en conflict. Maar dat maakt het net des te belangrijker om impliciete probleemanalyses te expliciteren. De framing bepaalt immers het venster waarbinnen naar oplossingen wordt gezocht, wie aan tafel zit en welke informatie en belangen worden meegenomen.
In crisistijden wordt alles op scherp gesteld en worden zwakke punten uitvergroot. De beleidsdiscussie goed organiseren, rond relevante vragen in de juiste volgorde, is daar één van in ons land, op de diverse niveaus. Die zwakte goed analyseren om vervolgens naar effectieve oplossingen te zoeken, lijkt me niet enkel voor studenten bestuurskunde een mooie uitdaging voor het volgende academiejaar.