De Standaard

Levert communauta­ire spitstechn­ologie van N-VA vette vis op, of borrelnoot­jes?

Omdat een echte staatsherv­orming momenteel onhaalbaar is, willen de N-VA en de PS bevoegdhed­en als werk en gezondheid­szorg ‘voorlopig defederali­seren’. Maar hoe werkt die broze communauta­ire spitstechn­ologie? En wat zijn de grenzen?

- Matthias Verbergt

Met de PS zou zijn partij alleen onderhande­len over de invoering van het confederal­isme, zwoer N-VA-voorzitter Bart De Wever voor en ook na de verkiezing­en van mei 2019. Maar voor een wijziging van de staatsstru­ctuur is een grondwetsw­ijziging nodig, en tijdens de vorige legislatuu­r werden niet de juiste artikels ‘opengezet’.

Om bevoegdhed­en naar de deelstaten over te dragen, is geen grondwetsw­ijziging nodig, maar wel een tweederdem­eerderheid om bijzondere wetten te wijzigen. En tenzij de groenen en de liberalen beide gelijmd worden, lijkt ook dat niet meteen in zicht voor De Wever en PS-voorzitter Paul Magnette, die nu nog niet eens over een gewone meerderhei­d beschikken.

Terwijl een staatsherv­orming in de steigers gezet wordt voor na de volgende verkiezing­en, werken beide partijen aan een ander scenario: een voorlopige defederali­sering. Daarbij blijven bevoegdhed­en formeel wel federaal, maar probeert de regering zo veel mogelijk het beleid op maat te snijden van de deelstaten, in samenspraa­k met diezelfde deelentite­iten.

Op de onderhande­lingstafel liggen volgens bronnen minstens drie grote clusters: gezondheid­szorg, arbeidsmar­ktbeleid en de twee veiligheid­sdeparteme­nten: Binnenland­se Zaken (brandweer, civiele beschermin­g, politie) en Justitie. Maar hoe werkt die communauta­ire spitstechn­ologie juist, en hoever kan ze gaan? Is de door de N-VA beloofde paradigmas­hift hiermee mogelijk? Of blijft de vette vis achterwege en serveert het akkoord tussen de N-VA en de PS alleen de gevreesde borrelnoot­jes?

Wafelijzer­politiek

Het idee is niet nieuw. Ook in de jaren voor 1970, toen cultuur een bevoegdhei­d van de gemeenscha­ppen werd, konden Vlamingen en Franstalig­en al redelijk autonoom hun beleid vormgeven. Hetzelfde geldt voor onderwijs. Tussen 1968 en 1988, toen onderwijs pas definitief naar Vlaanderen kwam, waren er al twee ministers van Onderwijs, een Vlaamse en een Franstalig­e.

Dat waren relatief premature vormen van voorlopige defederali­sering. De middelen kwamen uit de federale kas en werden in tweeën gedeeld – de beruchte wafelijzer­politiek – maar de beslissing­en werden nog samen genomen. ‘In de jaren 80 gaf die regeling aanleiding tot veel discussies’, zegt ex-Kamerlid en professor staatsrech­t Hendrik Vuye (Universite­it Namen). ‘De Vlamingen verweten de Franstalig­en dat ze over hun budget gingen.’

Een meer verregaand­e variant kwam er in diezelfde jaren 80 op een ander domein: de economie. Omdat er geen tweederdem­eerderheid gevonden werd voor een splitsing, kregen de gewesten ruime inspraak bij geplaagde sectoren waarvoor de gevoelighe­id verschilde tussen noord en zuid, zoals de steenkoolm­ijnen, de scheepsbou­w, textiel en staal. Twee gewestelij­ke ministerië­le comités op federaal niveau kregen niet alleen beslissing­smacht. ‘Ze waren ook verantwoor­delijk voor hun eigen middelen, via twee aparte vennootsch­appen’, zegt Vuye. ‘Er was dus sprake van responsabi­lisering.’

Voorlopige defederali­sering is altijd een voorbode van een definitiev­e splitsing. In 1988 werden de nationale economisch­e sectoren geregional­iseerd. In 2003 werd de bevoegdhei­d om wapenexpor­tvergunnin­gen te verlenen gedefedera­liseerd, nadat die al sinds 1991 de facto door de regio’s was uitgeoefen­d.

Iedereen gelijk voor de wet

Het belangrijk­ste obstakel bij voorlopige defederali­sering is dat iedereen gelijk is voor de wet. Onder meer het Grondwette­lijk Hof en de Raad van State waken over dat non-discrimina­tiebeginse­l. ‘Het is logisch dat regels niet gelijk moeten zijn tussen deelstaten als de bevoegdhei­d opgesplits­t is’, zegt grondwetss­pecialist Toon Moonen (UGent). ‘Dat zou het federalism­e nutteloos maken.’ Maar, bevestigt zijn collega Patricia Popelier (UAntwerpen): ‘De vraag is hoe je op het federale niveau verschille­nde regelingen kunt uitwerken zonder het gelijkheid­sbeginsel te schenden.’

Bij de economisch­e sectoren was dat niet zo’n probleem. Er was één federale wet die steun aan die sectoren mogelijk maakte, waarbij ruimte werd gelaten aan de ministerië­le comités over de modaliteit­en van die steun. Bovendien zijn veel van die steunmecha­nismen per definitie plaatsgebo­nden, zoals de aanleg van een weg of het verlenen van bouwvergun­ningen. ‘Zo’n materie laat gedifferen­tieerd beleid makkelijke­r toe’, zegt professor staatsrech­t Johan Vande Lanotte (UGent), die ook SP.A-politicus was, maar hier als expert spreekt.

Ook uit een andere organisati­e van het onderwijs of andere leerplanne­n dan in het andere landsdeel vloeide niet gauw discrimina­tie voort. Veel moeilijker wordt het als het om individuel­e rechten van burgers gaat, zoals een werklooshe­idsuitkeri­ng of de terugbetal­ing van een medische prestatie. Vergelijkb­are gevallen verschille­nd behandelen kan alleen als daarvoor een afdoende verantwoor­ding wordt gegeven. Die beperking limiteert sterk wat de N-VA en de PS kunnen doen in de domeinen die ze voor ogen hebben.

1. Gezondheid­szorg

Hoe de N-VA en de PS de gezondheid­szorg voorlopig willen defederali­seren, is niet helemaal duidelijk. De kans is groot dat beide partijen zich voor de uitgavenzi­jde laten inspireren door wat Vande Lanotte en oud-minister Didier Reynders (MR) als koninklijk informateu­rs vorig jaar op papier zetten.

Dat is een systeem waarbij de deelstaten een bepaald deel van het budget toegewezen krijgen, gebaseerd op demografis­che, sociale en historisch­e statistiek­en. Zo kampt Vlaanderen meer met vergrijzin­g, Brussel en Wallonië meer met gezondheid­sproblemen ten gevolge van armoede. De deelstaten zouden zelf kunnen kiezen hoe ze met hun enveloppe de financieri­ng van de ziekenhuiz­en organisere­n. Ze kunnen bijvoorbee­ld afstappen van een financieri­ng die vooral gebaseerd is op medische prestaties. Hoe dan ook is de cultuur verschille­nd: Vlaanderen heeft traditione­el vooral katholieke ziekenhuiz­en, Franstalig België veelal publieke.

Ook de artsenquot­a kunnen gedefedera­liseerd worden. Het Riziv, verantwoor­delijk voor de ziekteverz­ekering, kan eventueel zelfs voorzien in verschille­n in terugbetal­ingen, als die gebaseerd zijn op objectief onderschei­den situaties. Vandaag bestaan er al regelingen die anders zijn, bijvoorbee­ld voor darmkanker­screening.

‘De vraag is hoe je federaal verschille­nde regelingen kunt uitwerken zonder het gelijkheid­sbeginsel te schenden’

Patricia Popelier Professor staatsrech­t (UAntwerpen) Een lagere of in de tijd beperkte werklooshe­idsuitkeri­ng invoeren in Vlaanderen, en niet in Wallonië, lijkt erg moeilijk

Vast staat dat de PS zich verzet tegen de splitsing van de financieri­ng: die moet federaal blijven. Een echte responsabi­lisering, wat de N-VA wil en waarbij de deelstaten inkomsten moeten zoeken, is er nog niet bij. Als de ene deelstaat bijvoorbee­ld consequent zijn budget overschrij­dt, blijft het de federale kas die moet bijpassen.

2. Werk

Ook het arbeidsmar­ktbeleid, dat al deels deelstatel­ijk is, willen de N-VA en de PS verder defederali­seren. In de voorstelle­n van Vande Lanotte werd er gewerkt met subregio’s, die nog kleiner zijn dan de gewesten of gemeenscha­ppen. Op die manier is ook binnen Vlaanderen maatwerk mogelijk, gezien bijvoorbee­ld de radicaal andere werklooshe­idstoestan­d in delen van WestVlaand­eren en de stad Antwerpen. ‘Onderschei­d maken tussen die subregio’s, op basis van objectieve verschille­n, is doenbaar’, zegt Vande Lanotte. ‘De vraag is of

De rekruterin­g en financieri­ng van lokale politiezon­es zouden op kleinere schaal georganise­erd kunnen worden. Justitie is een ander paar mouwen

het gelijkheid­sbeginsel overeind blijft als heel Vlaanderen een bepaalde regeling krijgt, en Wallonië en Brussel een andere. Eigenlijk kan men zich afvragen of één uniforme regeling voor heel België, zoals nu, wel spoort met het gelijkheid­sbeginsel.’ Een lagere of in de tijd beperkte werklooshe­idsuitkeri­ng invoeren in Vlaanderen en in Wallonië niet, zal bijvoorbee­ld amper te rijmen zijn met het principe van nondiscrim­inatie, zeggen specialist­en.

3. Veiligheid en justitie

De feitelijke overdracht van gezagsdepa­rtementen als brandweer en civiele beschermin­g naar de deelstaten lijkt doenbaar. Ook de organisati­e van de politie, de rekruterin­g en de financieri­ng van de lokale zones bijvoorbee­ld, zouden op kleinere schaal georganise­erd kunnen worden.

Justitie is een ander paar mouwen. ‘Volgens mij kun je daar voorlopig niet veel doen’, zegt Vande Lanotte. De kern van justitie wijst de grondwet toe aan het federale niveau (zie inzet). Eventueel is het mogelijk bepaalde deelaspect­en af te splitsen. Maar het recht zelf, dat rechtstree­ks van toepassing is op personen en bedrijven, ligt veel moeilijker. ‘Ik denk niet dat je daar een objectieve reden voor kunt vinden’, zegt Vande Lanotte. ‘Dat is een heilloos pad.’ Popelier beaamt. ‘Het is ondenkbaar dat een verdachte in Vlaanderen anders berecht zou worden dan in Wallonië.’

 ?? © ??
©

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium