Eerst het onderzoek, dan het debat
KOLONISATIE 58 historici klagen aan dat de Congocommissie te weinig aandacht heeft voor archiefonderzoek.
Het is niet ongewoon dat historici worden uitgenodigd om deel te nemen aan parlementaire onderzoekscommissies over kwesties uit het verleden. De expertise van deskundigen is dan vereist, omdat die ervaring hebben met archiefonderzoek en syntheses maken.
In België zijn twee recente voorbeelden te vermelden: de parlementaire commissie over de moord op Patrice Lumumba, en de senatoriale studiecommissie over de mogelijke betrokkenheid van de Belgische autoriteiten bij de vervolging en deportatie van de Joodse bevolking tijdens de nazibezetting.
Deze commissies, die hoofdzakelijk bestonden uit historici, hebben in 2001 en 2007 omvangrijke rapporten opgesteld, op basis waarvan de politieke wereld al dan niet politieke keuzes heeft gemaakt. In het tweede geval hebben de leden van de commissie een beroep gedaan op specialisten van de gekwalificeerde federale instelling Cegesoma (Studie- en Documentatiecentrum Oorlog en Hedendaagse Maatschappij).
Verzoeningsdebat
Als leden van de wetenschappelijke gemeenschap zijn wij verbaasd over de manier waarop nu een nieuwe parlementaire commissie werd samengesteld. De speciale commissie ‘Koloniaal verleden’ heeft de ambitie ‘de waarheid’ vast te stellen en ‘de verzoening’ te vergemakkelijken: twee woorden waarvan de morele inhoud alle waardering verdient, maar die niet als dusdanig kunnen worden overgenomen in de zin die eraan gegeven werd door Zuid-Afrika (Truth & Reconciliation Commission) of door Rwanda na de genocide van 1994. Het onderzoek dat voorafgaat aan elke politieke poging tot verzoening, moet zich buigen over feiten die problematisch zijn door de afwezigheid van directe getuigen en die bijgevolg archiefonderzoek vereisen.
Het is vreemd dat de Congocommissie, in tegenstelling tot het aanvankelijke project, een aantal historici van de koloniale kwestie heeft samengebracht met advocaten en vertegenwoordigers van verenigingen van de Congolese diaspora en van instellingen begaan met hedendaagse sociale kwesties.
Door die keuze vergeet de commissie haar twee missies duidelijk te scheiden. Ze is blijkbaar van plan een debat te voeren over de verzoening – Tussen staten? Tussen onderdanen van deze staten? Tussen belangengroepen? – aangaande het koloniale verleden, zonder de precieze conclusies van het verslag van de historici over dat verleden af te wachten. Die haast roept vragen op, aangezien die politieke discussie geenszins verward mag worden met de voorafgaande en onmisbare fase van het historische onderzoek en de resultaten ervan. Die solide basis, vrij van partijdige, politieke of emotionele overwegingen ingegeven door externe gebeurtenissen, is een absolute vereiste. Anders zullen de historische conclusies die aan het parlement worden voorgelegd, de nodige onmisbare legitimiteit ontberen. De vraag rijst dan of de politieke wereld wel in staat zou zijn met kennis van zaken te bepalen welk gevolg aan die werkzaamheden moet worden gegeven.
En de Congolese historici?
Het is ook vreemd dat de historici die werkzaam zijn in de Belgische federale wetenschappelijke instelling die bij uitstek aan Centraal-Afrika gewijd is, het Koninklijk Museum voor MiddenAfrika (KMMA), van meet af aan zijn uitgesloten. De meeste archieven over het koloniale verleden worden ook beheerd door het Algemeen Rijksarchief en het KMMA: waar zijn hun vertegenwoordigers? En hoe valt de afwezigheid te begrijpen van de Congolese, Rwandese en Burundese historici (zij zijn vaak internationaal befaamd, en misschien hebben ze een andere kijk op het koloniale verleden dan de diaspora)? Of kunnen we het stellen zonder de expertise die de leden van de Koninklijke Academie voor Overzeese Wetenschappen (KAOW) in de loop der jaren hebben opgebouwd?
We vragen dat het historische aspect wordt losgekoppeld van het politieke debat over actuele kwesties zoals het racisme en het beheer van het koloniale erfgoed
We vragen dat het historische onderzoek naar het koloniale verleden wordt toevertrouwd aan een onafhankelijke groep, waarvan de leden worden voorgedragen door instellingen zoals de hierboven genoemde, de Ares (Académie de recherche et d’enseignement supérieur de la Fédération Wallonie-Bruxelles), de VLIR (Vlaamse Interuniversitaire Raad) – de rectoren werden niet geraadpleegd – en de Congolese, Rwandese en Burundese universiteiten.
Onrealistisch
We willen ook dat aan deze groep een reeks specifieke vragen wordt voorgelegd, en dat de betrokken historici voldoende tijd krijgen om hun antwoorden voor te bereiden – de huidige termijnen zijn onrealistisch en de omvang van de taak zoals die thans is geformuleerd, is veel te groot.
We vragen vooral dat het historische aspect volledig wordt losgekoppeld van het politieke debat over actuele kwesties zoals het racisme en het beheer van het koloniale erfgoed (monumenten, eventuele schadeloosstelling, enzovoort). Een verzoeningscommissie heeft zeker ook zin, maar kan beter losstaan van historische onderzoek.
Historisch onderzoek kan onder geen beding worden geïnstrumentaliseerd door politieke confrontaties of door belangengroepen van welke aard dan ook.
De lijst met ondertekenaars vindt u op www.standaard.be/opinie