Profclubs worden emotieloze handelshuizen
PSG en Bayern München keken elkaar gisteren om 21 uur in Lissabon in de ogen in de finale van de Champions League. En dat was niet alleen een clash op het veld, maar ook en vooral naast de grasmat. PSG is een club van de nieuwe rijken. De Parijse topclub is volledig in handen van de emir van Qatar, Tamim bin Hamad Al Thani. Een steenrijke sjeik die ruim 1,1 miljard euro investeerde in transfers om de grootste prijs in het clubvoetbal eindelijk eens te kunnen winnen.
Bayern is een Duitse traditieclub met een duidelijke voetbalcultuur, inspraak van de supportersverenigingen en een stabiel aandeelhouderschap. Met dank aan de unieke 50+1regel in Duitsland. Hoewel die regel steeds meer uitgehold wordt, staat die er borg voor dat bij de meeste Duitse clubs de meerderheid van de aandelen niet bij externe investeerders of bedrijven terechtkomt.
Wie gisteravond op het veld won – Bayern was vooraf lichtjes favoriet – weet u inmiddels. Wie naast het veld wint, is al langer duidelijk. Daar volgen steeds meer clubs het PSG-model, waarbij ze uit opportunisme of financiële noodzaak kiezen voor een uitverkoop aan steenrijke, vaak buitenlandse investeerders. Die zien de voetbalclubs vaak louter als privéspeeltje of als verkoopvitrine in het piramidespel van de spelershandel.
In de vijf grote Europese competities zijn er amper 29 profclubs die zelf beschikken over een meerderheid van de aandelen
De cijfers spreken boekdelen. In de vijf grote Europese competities zijn er nog amper 29 profclubs die zelf beschikken over een meerderheid van de aandelen. De andere 69 ploegen in de Engelse Premier League, La Liga in Spanje, de Italiaanse Serie A, de Duitse Bundesliga en de Franse Ligue 1 zijn verkocht aan consortia, bedrijven en privépersonen. Bij 33 van de 69 verkochte profclubs gaat het om een buitenlandse partij, meldde deze week Voetbal International.
De jongste jaren is er vooral vanuit de VS interesse in de Europese topclubs. Twaalf teams zijn inmiddels Amerikaans bezit, met als laatste in de rij AS Roma. Dat werd onlangs verkocht aan de Amerikaanse miljardair Dan Friedkin, die voor 591 miljoen euro 86,6 procent van de aandelen in handen kreeg. Met dank aan een fikse coronakorting, meldde de Financial Times. Zonder de pandemie had Friedkin, in zijn vrije tijd onder meer stuntpiloot en filmregisseur, 750 miljoen moeten betalen.
En in België? In de Jupiler Pro League, bij uitstek een opleidingscompetitie voor de grotere landen, is de invasie nog groter. Als Waasland-Beveren straks verkocht wordt (er is alleen interesse van buitenlandse kandidaten) komt meer dan de helft van de Belgische clubs in 1A in vreemde handen. Nu al worden negen voetbalclubs in 1A (Beerschot, Cercle Brugge, KV Oostende, Eupen, Moeskroen, KV Kortrijk, OHL, STVV en Moeskroen) en vier clubs in 1B (Lommel, Westerlo, Union en Seraing) gerund vanuit het buitenland.
Het probleem? Veelal doen die investeerders dat niet voor het voetbalplezier, om eigen jeugdspelers op te leiden, of om die clubs sportief naar de top te loodsen. Neen, het einddoel is via spelershandel en later via een doorverkoop van de club nog rijker te worden waardoor veel clubs emotieloze handelshuizen worden. Of, als het gaat om sjeiks of oligarchen, om sportief succes te kopen. Daarom hoop ik dat Bayern gisteren won.
In ‘De Grote Markt’ duikt de economieredactie dagelijks in een opmerkelijke beweging in de economische wereld.