Een nieuwe sluipmoordenaar in Syrië
Het regime-Assad zet hulpgoederen in als een wapen om zijn militaire controle te versterken, schrijft Brigitte Herremans.
Het regime van president Bashar alAssad probeert de ernst van de covid19-crisis in Syrië via desinformatie en intimidatie te verhullen, maar de recente golf van overlijdens en ziektegevallen spreekt boekdelen. Vol ongeloof en angst laten Syriërs zich op de sociale media uit over de opmars van de pandemie, die nu vooral in Damascus woedt.
Het virus beheerste ook de gesprekken die ik de afgelopen weken met Syrische kennissen voerde. Allemaal
getuigden ze over talloze slachtoffers in hun omgeving, de meesten aan hun lot overgelaten. Een stille dood door schuldig verzuim van het regime. De pandemie maakt mensen wereldwijd bewust van hun kwetsbaarheid, maar burgers in Syrië worden ongemeen hard getroffen.
Willekeurige dood Overgeleverd aan de wreedheid van het regime en jihadistische groeperingen, leerden Syriërs de afgelopen tien jaar omgaan met extreme stress. Deze nieuwe ramp drijft de ontreddering op de spits. Zoals de Syrische auteur Khaled Khalifa in maart in de krant Ash-sharq Al-awsat beschreef, geeft het regime geen moer om burgers. ‘Hier en nu wachten Syriërs opnieuw op een willekeurige dood in een nieuwe gedaante. Ik ben een van hen. We werden als volk al met zoveel soorten dood geconfronteerd. Tienduizenden opperbeste jongeren vonden de dood door foltering. Steden werden verwoest door bombardementen. In deze eindeloze oorlog stierven meer dan een half miljoen mensen en werden miljoenen mensen ontheemd. De corona-epidemie verbluft ons vandaag in zijn nieuwe versie. Wij allemaal in Syrië wachten erop, gespeend van macht, kracht en zekerheid dat we het aankunnen.’
De snelheid waarmee het coronavirus de afgelopen weken oprukte en de nalatigheid van het regime, dat de initiële maatregelen die het nam snel
loste, wekten woede op, ook bij zijn aanhangers. Door het tekort aan medisch personeel en materiaal en de ontoereikende infrastructuur heersen chaos en paniek. Volgens de London School of Economics is er slechts capaciteit om 6.500 actieve gevallen te behandelen, wegens het tekort aan goed uitgeruste bedden op intensieve zorg. Officiële cijfers van 20 augustus maken gewag van 2.008 besmettingen en 82 overlijdens, waarvan de meeste in regimegebied. Oppositiegebied Idlib in het noordwesten en het Koerdische noordoosten zijn voorlopig minder sterk getroffen.
Onderzoeksjournalisten van Syria in Context schatten dat er voor elk geregistreerd covid-19-overlijden in Damascus, 50 tot 100 sterfgevallen niet worden gerapporteerd. Ze vrezen voor 60.000 tot 100.000 actieve besmettingen in die regio. Een grote uitbraak in het noorden zou een ramp zijn, omdat het leven van burgers daar geen stuiver waard is voor het regime.
Vernielingsdrang
In tegenstelling tot wat Damascus beweert, hebben de gebrekkige capaciteit en de tekorten aan beschermingsmateriaal en beademingstoestellen niet zozeer met internationale sancties te maken, maar alles met zijn sektarische beleid en vernielingsdrang. Zo heeft het regime in oppositiegebied systematisch ziekenhuizen gebombardeerd, gezondheidswerkers aangevallen en humanitaire hulp aan noodlijdende burgers onttrokken. Het Westen bleek niet in staat dat tegen te houden. Samen met Rusland misbruikte het regime een internationaal mechanisme om infrastructuur tegen bombardementen te beschermen via de uitwisseling van gps-coördinaten, cynisch genoeg om medische faciliteiten in de provincie Idlib te bombarderen. Dat blijkt uit onderzoek van de VN en The New York Times.
Uit angst om de toegang tot het land te verliezen, stemden de VN en veel humanitaire organisaties in met de dictaten van Assad, die eist dat humanitaire hulp uitsluitend via Damascus passeert. Ongewild dragen ze bij tot de ongelijke verdeling van hulp. De humanitaire respons is een gigantische operatie: 16 miljoen burgers, waarvan twee derde in oppositiegebied of in het buitenland, hebben hulp nodig. VN-organen zoals de Wereldgezondheidsorganisatie erkennen de realiteit, maar zien af van uitspraken over de nood aan betere toegang voor hulpverlening en de onbetrouwbaarheid van de regimecijfers over de coronacrisis.
Politiek manoeuvre
Het regime probeert de pandemie nu aan te wenden om de sancties van de EU en de VS, die onrechtstreeks de humanitaire sector treffen, te verlichten. Dat is een zoveelste politiek manoeuvre, dat niets te maken heeft met het welzijn van miljoenen burgers. De politisering van humanitaire hulp toont aan dat het regime hulpgoederen inzet als een wapen om zijn militaire controle te versterken.
In juli vochten Rusland en China in de VN-Veiligheidsraad nog een robbertje uit met de andere leden om alle grensovergangen met Turkije, Jordanië en Irak voorgoed voor humanitaire hulp te sluiten. Een ontoereikend compromis resulteerde in het behoud van een enkele grensovergang met Turkije in het noordwesten.
Op dit moment doet het regime vooral een beroep op zijn bondgenoten voor medisch materiaal. De VN hebben de hulp tijdens deze crisis nog niet aanzienlijk verhoogd. Mocht die hulp er komen, moeten de donoren dat aangrijpen om hun speelruimte en de druk op het regime te vergroten. De EU is, samen met de VS, een van de grootste donoren van de VN-hulpoperatie. Ze kan invloed uitoefenen om meer hulp bij burgers te krijgen.
Europa moet blijven inzetten op de verbetering van hulpverlening via onder meer de heropening van de grensovergang in het noordoosten. De tegenstand van Rusland en China maakt de slaagkans klein. Toch moet de EU deze anomalie blijven bestrijden, omdat donorfondsen weinig vermogen tegen de ongebreidelde moordlust van een regime dat niet alleen straffeloos honderdduizenden mensen de dood injoeg, maar er ook in slaagde om de VN te verlammen.
Een grote uitbraak in het noorden zou een ramp zijn, omdat het leven van burgers daar geen stuiver waard is voor het regime